Amper 3 maanden na de opening van de wereldtentoonstelling, vraagt Ghent Syndicate 1913 Ltd. het concordaat aan, een Engelse maatschappij, uitbater van het attractiepark en alle horeca aangelegenheden in de tentoonstelling, gesticht met een kapitaal van 10 miljoen. Op vrijdag 18 juli, in de namiddag had een officieuze vergadering plaats, onder het voorzitterschap van de heer Mees-Braun, Mhr. Masson, van Brussel, zette de toestand uiteen.
Mhr. Hallon, hekelde de boekhouder van de maatschappij.
Meesters Cauterick en Dauwe, advocaten van verscheidene schuldeisers, deden gelden dat het mogelijk zou zijn de goede trouw van de beheerders aan te nemen. Andere advocaten hekelden de vermindering van het kapitaal van 10 miljoen naar 2 miljoen.
Het Ghent Syndicate zal woensdag, 23 juli, de volgende voorstellen neerleggen tot het bekomen van het concordaat:
15% op 15 juli,
5% op 30 juli,
10% op 30 augustus,
10% op 30 september,
10% op 30 oktober,
dus in het geheel 50% van de schuldenlast.
De maatschappij is aan de tentoonstelling verschuldigd 1.050.000 Fr
en voor verschillende uitgaven, werken, verzekeringen enz… 150.000 Fr.
De andere schuldeisers zijn ondernemers, leveranciers, enz… De schuld bedraagt tezamen 2 miljoen Fr, waarvan een gedeelte betwist wordt. De lijst van schuldeisers in het dossier Ghent Syndicate 1913 Ltd.
Er scheen een stroming te bestaan ten voordele van het toestaan van het concordaat, daar enkele advocaten meenden dat de schuldeisers er belang bij hadden de ontvangsten niet te belemmeren.
Het proces startte op 31 juli 1914, Ghent Syndicate 1913 Ltd had toen nog amper 3.271 frank van de 10 miljoen frank in de kassa zitten, door het uitbreken van de eerste wereldoorlog werd de uitspraak pas gedaan op 13 juli 1923.
Of de volledige bedragen ooit zijn terug betaald aan de expo en de leveranciers is tot op heden onduidelijk, waarschijnlijk niet, wetende dat bij het proces van de ongevallen op de Scenic Railway van 12 juni 1914, de drie betichten Wilfried Horsmann, Alfred Backer en Lot Morgan, alle drie Engelsen, waren toen al niet verschenen en waar zij voor het ogenblik zijn weet niemand.
De ondergang van Ghent Syndicate 1913 had verschillende redenen, eerst de zware ongevallen met een dode en verscheidene gewonden op de Scenic Railway, de vele dagen met slecht weer en de grootste oorzaak lag waarschijnlijk in de miskenning van het Vlaamse volk. Daar zij het monopolie bezaten; op de attracties en de meeste horeca aangelegenheden in de tentoonstelling, betekende dit de ondergang van het attractiepark.
Wat waren de gevolgen van dit faillissement voor de wereldtentoonstelling?
Op 22 augustus kwamen een deurwaarder met zijn knechten, zijn griffier en politiecommissaris Braet naar het scheef huis, met de bedoeling te kassa en de attractie in beslag te nemen De eigenaars van de attractie boden flink weerstand toen men de kassa wou aanslaan, politiecommissaris Breat geraakte zelfs gewond aan zijn handen. Uiteindelijk werd de kassa in beslag genomen en enkele minuten later stond het scheef huis reeds te koop. In de nabijheid van het scheef huis, stond nog een attractie, Isis genaamd. Zonder aarzelen legden dezelfde beoefenaars der openbare macht er ook beslag op, maar de kassa konden ze niet bemachtigen.
Aan de Waterchute was het ook al mis, daar was ook een brigade van rechtsdienaars, vergezeld van de commissaris Piron. Omwille van de grote massa volk in de bootjes, kon men deze attractie niet zomaar sluiten, men vreesde voor geweld omwille van de grote volkstoeloop aan de Waterchute.
Door de verlatenheid van het attractiepark, na de sluiting en in beslagnames, besloot de expo organisatie te besparen en werd de ingang aan de Leopold II laan gesloten, daar werkten 12 brigadiers en 4 kassamedewerksters. Deze beslissing viel niet in goede aarde bij de bezoekers en de tentoonstellers en er werd een petitie opgemaakt door de buurtbewoners en de belangrijkste handelaars, die uiteindelijk niks aan de beslissing veranderde, waarin men vermelde dat deze ingang het korst bij gelegen was voor de mensen die van het Sint-Pieters station kwamen en dat er nu geen enkele ingang meer was van aan de citadellaan tot aan de hoofdingang, alleen die van de Fortlaan, die helemaal achterin gelegen was. Vele handelaars hadden extra kosten gemaakt omwille dat daar de ingang was, alsook de mensen en zaken die binnenin de tentoonstelling daar hun plaatsen hadden gehuurd en hun prijzen ook hoger lagen door de nabijheid van de ingang.
Door de sluiting van die ingang, werd deze plaats nog meer verlaten, bijna doods zelfs.
Hieruit mag men dus concluderen, dat het attractiepark, de flop van 1913 was, die tevens aan de stad Gent en de inrichters meer dan 1 miljoen frank had gekost en dan nog eens bijna 950.000 aan de leveranciers.
Bronnen :
Rijksarchief gent: Dossier Ghent Syndicate 1913 van 9 augustus 1913, toegang R150 nrs? 867 + 868
Het Handelsblad 23 07 1913
Het Handelsblad 24 07 1913
Het Volk 23 08 1913
Het Laatste Nieuws 13 09 1913