Oud Vlaendren Algemeen overzicht


Het zou de ziel van een kunstenaar en de pen van een dichter nodig hebben om deze prachtige evocatie van de kleine Vlaamse stad te beschrijven en te zingen.
Het Oude Vlaanderen,  het verdwijnend Vlaanderen was, met zijn weelderige en traditionele charme, met zijn edelstenen en brocades, maar ook met  zijn openhartige eenvoud, met zijn hooghartige moed en zijn lange vrome gebeden, hun degens trillen en psalters voor de stille illuminaties, wat een ontroering tegelijk aangrijpend en voortreffelijk! Wat een ideale herinnering in onze eeuw van prozaïcatie en soms hysterische lelijkheid!
Waar zijn we? Zijn we in Gent, Brugge, Furies, Ieper? het land van tulpen en windmolens waarin hun onbewogen grijze silhouetten op een fluwelen hemel lamé lood en wolken of er, in Frans-Vlaanderen, dat ooit de onze Vlaanderen en, waar nog steeds van dromen van de mensen en steden van toen?
Deze  kant, deze starre belforten, zoals herauten, bewakers van de privileges van onze steden, de torens en slanke vormen die stijgen naar de hemel, als het momentum van het geloof van grote heldhaftige ras , dit alles poëzie, zijn deze illusies van een geïnspireerde mystiek, of het resultaat van een vreemde droom, bedacht in een nacht van delirium? … is het een plotselinge terugwijkende luchtspiegeling, onvoorstelbaar teleurstellende nadering van de droom? Nee, het graniet rilt met het geluid van echo’s, de belletjes klappen achter de schermen van de torens; en is er, gehelmde een blauwige pluim, schoorstenen liggen op de zee van rode daken, de schaduw van hun uniform structuren …  een vrouw is gewoon verdwenen om de hoek van een steegje; groepen burgers slenteren over de gebeurtenissen van de dag; verderop zijn er kreten van kinderen die mopperen; elders is het het silhouet van een jong meisje dat de altaar speelt achter een patricisch balkon. We zijn thuis, we zijn in Vlaanderen.

In de dagen van de lente, de zomer ’s ochtends als’ s avonds in oktober, met wat een vreugde we genoten van de prachtige plezier van melancholie en droom van dwalen in deze klappen door de eeuwen heen …
Bij het verlaten van de drukte van de machinehal, schrille en dissonante kreten van amusement effen of afscheuren van  Avenue de Belvedere, de indruk was intens voor degene die, ontsnappen in het dorp, tot stand gebracht tussen de gevoeligheid en zo, de band van sympathie. Dit is het gevoel dat Firmin Van den Bosch tot uitdrukking bracht voor de monumenten van het oude Gent, de ruïnes van St. Bavo, als in de steegjes van het Begijnhof. In deze “koninkrijken van de stilte”, die een langzame, gedempt leven zweefde, de antithese was voortreffelijk tussen het begin van het leven, en verdrongen enerverende waar we er dwarrelden voor een moment en voelt gekalmeerd en kalmerende die we voelden baadde plotseling, doordringend in deze evocatie zo getrouw als artistiek van het verleden van onze lieve Vlaanderen.
Maar Oud-Vlaanderen was niet alleen een poëtische en artistieke evocatie; ze had haar uren en dagen van vreugde; men zou zich geen Vlaamse stad zonder beurzen voorstellen; de droom moest wijken voor de levende en lawaaierige realiteit. “Dus schreef F. Van Denbosch de Maagd van Gent , de openheid en de droom van de ogen, een populaire schets flirten en slikt ruien ” dubbele “geïmproviseerde tafels in de voorkant van de kroegen. De stap in het ritme, ze volgt de muziek van  die door plaatsen en straten zwerven; ze eet krabben en oliekoeken; ze stopt voor de schragen van de straatzangers; en voor het belfort, naar het geluid van sommige polkas of mazurkas gespeeld door de gemeenschappelijke muziek, , in de atmosfeer verzadigd met stof.
 
Wat was het leven van vroeger in Vlaanderen, wat waren onze steden en dorpen, anderen beter geïnformeerd en competenter hebben het beschreven; het zou vermoeden zijn om in hun voetsporen te treden. Bovendien heeft de Heer Victor Fris had een boeiende tafel in de prachtige brochure uitgegeven door de organisatoren van de Old Flanders in de tentoonstelling 1913 opgesteld.
De onderneming van het oude Vlaanderen was onafhankelijk van die van de Wereldtentoonstelling; het bestuurscomité was samengesteld uit MM. Henry de Smet Naeyer Andre Lauwick en Norbert Van Waesberghe, bijgestaan ​​door Valentin Vaerwyck, de restaurateur architect van het Belfort van Gent.
Voor de uitvoering van het contract tussen Oud-Vlaanderen en de Wereld Expo delegeerde het Directiecomité een van zijn directeuren, de heer Joseph Casier. Niettegenstaande zijn absorberende functies om de eerste tak en de “Oude Kunst in Vlaanderen,” hij aarzelde niet om te helpen bij een bedrijf bedoeld om de Vlaamse verleden te verheerlijken.
De heer Valentin Vaerwyck werd aangesteld om de plannen op te stellen; het voorontwerp werd goedgekeurd op 1 augustus 1911; in december werden de definitieve plannen opgesteld na een overzicht van alle gevels die werden gekozen om te worden gereproduceerd.
De heer Armand Heins was de auteur van de drie diorama’s; het album van zijn schetsen van Vlaanderen werd ter beschikking gesteld van de commissie van Oud-Vlaanderen.
De werken, gestart op 1 mei 1912, werden uitgevoerd door de heer Emile Wyckaert en eindigden voor de opening van de Wereld Expo.
Alle werken in Staff procedeezijn uitgevoerd door MM. Cornelis, broers en door Oscar Sinia, beeldhouwers in Gent; M. Blanquaert maakte het artistieke ijzerwerk; René De Cramer ontwierp de affiche die een wonder in zijn soort was en schilderde de vlaggen die zijn blij om het ontwerp, de verscheidenheid en bewonderenswaardige uitvoering te laten.
De initiatiefnemers van het Oude Vlaanderen, in de eerste plaats moeten we de heer Maurice Smet Naeyer te noemen, heeft  aan fantasie niet tekort gegeven in deze synthetische reconstructie van het stadje van weleer. Elk gebouw en elk huis werd gekozen na een zorgvuldige selectie van de architectonische schoonheden van het Vlaamse land; elk van hen was, voor zover mogelijk, de getrouwe reproductie van een bestaande of gesloopte constructie. Ze worden gekozen uit de meest karakteristieke types van Belgisch, Frans en Zeeuws Vlaanderen.
 
De wijk Oud-Vlaanderen besloeg een oppervlakte van meer dan vier hectare met een dubbele ingang, één buiten, de andere binnen de tentoonstelling.
 Het was gericht op de Avenue Militaire; het reproduceerde de ingang van het vroegere Grote Begijnhof, gebouwd in 1660 en afgebroken in 1878; aan beide zijden, de Penshuizekens, darmhuizen van de zestiende eeuw, gesteund door de Grote vleshuis van Gent, vervolgens gesloopt en door de Commissie van monumenten van de stad Gent terug heropgebouwd