Oscar Van de Voorde (1871-1938)

Gent: jeugd en opvoeding

Oscar Henricus Van de Voorde was een Gentse architect en meubelontwerper en werd geboren in de Zaaimanstraat nr. 3 op 19 november 1871 in Gent.1 Hij overleed in dezelfde stad op 11 juni 1938. Hij was het tweede kind van Jacobus Theodorus Van de Voorde, kamslager2 en winkelier, en van Leonia Gobert, mutsenmaakster en huisvrouw. Het gezin Van de Voorde had naast Oscar nog vier kinderen; een oudere dochter, Alice (1870-1950), twee jongere dochters, Elvire (1874-1962) en Augusta (1879-1958), en een jongere zoon Albert.3 Met zijn broer Albert zal Van de Voorde verschillende opdrachten uitvoeren. Oscar Van de Voorde zelf bleef zijn hele leven ongehuwd en had geen kinderen.4

Over de jeugdjaren van Oscar Van de Voorde is weinig bekend. Hij verhuisde op jonge leeftijd van de Zaaimanstraat, een straatje dat de Sint-Margrietstraat verbond met de Schipgracht maar nu niet meer bestaat, naar het Sint-Veerleplein. Van de Voorde liep school op de Rijksmiddelbare school en vervolgens op het Koninklijk Atheneum in Gent. Tijdens zijn middelbare studies volgde hij eveneens lessen aan het conservatorium waar hij viool en piano speelde en trok hij naar de tekenacademie.5
In zijn vrije tijd was Van de Voorde actief als roeier in de Club Nautique de Gand.6

Koninklijke Academie voor Schone Kunsten Gent

Voor Van de Voorde naar de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Gent trok, liep hij school aan het conservatorium van Gent waar hij een opleiding volgde tot violist en pianist. In 1887 schreef hij zich aan de academie van Gent in voor het vak ‘Antiek Hoofd’, gedoceerd door kunstschilder Louis Tytgadt. Twee jaar later veranderde Van de Voorde van studierichting. Hij volgde de cursus ‘Bouwkunde’ bij architect Charles Verspiegel. De vroegste ontwerptekeningen van zijn hand7 vertonen een classicistische inspiratie. Zo ontwierp hij in die stijl een landelijke kapel verbonden aan een pastorie (1892), een gendarmerie (1892) en een theater (1894).8
In 1890-1892 zal hij zich verder bekwamen in de bouwkunde bij architect Joseph De Waele. Ten slotte zat hij tijdens het academiejaar 1891-1892 in de hoogste klas bouwkunde, onder leiding van de Gentse architect Charles Van Rysselberghe.9

Oscar Van de Voorde en andere Gentse architecten

Het daaropvolgende academiejaar, 1892-1893, was cruciaal voor Van de Voorde. Het was zijn afstudeerjaar als bouwkundige. In hetzelfde jaar nam hij deel aan het ‘Grand Concours Sexennal d’Architecture’, waar hij bekroond werd tot laureaat en wat hem tegelijk zijn diploma opleverde. Als laureaat ontving hij gedurende drie jaar een beurs om studiereizen te maken.10 Zo trok hij onder andere naar Frankrijk en Italië waar hij zijn studies verder zou vervolmaken. Daarnaast ontving hij ook een subsidie van de provincie Oost-Vlaanderen. 11

Het is niet duidelijke in hoeverre deze studiereizen hebben bijgedragen aan zijn opleiding als architect. In de correspondentie tussen Van de Voorde, de stad Gent en de provincie Oost-Vlaanderen gaat hij hier niet dieper op in. Zelf vermeldt hij bijvoorbeeld nooit de plaats waar hij zijn studies vervolmaakte.
De jaren nadien bleef Van de Voorde les volgen aan de Academie van Gent. In het academiejaar 1894-1895 werd zijn werk als ‘uitmuntend’ beschouwd voor het vak ‘Middeleeuwse Bouwkunde’ van Charles Van Rysselberghe, een vak dat hij het jaar daarop voltooide.12 Daarnaast behaalde hij ook in hetzelfde academiejaar een eerste prijs in Romaanse en Gotische bouwkunst. Ontwerptekeningen van een gemeentehuis waaraan een vredegerecht verbonden is, tonen een duidelijke neogotische inspiratie.13

In 1896 ondernam hij een tweede studiereis, deze keer naar enkele Duitstalige steden:

Je reprends mes voyages et passe dans quelque villes intéressantes de la Suisse Allemande. Je reste à Berlin, Munich, Dresde, Aix-la-Chapelle, centres très intéressants pour mes études.”14

Eens terug in Gent kreeg hij een korte lesopdracht en werd hem een stageplaats toegewezen bij de Koninklijke Commissie voor Monumenten.15 In 1898 diende Van de Voorde een laatste keer een verzoek in voor het derde en laatste deel van zijn studiebeurs.
Waarschijnlijk trok hij deze keer naar Wenen, al is dit niet met zekerheid geweten.16

Volgens F. De Smet zou Van de Voorde zijn studie vervolledigd hebben in Parijs en in Wenen van 1894 tot 1897.

(…) hij werd laureaat uitgeroepen van den grooten prijskamp voor bouwkunde en dat liet hem toe zijne studiën te vervolledigen te Parijs en Weenen gedurende de jaren 1894 tot 1897.”17

Dit wordt gedeeltelijk bevestigd in het Livre d’or de l’Exposition Universelle et Internationale de Gand bij de korte biografische nota’s over Van de Voorde:

(…) hij deed zijn studies in Gent en in Parijs en interesseerde zich dan in het bijzonder voor de moedige inspanningen in München (…) na talrijke studiereizen in het buitenland (…) (vert.)”18

Daar zou Van de Voorde in contact gekomen zijn met de Wiener Secession en leerde hij het werk van Otto Wagner (1841-1918) kennen die op dat ogenblik leraar bouwkunde was aan de Academie van Wenen. Wagner was bepalend voor de moderne architectuur in Oostenrijk maar ook in Europa.19

De invloed van Wagner zou ook merkbaar zijn in het werk van Van de Voorde. Er kan een evolutie onderscheiden worden tussen zijn vroegere en latere werk. Wanneer hij in zijn beginperiode voornamelijk de zuiver organische Art Nouveaustijl hanteerde, zal hij in zijn latere werken gebruik maken van een meer strakkere stijl waar geometrische versieringselementen primeren.20 Deze Weense invloed is vooral duidelijk te zien bij de deelname van Van de Voorde aan de eerste tentoonstelling voor decoratieve kunsten in Turijn in 1902. Nochtans trekt Wyffels deze directe Weense beïnvloeding in twijfel. Zij argumenteert dat Van de Voorde afstudeerde in 1894, het jaar waarin Otto Wagner (1841-1918) tot professor bouwkunst aan de academie van Wenen en schreef hij zijn Moderne Architektur, een essay bedoeld voor zijn studenten en bepalend voor een jonge generatie architecten. Eind 1898 werd Van de Voorde benoemd als leraar aan de academie. Het is dus volgens Wyffels weinig waarschijnlijk dat hij tijd kon vrijmaken voor buitenlandse studiereizen dus sluit zij een directe beïnvloeding uit.21 Waarschijnlijk leerde Van de Voorde de nieuwe ontwikkelingen via vaktijdschriften kennen.

Van de Voorde werd in 1898 aangesteld als docent aan de Koninklijke Academie van Gent en tenslotte ook als directeur in 1922. Hierdoor zorgde hij voor verschillende hervormingen binnen het architectuuronderwijs die reeds door Jean Delvin (1853-1922), van 1902 tot 1922 directeur van de Academie, in gang werden gezet.22 Zij wilden voornamelijk de opleiding meer praktijkgericht maken en eendracht onder kunstenaars bekomen. Uiteindelijk ging Van de Voorde in 1935 op pensioen.23

Naar de rol van Van de Voorde als docent aan de academie kan verder onderzoek noodzakelijk zijn. De archieven van de academie worden bewaard in het stadsarchief van Gent en zijn volledig geïnventariseerd.

Hervormingen architectuuronderwijs

De hervormingen van het architectuuronderwijs werden al door Jean Delvin (1853-1922) ingezet. Delvin was van 1902 tot 1913 officieel hoofd van de Academie van Gent.24 Delvin bleef deze functie echter tot 1920 ad interim waarnemen. In 1920 werd hij door Van de Voorde opgevolgd als waarnemend directeur. Uiteindelijk werd Van de Voorde in 1922 definitief aangesteld als hoofd van de Academie.25

De kunstenaar Jean Delvin werd op 9 juni 1853 geboren in Gent. Zijn vader, Jean-Baptiste Delvin, was een huisschilder van beroep.26 Delvin schilderde voornamelijk genrestukken, landschappen en historieschilderkunst. Later zal hij voornamelijk paarden en dieren afbeelden. Naast schilderijen maakte Delvin tekeningen in houtskool en etsen.27

Delvin is één van de stichtende leden van het progressief Brussels kunstenaarscollectief, Les XX. Samen met stadsgenoten en schilders Théo Van Rysselberghe (1862-1926) en Gustave Vanaise (1854-1902) was hij de drijvende krachten van de vereniging. Delvin zal echter in 1886 zijn ontslag indienen en was niet langer lid van Les XX. Zijn werken zouden namelijk niet overeenkomen met de visie van de vereniging.28

Vanaf 1881 was Delvin professor aan de Gentse academie. Hij doceerde er de vakken ‘grondbeginselen’, ‘levend model’ en de meer algemene opleidingsonderdelen ‘staatkundige geschiedenis’ en ‘algemeene kunstgeschiedenis’. In 1902 werd hij uiteindelijk benoemd tot directeur ad interim van de academie.29

Het is onder zijn directeurschap dat de Academie van Gent uitgroeide tot één van de belangrijkste academies van het land.30 Delvin zal een grondige hervorming van de academie bewerkstelligen. Hij ging te werk op een moderne manier. Zo liet hij onder andere een vergelijkende studie uitvoeren van alle Belgische academies waardoor hij het studieprogramma kon aanpassen naar eigentijdse noden.31

De visie van Delvin op het kunstenonderwijs was zeer progressief. Hij organiseerde nieuwe cursussen die voordien ongebruikelijk waren zoals ‘geschiedenis van het ornament’ en ‘decoratieve kunst’. Ook binnen het architectuuronderwijs voerde hij een hervorming door. Maar ook vrouwen waren welkom aan de academie, iets wat ongezien was in België. De hele kunstscène werd voornamelijk gedomineerd door mannen.32 Delvin had ook aandacht voor moderne kunst en behandelde die in zijn lessen.

Van de Voorde hervormde het architectuuronderwijs verder wanneer hij benoemd werd als directeur. Zo zal hij de opleiding tot bouwkundige met twee jaar verlengen, van vijf naar zeven jaar. Om toegelaten te worden tot de klas bouwkunde, moest men eerst drie jaar tekenlessen gevolgd hebben.33

Wanneer Van de Voorde op pensioen ging, werd de Oscar Van de Voorde-prijs in het leven geroepen. Deze prijs werd uitgereikt binnen de afdeling sierkunsten en niet binnen de afdeling architectuur. Dit toont aan dat de decoratieve kunsten Van de Voorde na aan het hart lagen. De Oscar Van de Voorde-prijs is een prijs die tot op vandaag bestaat maar nu overgeheveld is naar het Stedelijk Kunstinstituut.34

Groepsfoto genomen in de ingang van de Academie bij het aftreden van Oscar Van de Voorde als directeur, 1935

Kunst en Kennis

Oscar Van de Voorde stichtte tijdens zijn studieperiode aan de Academie van Gent de oud-leerlingenkring van de Academie ‘Kunst en Kennis’. De voorbereidende vergaderingen voor de oprichting van de vereniging gingen reeds in 1895 van start. De feitelijke start begon pas vanaf 1896.35 Van de Voorde werd voorzitter van de kring en bleef dit tot 1935.36

De vereniging organiseerde verschillende activiteiten van uiteenlopende aard. Zo werden studiereizen en uitstappen gemaakt, werden lezingen en voordrachten gegeven, er werd een tijdschrift en jaarboek uitgegeven en er werden tentoonstellingen gehouden.
Het eerste nummer van het tijdschrift verscheen op 1 maart 1903 en had voornamelijk als doel:
“Om onze leden en lezers op de hoogte te houden van al de werkzaamheden der maatschappij, om al wat op kunstgebied ons ter oore of onder het oog komt bekend te maken, hebben wij dit blad gesticht met de hoop er uitbreiding te mogen aan geven, en aldus het nuttige doel onzer stichting te bereiken.”37

In het eerste nummer verscheen een uitgebreid artikel ‘Over Sierkunst. Een inleidend woord over de binnenversiering van het huis’ , geschreven door de Gentse kunstschilder en graficus Jules De Praetere (1879-1947). In zijn artikel bekritiseerde De Praetere vooral de ‘wansmaak’ van de binnenhuisinrichting en het toepassen van allerlei onpraktische ornamenten. Ook het ontbreken van een huiselijke sfeer werd door hem aangekaart:
‘Wanneer we nu eens terugblikken of soms nog een binnenhuis van vroeger te zien krijgen, dan moeten we wel bekennen, dat er onder opzicht van gezelligheid, van huiselijkheid, eene groote verandering gekomen is. Alles draagt heden den stempel van ons strijdend-economisch leven en laat wel de onverschilligheid voelen, welk ieder in het algemeen genomen, voor zijn levensnest, voor zijn huis heeft. Onze woonplaatsen zijn kleurloos, ontbloot van die intieme schikking van voorheen, en ieder voorwerp, dat tot meubileering dient, draagt de naaktheid der onkunst (…)

Ik wil hier maar eene typische plaats aanhalen, waaraan iedereen zijne beste zorgen wijdt en die goed de weerspiegeling geeft van onze tegenwoordige samenleving: namelijk de praalkamer of het <>. Die plaats (…) heeft eerst en vooral zoo’n treurige, muffe atmospheer van ongeslotenheid, dat men bij het binnentreden in zulke plaats de ongezelligheid, verlatenheid en doodsheid op zich voelt wegen (…)

(…) feiten zijn er in overvloed om te bewijzen hoe weinig men tegenwoordig in zijn huis de plaatsen praktisch kan bewonen (…) men zou beter de <> vervangen door aangename kamers, logisch versierd, waar gansch de familie zou vergaren, waar het familieleven beter zou bloeien, dan alles op te offeren aan ijdele pronkerij en te schuilen in eene kookplaats welke dan soms nog niet <> is. Neen, we moeten plaatsen hebben, welke glanzend zijn van leven (…)’38

Verder in het artikel ging De Praetere dieper in op het meubel en hoe deze volgens hem moeten ontdaan worden van elk ‘onpassend ornament’:
‘Onze woonplaatsen moeten, evenals stoelen, tafels, kasten, of andere voorwerpen, dat wij noodig hebben voor ons dagelijksch leven, sterk, praktisch en vooral schoon zijn, schoon omdat ze niet beklad of geschonden zullen zijn door het eene of ander onpassend ornament; de tijd is gekomen (…) dat het voorwerp geen masker moet dragen om er te kunnen wijzen, dat het er beter uitziet, dan het werkelijk is. De vormen onzer meubels zullen praktisch en vooral logisch zijn; overvloedige ornamenten zien we toch altijd verwijderen door het gebruiken en het eenvoudige, leidt dikwijls tot het schone.’39
Tenslotte had De Praetere kritiek op de woninginrichting van zowel de hogere burgerij als van de beroepsbevolking. Overal zag hij dezelfde kwalen terugkeren. Ook de woonprogramma’s voor de arbeiders kon op weinig bijval rekenen:
‘Want tegenwoordig zie ik huizen bouwen soms maar goed om vee in te stallen’40

Maar ook Van de Voorde schreef verschillende bijdragen voor het tijdschrift. In zijn artikels ging de aandacht vooral naar de kunstnijverheid met onder andere artikels over meubelmakers en beeldsnijders, metselaars en timmerlieden.

In zijn artikel ‘Onze Kunstnijverheden. Meubelmakers en Beeldsnijders’ trok Van de Voorde voornamelijk van leer tegen het belang van de prijs bij het maken van meubelstukken en hoe de kwaliteit van het meubel achteruit ging:

‘In onze hedendaagsche meubelmakerij, schijnt dikwijls de prijs het belangrijkste. Op handelsgebied is men er inderdaad in gelukt, dank aan de mekanieken, meubelen te vervaardigen welke door hun bedriegelijk opzicht pronkmeubelen schijnen van ongelooflijke prijzen. Het snijwerk zelf is dikwijls gestampt, geprent of gegoten en de schijn van eene oppervlakkige kunstwaarde doet het gebrekkig werk over het hoofd zien daar de prijs ook bedriegt: het meubel schijnt immers van waarde en kost nochtans maar weinig. Voor de kenners (helaas, waarom zijn al de koopers niet meer bekwaam te oordelen), zijn zulke meubelen bespottelijk!

Een eenvoudig, practisch, karaktervol meubel van schoonen vorm, moet ten onzen tijde niet meer kosten als de gezochte hedendaagsche meubelen. (…) Het hedendaagsche oppervlakkige vindt het publiek er niet meer in: men schijnt in eene woestijn te prediken als men van eenvoud in een meubel spreekt.

De meubelmaker was vroeger de schepper zijner meubelen. Thans schijnt dit onmogelijk; het is eene uitzondering van een meubel te vinden van goeden vorm door den meubelmaker samengesteld.’41

Naar aanleiding van het eenjarig bestaan van de kunstkring werd door het bestuur een jaarboek uitgebracht waarbij verschillende leden een artikel publiceerde. Ook Oscar Van de Voorde schreef een essay met als titel Over de Nieuwe Kunst. Hierin trachtt hij uit te leggen hoe nieuwe kunst kan ontstaan. Zo dacht hij dat de kunst een uitdrukking was van :

‘(…) den zielentoestand van een volk en het is niet mogelijk de kunst te scheiden van de levenswijze waarin dit volk zich ontwikkelde.’ 42

Toch was Van de Voorde van mening dat er nagedacht werd om een nieuwe kunst tot ontwikkeling te laten komen ook al is dit niet eenvoudig.

‘De afzonderlijke gevallen van kunstwerken welke het zoeken naar nieuwe voorwerpen voortbrachten, zijn soms wel belangrijk maar nooit invloedrijk genoeg om eene nieuwe kunst te laten voorzien.’ 43

Volgens Van de Voorde mogen kunstenaars die actief zijn binnen verschillende disciplines zeker niet aanzien worden als onwaardig. Alleen wie zich laat leiden door oprechte gevoelens kan kunst ontwikkelen.

‘Het is eene gewoonte geworden aan te nemen dat het niet onwaardig van een kunstenaar is, een meubel, eene vaas, eene tekening van tapijt of andere nijverheidskunstvoortbrengsel te ontwerpen. Dit zoo zijnde, zien wij een ontelbaar getal schilders, beeldhouwers, bouwkundigen en teekenaars, alle soorten van voorwerpen voortbrengen welke helaas soms zoo ongelukkig komen schuilen onder de naam van <>. (…) Laten wij ons dus nooit meeslepen door eene kunst zonder overtuiging, zonder natuurlijk gevoel.’ 44

In zijn betoog bleef Van de Voorde bevestigen dat de ontwikkeling van een Nieuwe Kunst samenging met een ontwikkeling van het volk., al zag Van de Voorde het niet al te positief.

‘Daar de kunst echter samengaat met de ontwikkeling van een volk, zoo spreekt het, dat misschien wel maar eene nieuwe kunst zou kunnen ontstaan met eenen nieuwe zedelijken en philosophieken staat van dit volk. Eene nieuwe eerlijke kunst kan onmogelijk te zamen gaan met het valsche, kunstmatige leven van onze tijd. (…) Ieder tijdvak heeft zijn kunst.’ 45

Van de Voorde besloot dat bouwkundigen zoals hijzelf moeten lijden om de weinig onontwikkelde smaak van het publiek en legt de verantwoordelijkheid bij de kunstenaar.

‘De bouwkundigen lijden vooral onder den algemeenen weinig ontwikkelden staat in kunst van het publiek. De bouwkundige moet leven en moet zich laten overhalen een huis te maken met pronkkamer Louis XVI, renaissance, of anderen hedendaagschen smaak, welke zij den kunstenaar bevelen. Het is de kunstenaar natuurlijk die het publiek zou moeten doen verstaan wat schoon is, maar dit gelukt weinig of nooit. Enkel een samenhang van kunstbegrip tusschen de kunstenaars zelve van alle vakken kan eene beweging doen ontstaan.’ 46

Realisaties

Het oudste gerealiseerde werk dat van Van de Voorde gekend is, is het interieur van restaurant Cambrinus aan de Vlaanderenstraat uit 1897 dat hij samen met de Gentse architect Albert Van Huffel (1877-1935) zou ontworpen hebben. Dit interieur was één van de eerste voorbeelden van de art nouveau in Gent.47

Nadien werkte Van de Voorde voornamelijk aan kleinere opdrachten en nam hij deel aan verschillende tentoonstellingen van bijvoorbeeld Kunst en Kennis. Maar ook op internationale tentoonstellingen was werk van Van de Voorde te zien.

Zo liet hij tijdens de wereldtentoonstelling in Brussel in 1910 een modelwoning optrekken die hij later voor zichzelf liet heropbouwen in Deurle. Ook Kasteel Carelshof in Sint-Amandsberg is een ontwerp van Van de Voorde uit 1911.

In 1909 werd Van de Voorde aangesteld als hoofdarchitect voor de wereldtentoonstelling van 1913 die in Gent georganiseerd werd.
Hij tekende er de indeling van het terrein, bepaalde de plaats van de verschillende afdelingen en paviljoenen én hij ontwierp de belangrijkste gebouwen.48

In 1913 ontwierp de architect een atelier en woonhuis voor schilder Domien Ingels in Drongen in dezelfde stijl als zijn eigen cottage. Ook Villa Les Zéphyrs in Westende heeft stilistische gelijkenissen.49 Van de Voorde was daarnaast betrokken bij verschillende verbouwingen van bestaande gebouwen zoals bij Villa Les Bruyères in Ronse.50

Een andere belangrijk gebouw in Gent van zijn hand, is de Belgische Bank van de Arbeid gelegen aan de Volderstraat. De bouw vatte in 1921 aan. Daarnaast ontwierp Van de Voorde nog ander bankgebouwen. Zo ontwierp hij ook de Bank van Vlaanderen aan de huidige Universiteitstraat. Momenteel staat enkel nog de gevel overeind. Ook in het buitenland zou hij bankgebouwen ontworpen hebben. 51

Rond dezelfde periode als de Bank van de Arbeid ontwierp Van de Voorde het Kasteel Blekkervijver in Aalter waarvan het interieur compleet verbouwd is.52

Daterend van 1925 is het appartementsgebouw Parc Résidense, gelegen vlakbij het Gentse citadelpark dat wordt beschouwd als één van de eerste appartementsgebouwen in Gent.53

Daarnaast was Van de Voorde werkzaam als architect bij de Gentse Maatschappij voor Goedkope Woningen die in 1904 was opgericht om te zorgen voor een betere huisvesting van de arbeiders in het Gentse. In 1919 nam Van de Voorde van Charles Van Rysselberghe, die tot dan aan het hoofd van de naamloze vennootschap stond, de functie van directeur over. Hij ontwierp in opdracht van de Maatschappij voornamelijk tuinwijken, een urbanisatiemodel ontstaan in Engeland. 54

Via de online inventaris van het Vlaams agentschap van Onroerend Erfgoed kan een complete lijst van het oeuvre van Van de Voorde teruggevonden worden.55 Ook in de publicatie van Anthony Demey is een heel hoofdstuk gewijd aan het werk van Van de Voorde.56

Bronnen :
OSCAR VAN DE VOORDE (1871-1938) Meubel- en interieurontwerper : Thomas De Keere
1 Burgerlijke stand Gent, F° 631, nr. 3784: Geboorteakte van Oscar Van de Voorde.
2 Een kamslager is een vervaardiger van weverskammen (Van Dale, groot woordenboek der Nederlandse Taal) 3 Anthony Demey, Oscar Van de Voorde. Architect (1871-1938), Gent 1997, pp. 7-9.
4 Anthony Demey, Oscar Van de Voorde. Architect (1871-1938), Gent 1997, p. 6.
5 Leen Wyffels, De wereldtentoonstelling te Gent in 1913. Een architektonische evaluatie van het werk van Oscar Van de Voorde, lic. diss. Universiteit Gent 1979, p. 66.
6 Anthony Demey, Oscar Van de Voorde. Architect (1871-1938), Gent 1997, p. 9.
7 Bij zijn vroege ontwerpen signeerde Van de Voorde zijn tekeningen op de Franse manier waarbij zijn familienaam in één woord geschreven werd.
8 Leen Wyffels, De wereldtentoonstelling te Gent in 1913. Een architektonische evaluatie van het werk van Oscar Van de Voorde, lic. diss. Universiteit Gent 1979, pp. 66-67.
9 Anthony Demey, Oscar Van de Voorde. Architect (1871-1938), Gent 1997, pp. 9-11.
10 Anthony Demey, Oscar Van de Voorde. Architect (1871-1938), Gent 1997, pp. 9-11.
11 Anthony Demey, Oscar Van de Voorde. Architect (1871-1938), Gent 1997, p. 11.
12 Anthony Demey, Oscar Van de Voorde. Architect (1871-1938), Gent 1997, p 12.
13 Leen Wyffels, De wereldtentoonstelling te Gent in 1913. Een architektonische evaluatie van het werk van Oscar Van de Voorde, lic. diss. Universiteit Gent 1979, pp. 67-68.
14 Anthony Demey, Oscar Van de Voorde. Architect (1871-1938), Gent 1997, p. 12, geciteerd uit ‘Verzoek aan de bestendige deputatie d.d. 22 mei 1896’ (RAB, Archief Provinciebestuur Oost-Vlaanderen, 2/6914/4) 15 Anthony Demey, Oscar Van de Voorde. Architect (1871-1938), Gent 1997, p. 13.
16 Leen Wyffels, De wereldtentoonstelling te Gent in 1913. Een architektonische evaluatie van het werk van Oscar Van de Voorde, lic. diss. Universiteit Gent 1979, p. 68.
17 Frédéric De Smet, ‘Voorwoord’ in: Kunst en Kennis Gent. Jubeluitgave bij het dertigjarige bestaan van den kring, Gent 1927, pp. 20-21.
18 N.N., Livre d’Or de l’Exposition universelle et internationale de Gand 1913, Gent 1913, p. 86.
19 Anthony Demey, Oscar Van de Voorde. Architect (1871-1938), Gent 1997, p. 13.
20 Anthony Demey, Oscar Van de Voorde. Architect (1871-1938), Gent 1997, pp. 14-15.
21 Leen Wyffels, De wereldtentoonstelling te Gent in 1913. Een architektonische evaluatie van het werk van Oscar Van de Voorde, lic. diss. Universiteit Gent 1979, p. 71.
22 Anthony Demey, Oscar Van de Voorde. Architect (1871-1938), Gent 1997, p. 15.
23 Anthony Demey, Oscar Van de Voorde. Architect (1871-1938), Gent 1997, p. 18.
24 R. De Moor, De Koninklijke Academie voor Schoone Kunsten Gent. De bestuurders (1751-1935), Gent 1944, Ongepagineerd.
25 Leen Wyffels, De wereldtentoonstelling te Gent in 1913. Een architektonische evaluatie van het werk van Oscar Van de Voorde, lic. diss. Universiteit Gent 1979, p. 72.
26 Constant Montald, Annuaire de l’Académie. Notice sur Jean Delvin, Gent 1939, p. 59.
27 Johan De Smet e.a., Dossier Jean Delvin, Gent 2010, pp. 2-8.
28 Johan De Smet e.a., Dossier Jean Delvin, Gent 2010, p. 2.
29 Johan De Smet e.a., Dossier Jean Delvin, Gent 2010, p. 2.
30 F. De Vogelaere, Het paard in de Vlaamse Kunst na 1900, tent. cat. Gent (Campo Santo St.-Amandsberg) 1979, ongepagineerd.
31 Laurens De Keyzer, ‘De schaduw van Jan Delvin. De Koninklijke Academie voor Schone Kunsten’ in: André Vanhove (red.), De muren weten ervan, tent. cat. Gent (Museum voor Volkskunde Gent), 1997, p. 60.
32 Laurens De Keyzer, ‘De schaduw van Jan Delvin. De Koninklijke Academie voor Schone Kunsten’ in: André Vanhove (red.), De muren weten ervan, tent. cat. Gent (Museum voor Volkskunde Gent), 1997, p. 60.
33 Leen Wyffels, De wereldtentoonstelling te Gent in 1913. Een architektonische evaluatie van het werk van Oscar Van de Voorde, lic. diss. Universiteit Gent 1979, p. 73.
34 Leen Wyffels, De wereldtentoonstelling te Gent in 1913. Een architektonische evaluatie van het werk van Oscar Van de Voorde, lic. diss. Universiteit Gent 1979, p. 75 en online op http://www.projectgentsintpieters.be/userfiles/files/nieuwtje/080416_PB_STRAATNAAM.pdf (18/02/2014)
35 N.N., Kunst en Kennis. Jubeluitgave bij het dertigjarige bestaan van den kring, Gent 1927, pp. 15-16. 36 R. De Moor, De Koninklijke Academie voor Schoone Kunsten Gent. De bestuurders (1751-1935), Gent 1944, Ongepagineerd. 37 N.N., ‘Voorwoord’, Kunst en Kennis 1 (1903) nr. 1 (maart), p. 3.
38 Jules De Praetere, ‘Over Sierkunst. Een inleidend woord over de binnenversiering van het huis’, Kunst en Kennis 1 (1903) nr. 1 (maart), pp. 10-11.
39 Jules De Praetere, ‘Over Sierkunst. Een inleidend woord over de binnenversiering van het huis’, Kunst en Kennis 1 (1903) nr. 1 (maart), pp. 11-12.
40 Jules De Praetere, ‘Over Sierkunst. Een inleidend woord over de binnenversiering van het huis’, Kunst en Kennis 1 (1903) nr. 1 (maart), p. 12.
41 Oscar Van de Voorde, ‘Onze Kunstnijverheden. Meubelmakers en Beeldsnijders’, Kunst en Kennis, 1 (1904) nr. 3 (februari), p. 9.
42 Oscar Van de Voorde, ‘Over nieuwe Kunst’, in: N.N., Ons jaarboek. Kunst en Kennis 1896-1897, Gent 1897, p. 51
43 Oscar Van de Voorde, ‘Over nieuwe Kunst’, in: N.N., Ons jaarboek. Kunst en Kennis 1896-1897, Gent 1897, p. 51
44 Oscar Van de Voorde, ‘Over nieuwe Kunst’, in: N.N., Ons jaarboek. Kunst en Kennis 1896-1897, Gent 1897, p. 52.
45 Oscar Van de Voorde, ‘Over nieuwe Kunst’, in: N.N., Ons jaarboek. Kunst en Kennis 1896-1897, Gent 1897, p. 53.
46 Oscar Van de Voorde, ‘Over nieuwe Kunst’, in: N.N., Ons jaarboek. Kunst en Kennis 1896-1897, Gent 1897, p. 54.
47 Anthony Demey, Oscar Van de Voorde. Architect (1871-1938), Gent 1997, p. 23
48 Anthony Demey, Oscar Van de Voorde. Architect (1871-1938), Gent 1997, p. 38.
49 Online op https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/relict/55175, 11/05/14
50 online op https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/relict/28560, 11/05/14.
51 45-48.
52 Online op https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/relict/34574, 11/05/14
53 Online op https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/relict/18424, 11/05/14
54 Anthony Demey, Oscar Van de Voorde. Architect (1871-1938), Gent 1997, pp. 55-59.
55 Online op https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/persoon/5059, 11/05/14
56 Anthony Demey, Oscar Van de Voorde. Architect (1871-1938), Gent 1997, pp. 23-35.