Van Aloïs De Beule en Domien Ingels
Het miljoenenkwartier, beschermd stadsgezicht sinds 18 – 04 – 1994 is een residentiële wijk die tijdens het interbellum werd ontwikkeld op de gronden van de Wereldtentoonstelling van 1913.
Het de-Smet de-Nayerpark, een onderdeel van het miljoenenkwartier, was de Cour d’Honneur op de expo van 1913.
Een van de twee resterende beelden is het Ros Bayard
Op het expo-terrein zelf, in een rond waterbassin op het Erehof, tussen het toegangsgebouw en grote waterbekken, stond centraal één van de blikvangers van de Wereldtentoonstelling.
Het circa acht meter hoge, vrijstaande, bronzen Ros Beyaert en de vier Heemskinderen werd vervaardigd door de in Gent gevestigde beeldhouwers Aloïs De Beule (de leermeester van Geo Verbanck) en zijn vriend Domien Ingels (1881-1946), die net als Verbanck een leerling was van Louis-Pierre Van Biesbroeck.
De Beule was zijn carrière begonnen aan de Gentse Academie, eveneens bij Van Biesbroeck, en aan het Sint-Lucasinstituut waar hij in 1888 de grote prijs voor de beeldhouwkunst verwierf en later ook zou lesgeven.
Het Ros Beyaert werd gezien als een definitieve bekroning van zijn talent. Het monumentale beeld kwam te staan vlakbij de plek waar Aloïs De Beule in 1889 samen met zijn broer Emile een beeldhouwersatelier opende. Sint-Lucasleraar De Beule ontwierp de maquette (20 bij 30 cm) voor het Ros Beyaert eigenlijk al in 1899 voor een tentoonstelling in Dendermonde, waarna ze in 1904 ook al in Gent werd getoond, op een tentoonstelling van de Sint-Lucasgilde.
Toen Joseph Casier beeldhouwers opriep om een ontwerp in te zenden voor de Expo, recupereerde De Beule eenvoudigweg zijn maquette. Niettemin was het organiserend comité onder de indruk van het ‘ultra modern en stout opgevat ontwerp’.
De maquette werd goedgekeurd en opnieuw ging zo een grote opdracht naar een Gentenaar, opnieuw uit Casiers entourage.
Nochtans was de voorgestelde Ros Beyaert-legende weliswaar wijdverbreid, maar allesbehalve typisch Gents.
Op de rug van een heftig steigerend ros, uitgevoerd door dierenbeeldhouwer Ingels, zitten de vier gewapende heemskinderen (ook wel Aymonszonen genoemd) terwijl twee gevallen strijders door het paard vertrappeld dreigen te worden.
De Beule stelde de heemskinderen voor als volwassen mannen met krachtige, dynamische, halfnaakte lichamen, strijdlustig en in aanvalshouding. Elke ‘zoon’ draagt zijn eigen wapen, respectievelijk een speer, bijl, slinger en boog.
Dit beeld van twee lokale kunstenaars werd in de lokale pers onthaald als een voorstelling “d’un superbe réalisme et traitée avec une science consommée”, van een regionaal verhaal.
Zowel het beeld als de vijver zijn nog steeds op dezelfde locatie als toen, alleen werd de stenen reling errond vervangen door een haagje.
Domien Ingels vroeg aan de Kolenhandelaar Fauconnier uit Gent om zijn paard als model te gebruiken voor her Ros Bayard. Via de kleindochter van de kolenhandelaar kwam ik in het bezit van de foto’s