Rond 1900 werd de publiciteit in de spoorwegwagons ingevoerd. Voorwaarde was dat de reclame een kunstzinnig karakter moest hebben; alleen panoramische zichten of monumenten mochten werden afgebeeld; daaronder kwam dan apart de merknaam volgens het principe “ultile dulci” het nuttige gepaard aan het aangename. de viekleurige prenten werden achter glas ingekaderd en in de compartimenten per vier gegroepeerd. Heel wat bekende kunstenaars verleenden er hun medewerking aan.
Voor de wereldtentoonstelling werden vier gelijkaardige prenten ontworpen door Magdeleine Cassiers, Leon De Smet en Jules Debruycker. Elk brachten ze sterk persoonlijke creaties die sterk contrasteerden met het doorgaans stereotype beeldmateriaal waarmee de expo gepropageerd werd. Kwalitatief behoren deze prenten tot het mooiste grafische werk dat voor de expo tot stand kwam.