Goede Tempelieren in Gent
In 1912 werd in Gent de loge der Goede Tempelieren (GT) Licht en Liefde opgericht als een afdeling van de Internationale Orde der Goede Tempelieren (IOGT). De bedoeling ervan was hulp te bieden aan alcoholverslaafden door hen op te nemen in een geheelonthoudersorganisatie. Naast geheelonthouding waren broederschap en vrede de basisprincipes. Wegens de plicht tot geheimhouding werd de orde door de Kerk als gevaarlijk beschouwd.
Na de toetreding van de charismatische, jonge Minnaert tot Licht en Liefde ging het ledental fors omhoog. Minnaert, vrijzinnig flamingant en superactief in verenigingen die de vernederlandsing van de Gentse Universiteit claimden, evolueerde onder meer als medeoprichter van Jong-Vlaanderen van Vlaams-liberaal naar Vlaamsnationaal en zo kwam ook de Gentse loge zijdelings in de culturele collaboratie terecht.
Wie eigenlijk het initiatief genomen heeft voor de oprichting van de Gentse afdeling van de IOGT is hoogst waarschijnlijk Vandervelde. Deze geheelonthoudersvereniging ontstond in de Verenigde Staten in 1851 onder de naam Independent (al snel veranderde dit in International) Order of Good Templars en was oorspronkelijk protestants geïnspireerd.
Nog vóór het einde van de Eerste Wereldoorlog had Vandervelde uit principe de Orde verlaten, naar eigen zeggen omdat hij zich niet meer kon houden aan de belofte van de Goede Tempelier: zowel zelf geen drank consumeren als drank aan anderen aanbieden. Als minister van Bevoorrading tijdens de oorlog zag hij zich echter verplicht de soldaten te voorzien van bier en dit was voor hem niet te combineren met de Tempeliersbelofte.
Zij is vermoedelijk ontstaan als gevolg van contacten van de universiteitsprofessor Pierre Hoffmann op congressen over geheelonthouding en vegetarisme. Hoffmann werd door de Belgische regering naar Gent geroepen en op 20 oktober 1882 aangesteld om vanaf het academisch jaar 1883-1884 de cursussen moraal en geschiedenis van de wijsbegeerte te doceren aan de toen nog Franstalige universiteit.
In 1886 werd hij gewoon hoogleraar en ook belast met de cursussen encyclopedie van de wijsbegeerte, opvoedkunde en methodeleer. De strekking van zijn cursus moraal ging over de onafhankelijkheid van de moraal ten opzichte van de godsdienst en de verdediging van de ‘endaimonium’ of de theorie van het algemene geluk.
In 1911 hield Hoffmann een bezield pleidooi voor geheelonthouding op het eerste jaarlijks congres van de Belgische geheelonthouders. Hij ontpopte zich als een aanhanger van Forel. In Hoffmanns ogen was dé grote vijand het alcoholisme dat als een kwalijke sociale gewoonte bij de massa ingeburgerd was. Vroeger was likeur onbekend in Europa; en nog eerder werd alcohol alleen gebruikt op voorschrift van de apotheker.
Hij verdedigde met kracht de geheelonthouding als het meest efficiënte middel om met die sociale gewoonte te breken. De inspanning van één individu in een gesloten kring haalt nochtans niet veel uit. Daarom pleitte Hoffmann voor de oprichting van een groep waarin de geheelonthouder steun zou vinden. Maar er was meer vereist.
Om een maatschappelijke macht te bestrijden was een andere macht nodig: de gezamenlijke actie van een elite.
De Gentse loge nr. 6 van de IOGT volgde het charter van de Nederlandse Groot-Loge. Een Goede Tempelier was verplicht zich te houden aan de beginselen ervan. Als algemeen beginsel gold: “De mensheid bevrijden van de verwoestende invloed van bedwelmende middelen.” In het beginselprogramma van de IOGT was de belofte van persoonlijke onthouding van bedwelmende drank een conditio sine qua non.
Veel belang werd gehecht aan neutraliteit. Tijdens de zittingen mochten geen godsdienstige of politieke aspecten behandeld worden die op een of andere wijze andersdenkenden zouden kunnen kwetsen. Aan de leden die verbonden waren aan de land- en luchtmacht, of aan burgerlijke ambtenaren die in functie van hun beroep opdrachten hadden in verband met politieke acties, bijeenkomsten, de organisatie van optochten voor partijen, mocht de Groot-Loge geen medewerking vragen die met bovengenoemde regel in strijd was.
Een Goede Tempelier moest er ernstig naar streven om anderen te beschermen en te redden van de ellende die voortvloeide uit drinken en met broederlijke hulp te leiden tot de belofte van geheelonthouding. Hij/zij moest de publieke opinie bewerken en steun verlenen aan wettelijke maatregelen die gericht waren op het beperken en uitroeien van de drankhandel, met als einddoel een totaal verbod van vervaardiging, invoer, verkoop of enige vorm van handel in bedwelmende drank als genotmiddel. Onder die genotmiddelen werden opgesomd: bier, wijn, cognac, stout, jenever, brandewijn en alle bedwelmende middelen zoals morfine en cocaïne. Een dergelijk verbod moest neergelegd worden in een wet. De Goede Tempelier moest streven naar algemene broederschap onafhankelijk van ras, kleur, geloof of sekse en zich verklaren voor vrede tussen de volkeren en voor internationale ontwapening.
De hoogste bevoegdheid van de IOGT lag bij de Internationale Loge. Zij verleende charters tot het oprichten van loges en jeugdafdelingen. Een aantal loges kon per land een districtsloge stichten, met als voornaamste taken toezicht op de werking en aansporing als het ergens wat stilviel. Naast het vereiste aantal loges per land werd een Groot-Loge gesticht die zelf allerlei vormen van onderafdelingen kon oprichten: districtsloges, hulp-districtsloges, jeugd- en kinderafdelingen. De leden werden door
een der leden als kandidaat voorgedragen, aangenomen en ingewijd. De inwijding bestond voornamelijk uit het afleggen van een belofte van geheelonthouding van bedwelmende middelen.
Het charter bevatte ook een aantal bepalingen betreffende de leden. Leden werden aangenomen vanaf achttien jaar. Een kandidaat moest binnen een termijn van drie maanden na de aanneming ingewijd worden. Een driemaandelijkse contributie gaf recht op het wachtwoord dat toegang verschafte tot elke loge van de orde. Een loge kon bij stemming een kandidaat afwijzen. Ras, kleur, geloof of sekse waren nooit een grond voor weigering.
De loge bestond uit zes verkozen ambtenaren in volgende orde: hoog-tempelier, vice-tempelier, secretaris, financieel secretaris, penningmeester, maarschalk (droeg zorg voor de regalia of insignes, bewaarde de orde, leidde de kandidaten binnen). Nietverkozen leden mochten volgende graden bezetten: lector, binnenwacht, buitenwacht (voor de deuren), hulpsecretaris (voor het voorportaal). Voorts was het toegelaten in de Groot-Loge bepalingen te voorzien voor een vertegenwoordiger voor het jeugdwerk, een overheidsambtenaar, een vertegenwoordiger van de opleiding tot geheelonthouder en een organist.
Voorts waren er een aantal bepalingen over de regalia: de graden werden aangeduid met verschillende kleuren. De inwijdingsgraad was wit; de graad van trouw, blauw; de graad van gerechtigheid, rood; de graad van eenheid, rood met een kleine purperen kraag. De leden droegen, naargelang hun graad, een rozet of een knop met een witte grond, waarop blauw of rood met een gele ster. Op de vlag stond het rode Maltezer kruis met de woorden ‘Geloof, Hoop en Liefde’ op een witte achtergrond, omkringd door de leuze ‘De Wereld, ons veld’.
Goede Tempelieren in actie
Op 21 april 1912 startte de Gentse Goede Tempelierenloge Licht en Liefde met twintig leden, met uiteraard de stichter professor Pierre Hoffmann als voorzitter en voorts lerares Rosa De Guchtenaere, doctor in de natuurkunde Paul Van Oye, zes hogeschoolstudenten en scholieren, onder wie Hoffmanns zoon Rudy, drie fabriekwerkers, twee dienstmeiden, een huisvrouw en enkele personen wier status niet vermeld wordt. Twee scholieren waren jonger dan dertien jaar, en op het geheel waren er vijf vrouwen.
Alleen van Hoffmann en De Guchtenaere weten we dat ze ook vegetariërs waren. Rosa zelfs fanatiek. “Zij was een koppige idealiste die zelfs niet van haar principes afweek. Als goede Tempelierster volhardde zij in de ascese”, schreef haar biograaf Lambert Buning. Zij at geen vlees of eieren, leefde in hoofdzaak van groenten, brood en fruit.
Goede Tempelieren op de wereldtentoonstelling
Samen met enkele volksvrienden, zouden ze op de Gentse wereldfoor een onthouderskoffiehuis openen, dat na deze expo een vervolg zou krijgen met een zelfde koffiehuis in de stad zelf. Hun koffiehuis op de Luikse wereldtentoonstelling had hen een zuivere winst van 17.000 frank opgebracht en wat in Luik mogelijk was, zou zeker ook in Gent een succes worden. De inrichters hadden hiervoor een samenwerkende maatschappij opgericht met aandelen van 100 frank, of met onderdelen van van 5, 10, 25 of 50 frank. De samenwerkende maatschappij werd ondersteund door Mvr. Carton de Wiart, de Vaderlandschen bond tegen Alkoholisme, de Katholieke Matigheidsgenootschappen, Het Blauwe kruis, de Belgischen Vrouwenbond tegen Alkoholisme en de Vrouwenbond tegen het Misbruik van Bedwelmende dranken.
Vele bezoekers zullen er de voorkeur aan geven zich te verkwikken in een koffiehuis waar zij geen alkoholische dranken moeten genieten.
Waar deze uitbating zich juist bevond op deze wereldtentoonstelling is tot op heden nog niet terug gevonden, alsook hun opbrengsten zijn nog niet terug gevonden in de archieven.