De organisatie van een jubileumstoet paste perfect in een eeuwenlange traditie. Het project voor de ommegang werd uitgewerkt door Armand Heins en Paul Bergmans. Hun devies was “Pas de médiocrité: un cortège de préférence pas trop long mais très beau” waarmee ze de bewondering voor Gent, zijn tradities en zijn (voorname) bewoners bij binnen- en buitenlandse toeschouwers wilden opwekken. De Gentse elite werkte bereidwillig mee aan dit luisterrijk project en het resultaat was een stoet met 1.000 deelnemers waaronder 100 dames uit de haute société te paard.(1) Maar er hing een duur kostenplaatje aan vast, het budget werd geraamd op 140.000 frank. Na enkele tegenstrubbelingen konden de organisatoren toch 70.000 frank subsidies bekomen van het stadsbestuur op voorwaarde dat één van de drie geplande uitvoeringen van de stoet zou samenvallen met het bezoek van het vorstenpaar aan Gent.(2) De stoet opende met de traditionele praalwagen van de Maagd van Gent gevolgd door zes groepen. De figuranten hiervoor kwamen uit het Gentse verenigingsleven (zoals de Royal Club Nautique en het Geluk in ’t Werk) en de harmonieën (zoals de liberale harmonie van Gentbrugge en de harmonie van Vooruit) en ook uit de vier hoofdgildes en de retoricakamers. Maar onthutsend is de samenstelling van de groep die Albrecht en Isabella uitbeeldde in “les Archiducs et leur Cour”. (3) Op kop liepen een aantal pages, de kleinzonen van Emiel Braun, Gaston en Henri, Jacques Van Acker en Yvan Feyerick; Edouard en Guy Feyerick; Edith en Gaby Piers de Raveschoot; Josée en Yvonne du Four en de juffrouwen van Bruane, de dochters van de directeur van de Cerlce Equestre.
Ze werden gevolgd door Albrecht en Isabella (opnieuw baron Ides della Faille d’Huyse en Mme Charles de Boucle Saint-Denis) en leden van het hof, allen te paard. Joseph Casier zegt van de figuranten uit deze groep dat ze behoorden tot de oudste families van de Gentse adel.(4) Sommige deelneemsters
die geboren waren in Gent en na hun huwelijk elders waren gaan wonen, kwamen terug naar hun roots en stapten mee op in de stoet. Als voorbeeld geven we Mme Henri de Traux de Wardin, geboren barones Isabelle della Faille d’Huysse en Mme François du Four, geboren Germaine Herry. De bezielster om deze groep samen
te stellen en de adel te motiveren om deel te nemen was barones Herman della Faille d’Huysse: “avec une bonne grâce complète, elle mit au service des organisateurs sa haute influence et l’appoint précieux de ses goûts artistiques”.(5)
De deelname van zoveel edellieden toont aan dat de Gentse adel het niet te min vond om aan dit spektakel deel te nemen. De adellijke deelnemers namen hun taak om hun stand en de eraan verbonden historische roemrijke sociale positie uit te beelden ernstig. Een dergelijk feest kunnen we ons nu niet meer inbeelden, we denken dan onmiddellijk aan klatergoud, namaak sieraden en goedkope materialen. Toen droeg men (de elite tenminste) echte juwelen en echt goud, kostuums waarin vele meters dure stoffen waren verwerkt en elegante met de hand gemaakte schoenen.
Voor de stoet werden de briljanten diadeems van de redoute parée vervangen door hoeden en de sierlijke mannenschoenen en zijden kousen door lederen kaplaarzen. De haute société vond het dus noodzakelijk om bij deze gelegenheid haar geërfde rijkdom te etaleren, of zoals Casier het verwoordt:
Tous les participants –de la haute société gantoise- avaient fait assaut de richesse et de luxe; vieux bijoux de famille, armes ancestrales, dentelles ancienes, parures étincelantes, bref tous les joyaux de Flandre brillaient(6)
De grootsheid van het evenement was enorm. De eerste twee keer dat de ommegang door de Gentse straten trok (20 en 27 juli) eindigde hij in het Palais des Fêtes et de l’Horticulture in het Citadelpark, waar plaats was voor 5.000 toeschouwers op twee tribunes. Een derde tribune was voorbehouden voor de notabelen en gasten en een podium voor de figuranten.
In het midden van de zaal werd een carrousel, een soort ruiterspelen opgevoerd door 48 ruiters van het 4de regiment lansiers. Op het programma stonden quadrilles, en behendigheidsspelletjes zoals jeu des bagues, jet de javelot en course de têtes waarbij men een reeks zakken gevuld met zand die op paaltjes stonden moest doorprikken met de sabel of degen. De Quintaine was iets gelijkaardigs maar men moest met een lans een zandzak die aan een hoge draaiende paal hing, doorsteken. De spelen werden beëindigd met mouvements d’ensemble een charge finale en défilé. De derde en laatste uitgang van de ommegang op 9 augustus viel samen met de inhuldiging van het monument Van Eyck, met het XXIIIde Congrès de la Fédération Archéologique et Historique de Belgique en met het bezoek van de koning aan Gent. De koning werd in de lokalen van de Confrérie ontvangen door Jules Leirens, Albert Feyerick, Jean Delori en Robert Brasseur. Daarna namen ze samen plaats op de koninklijke tribune aan de Lakenhalle om de historische optocht te bekijken. De ommegang eindigde in Vieille Flandre op de Wereldtentoonstelling. Daar kregen de belangrijkste medewerkers aan de stoet thee aangeboden. De koning vereerde er de organisatoren en belangrijkste figuranten met een begroeting tijdens een kort bezoek.(7)
Bronnen :
DE ADEL IN HET GENTSE MONDAINE VERENIGINGSLEVEN AAN HET BEGIN VAN DE TWINTIGSTE EEUW, Simon Lateur
1 Reeks K, Fonds: Handel en Nijverheid (Jan Van de Casteele), K447Bis.a.
2 Reeks K, Fonds: Handel en Nijverheid (Jan Van de Casteele), K447Bis.a.
3 Casier (J.). Chef-confrérie royale et chevalière de Saint-Michel: fêtes du tricentenaire 1613-1913. 1921, p. 105.
4 Ibidem, pp. 173-176.
5 Ibidem, p. 105.
6 Ibidem, p. 131.
7 Ibidem, p. 132.