De hogere beschermingscommissie der wereldtentoonstelling

Bij Koninklijke besluiten van 20 december 1911, werden de Hogere Beschermingscommissie der Tentoonstelling ingesteld en de leden benoemd. Die Commissie heeft voor zending de deelneming der Belgische voortbrengers aan de Gentse Tentoonstelling te begunstigen.
Voor alle Wereld- en Internationale tentoonstellingen is de Beschermingscommissie een onontbeerlijk organisme.
Van hare samenstelling hangt grotendeels de toevloed der tentoonstellers, dus het welgelukken van de tentoonstelling zelve af. De heer Senator Hubert, de sympathieke Minister van Nijverheid en Arbeid, in wiens bevoegdheid de tentoonstellingen vallen, begrijpt beter da wie ook, het groot gewicht, het onloochenbaar nut en de weldoende invloed, welke een tentoonstelling afwerpt en uitoefent in het belang van handel en nijverheid en hoe zij de verstandelijke, stoffelijke en zedelijke ontwikkeling onzer bevolking bevordert, zonder te spreken van het machtig deel welke een tentoonstelling bijdraagt tot de ontwikkeling der steden welke begunstigd worden door een wereldfoor.
De tentoonstellingen zijn de dag van heden, wezenlijke, maatschappelijke organismen welke gelden als ernstige factors voor vooruitgang en beschaving.
De heer Minister Hubert, die, sinds hij deel uitmaakt van de Raad der Kroon, zijn beste zorgen heeft gewijd aan de Gewestelijke Tentoonstelling van Sint-Truiden, aan de Wereld- en Internationale Tentoonstelling van Brussel, aan de Nationale Tentoonstelling van Charleroi en aan de belangrijke Tentoonstellingen te Turijn en te Roubaix, heeft eraan gehouden aan de Gentse inrichters het bewijs te leveren van zijn waardering en bezorgdheid, niet alleen door een geldelijke tussenkost der regering, maar tevens door hun medewerking te verzekeren van mannen van ondervinding wier bevoegdheid door elkeen erkend wordt.
Die mannen zijn de honderden leden die deel uitmaken van de hogere beschermingscommissie, welke geplaatst is onder het voorzitterschap van M. Senator Aster Vercruysse, de gekende Gentse nijveraar, doe door zijn onverdroten werkzaamheid en door zijn sinds dertig jaar onafgebroken deelneming aan de inrichting van tentoonstellingen, zowel in het buiten- als binnenland, een gewaardeerde en welverdiende faam heeft verworven in de tentoonstellingswereld.
Die beschermingscommissie is samengesteld uit personen herkomstig van de verschillende gewesten van ons land, in Wallonië en in Vlaanderen, behorende tot de verschillende staatkundige partijen en verkozen uit de onderscheidene takken onze nationale bedrijvigheid: de handel, de nijverheid, de kunsten, de wetenschap, enz.
Deze commissie werd plechtig aangesteld op woensdag 11 januari 1912 te 11 uur in de grote zaal van het Paleis der Academiën.
De ruime zaal was bijna vol. Uit Gent waren talrijke nijveraars, handelaars, kunstenaars, hoogleraars, enkele generaals en opperofficieren alsook enkele priesters en damen gekomen alsook al de leden van het Uitvoerend Comiteit.

De aanstelling

De heer Senator A. Hubert, Minister van Nijverheid en Arbeid, zat de vergadering voor.
Hij had aan zijn rechterzijde, de heren:
G. Cooreman, voorzitter der Kamer der Volksvertegenwoordigers, voorzitter van het Uitvoerend Comité,
Davignon, Minister van Buitenlandse Zaken,
Graaf t’Kind de Roodenbeke, ondervoorzitter van de Senaat,
Braun, Burgemeester Stad Gent en voorzitter Uitvoerend Comité,
Canon-Legrand, ondervoorzitter Hogere Beschermingscommissie,
Dubois, algemeen secretaris van het Ministerie van Nijverheid en Arbeid, ondervoorzitter Hogere Beschermingscommissie,
Storms, algemeen secretaris van het Algemeen Secreatriaat,
Aan zijn linkerzijde, de heren:
Carton de Wiart, Minister van Justitie,
Vercruysse A., Senator, voorzitter Hogere Beschermingscommissie
de Kerckhove d’Exaerde, Gouverneur Oost-Vlaanderen,ondervoorzitter van het Uitvoerend Comité,
Jean de Hemptinne, Algemeen Commissaris der Regering,
de Riemaeker, voorzitter van de provincieraad Oost-Vlaanderen,
Corty, voorzitter vaan de Handelskamer van Antwerpen, ondervoorzitter van de Hogere Beschermingscommissie,
Gremer, Algemene Bestuurder der Maatschappij: John Cockerill, ondervoorzitter van de Hogere Beschermingscommissie: Cody, toegevoegd Algemeen Commissaris bij de tentoonstellingen te Luik in 1905 en Brussel in 1910, ondervoorzitter van de Hogere Beschermingscommissie;
Bastenier, algemeen Secretaris van de Hogere Beschermingscommissie.
Achter de heren bevonden zich de volgende personale, MM. Coppieters, Jozef Casier en M. de Smet-de Nayer, algemene bestuurders: Albert Martens, Henri Boddaert, Ferd. Feyerick, H. della Faille, Camiel De Bast, Couiller-De Mulder, Van Zele en Th. Leyer, Senators: Tibbaut, Maenhout, De Sadeleer, kamerleden: D Vos, burgemeester van Antwerpen, Coeters, Algemeen Consul van Perzië te Antwerpen, Paul Lambotte, bestuurer der Schone Kunsten, enz. enz.
De heer Minister Hubert nam als eerste het woord. Hij zette het doel der bijeenkomst uiteen en zei dat Gent, het voorbeeld volgend van Brussel, Antwerpen, Luik en Charleroi op zijn beurt een Internationale en Wereldtentoonstelling zal hebben in 1913 en zei daarna nagenoeg het volgende :

In 1905 vierde, de Wereldtentoonstelling te Luik de 75-ste verjaardag van onze nationale onafhankelijkheid, in 1910 jubelde men te Brussel in de Wereldtentoonstelling, bij gelegenheid de overname van Kongo door België, en Charleroi, in 1911, bevestigde de nijverheidsbloei van Henegouw.
Kon Vlaanderen in de schaduw blijven?…Neen! Luik huldigde de den rijkdom der Waalsche provinciën; het was niets meer dan recht en billijk dat Gent de ontwikkeling van Vlaanderen bevestigde.
De Gentsche Tentoonstelling doet zich dus voor als de evenknie der voorgaande tentoonstellingen.
Gent is eene merkwaardige stad onder meer dan een opzicht: zij blinkt uit, niet alleen door hare bloeiende nijverheid, maar ook door haar roemvol historisch verleden en hare monumenten, welke de glorie van Vlaanderen verkondigen.
Gent is ontegensprekelijk eene handelsmetropool en staat bekend als een levendig en werkzaam centrum.
Hare Hoogeschool, hare Academiën maken van Gent een der meest gekende en vermaardste Belgische kunst- en wetenschappelijke kleinooden. En wat zeggen van Gent, als stad van Flora, die de wereld door gekend is om hare planten en bloemen, welke overal de palm weghalen, omdat de Gentsche hofbouwcultuur bekend staat als de beste! Haar roem op dat gebied is gevestigden elkeen erkent het wetenschappelijke gezag der Gentsche hofbouwers.
De Gentsche tentoonstelling doet zich voor i de beste voorwaarden. Koning Albert, steeds bezorgd, in alle omstandigheden zijne groote belangstelling te betuigen in alle ondernemingen welke aan zijn land, aan zijn volk eene nieuwe veerkracht moeten geven, schonk van aan het begin, aan de inrichters zijne hooge bescherming.
Ik twijfel er niet aan of de tentoonstelling zal en moet onder alle opzichten slagen, want, onder de hooge bescherming van den Koning en de Koningin, aangevoerd door een voorbeeldig werkzaam Uitvoerend Comiteit en gesteund dooreen Beschermcomiteit, samengesteld uit de beste mannen van geheel het land, kan het niet anders.

De heer Minister maakte daarna den lof der heeren Cooreman en Braun, voorzitters, van den heer Jan de Hemptinne, Algemeen Kommissaris der Regering, en van M.A. Vercruysse, Voorzitter van het Beschermcomiteit.
Na de leden van het Beschermcomiteit bedankt te hebben voor hunne talrijke opkomst, drukte hij zich uit als volgt:

De Belgen zijn machtig en worden niet geëvenaard door andere landen, wanneer het Wereldtentoonstellingen betreft, omdat zij in dat geval, zonder onderscheid van ras, rang of denkwijze, alle driften doen zwijgen en eendrachtig samenwerken om de eer van hun vaderland op te houden!
Ik verklaar in naam der regeering, het Beschermcomiteit aangesteld.

De heer A. Vercruysse, voorzitter van de Beschermingscommissie, bedankte en beloofde in aller naam dat zij onverpoosd zullen werken om het welslagen te verzekeren der Tentoonstelling welke in 1913 zal plaats hebben en ongetwijfeld aan de Stad Gent eenen grooten sprong vooruit zal doen.
Hij besloot met den volgenden volzin, welke dapper werd toegejuicht.

Vol hoop, moed en onwrikbaar vertrouwen, rukken wij hand in hand vooruit vastbesloten enkel stil te houden wanneer wij eenen kolossalen bijval aan die grootsche Gentsche onderneming zullen verzekerd hebben.

Daarna werd de vergadering geheven.
Bronnen:
Gand Exposition JG 2, 1912
De Gazette van Gent 1911, 1912