De buitenlandse paviljoenen

Het Franse paviljoen

In het Franse paviljoen zijn, in tegenstelling tot het Belgische paviljoen, alle decoratieve kunsten gesitueerd rondom het Salon d’honneur. Het eresalon bevindt zich aan de hoofdingang van het eerste deel van de omvangrijke Franse sectie (tegenover het Engels paviljoen) (afb.35).
Het eresalon brengt de bezoeker terug naar het Frankrijk van de 18de eeuw met wandtapijten van de manufacture nationale des Gobelins, vazen van de manufacture de Sèvres en meubels uit deze periode (afb.36).258

Afb.36: Het eresalon dat de bezoeker terugbrengt naar de 18de eeuw
J. Malvaux, foto la section française – salon d’honneur, Gent: Universiteitsbibliotheek

Uiterst rechts van het eresalon krijgen de moderne decoratieve kunsten een plaats in het Salon des Arts Décoratifs, terwijl uiterst links de Franse nationale manufacturen in de kijker worden gezet in het Salon des manufactures nationales. Tot slot zijn de exposanten van groep XII en de ‘decoratieve klassen’ van groep III, groep XIII en groep XV ook rondom het eresalon terug te vinden (aangeduid in het rood in afb.35). In wat volgt zullen zij verder toegelicht worden. 

Afb.35: Detail van het plan van de Franse sectie
Section Française – coup d’oeil d’ensemble, Parijs: Musée des arts décoratifs

– Het Salon des Arts Décoratifs –
 
In dit salon worden de eigentijdse Franse decoratieve kunsten tentoon gesteld. Alle takken van de decoratieve kunsten krijgen hier een plaats: meubilair, interieurontwerp, textiel, keramiek, glas- en metaalwerk, sieraden, typografie, boekbinden en boekverluchting, religieuze objecten, decor- en kostuumontwerpen voor het theater, kleine ‘huiselijke’ decoratieve objecten (zoals waaiers, lampen, paravents en spiegels) en decoratieve panelen en sculpturen. Het algemeen ontwerp van het salon is van de architect Louis Sorel (1867-1933), het schrijnwerk en de vitrines zijn ontworpen door Tony Selmersheim (1871-1971) en de met bloemen bedrukte stoffen die als wandbekleding dienen, zijn van de hand van Jules Coudyser (afb.37).

Afb.37: Zicht op het Salon des Arts Décoratifs
Salon de l’Art Décoratif, uit: Livre d’or de la section française, 34.

Dit salon is het resultaat van een samenwerking tussen de Union Centrale des Arts Décoratifs (UCAD) (oprichter van het Musée des arts décoratifs te Parijs), de UPAD en de SAD. De voorzitter van de UCAD, François Carnot (1872-1960), is immers ook de voorzitter van het organisatiecomité van dit salon. De vicevoorzitters van dit comité zijn Emile Humblot (1862-1931), voorzitter van de UPAD, Gustave-Roger Sandoz (1865-1931), goudsmid en algemeen secretaris van de vereniging ter bevordering van kunst en nijverheid, en EmileSéraphin Vernier (1852-1927), erevoorzitter van de SAD.259

Afb.38: Voorblad van de catalogus van het Salon des arts décoratifs
Henry de Waroquier, Couverture pour le catalogue de l’Exposition de Gand, Gent: Design Museum Gent.

De bezoeker kan in dit salon het werk van 153 mannelijke en vrouwelijke kunstenaars bewonderen, waarvan hun namen zijn terug te vinden in een afzonderlijke catalogus. In deze catalogus, waarvan het voorblad door de schilder, beeldhouwer en graficus Louis Henry A. de Waroquier (1881-1970) ontworpen is, wordt ook een algemene omschrijving gegeven van wat zij tentoonstellen (afb.38).
Hoeveel objecten er tentoongesteld worden, is hier niet uit af te leiden. Wat wel geweten is, is dat er aan elke kunstenaar/exposant gevraagd is om twee of drie objecten in te zenden. Of de deelnemers zich daadwerkelijk aan deze beperking gehouden hebben, is echter onzeker. Welke specifieke stukken er in dit salon getoond zijn, is eveneens onduidelijk. De objecten die hieronder besproken worden, zijn wel met zekerheid op dit salon getoond.260

 

 

 

 

 

 

Hoewel het een salon is voor de hedendaagse decoratieve kunsten, zijn er toch nog stukken te zien in de art nouveau stijl (afb.39).

Afb.39: Doosje en zwaard in de art nouveau stijl

Zo kan het ebbenhouten doosje, gedecoreerd met een vis en wieren, dat ontworpen is door Charles Hairon (1880-1962) rond 1909, nog tot deze stijl gerekend worden. Ook de decoratie van het zwaard, ontworpen door Edmond-Henri Becker (1871-1971) in het begin van de 20e eeuw, valt onder deze stijl. Het goudwerk van het gevest en het lemmet van het zwaard is van de hand van de vicevoorzitter van het organisatiecomité Gustave-Roger Sandoz. Het lemmet zelf is geproduceerd door het Maison Gastinne Renette.261

Charles Hairon, Boîte en ébène, Parijs: Musée des arts décoratifs.

Er zijn op dit salon echter ook stukken te zien die wel eigentijds zijn en eerder in de richting van de art deco wijzen. Een voorbeeld hiervan is de theetafel met vier uitschuifbare kleine tafeltjes, ontworpen door Eugène Gaillard (1862-1933) rond 1913 (afb.40).

Afb.40: De Theetafel van Eugène Gaillard
Eugène Gaillard, Table à thé gigogne, Parijs: Musée des arts décoratifs.

Deze tafel maakt deel uit van Gaillards’ geëxposeerde salon-bibliotheek in palissander. De sobere, eenvoudige lijnvoering, de hoge afwerkingsgraad en het gebruik van kostbare materialen wijzen in de richting van de art deco.

Daarnaast stellen ook nog andere spilfiguren van de Franse art deco, zoals Paul Follot (1877-1941), André Mare (1885-1932) en Léon Jallot (1874-1967), op dit salon tentoon. Er zijn dus op dit salon wel degelijk aanwijzingen van de vooruitgang die Frankrijk geboekt heeft op het vlak van de decoratieve kunsten.262

 

 

 

– Het Salon des manufactures nationales –

In dit salon worden objecten van de manufacture de Sèvres, de manufacture nationale des Gobelins en de Imprimerie Nationale samen met munten en medailles van de administration française tentoon gesteld. De manufacture de Sèvres, de nationale porseleinfabriek, toont 141 objecten. De meeste objecten zijn vazen, maar daarnaast worden ook sculpturen en servies getoond. De manufactuur van wandtapijten (Gobelins) toont op haar tapijten reproducties van diverse kunstwerken uit de periode vanaf de 17de eeuw tot het begin van de 20ste eeuw. Er zijn onder meer wandtapijten naar schilderijen van Rubens, Jordaens en Boucher te zien, maar er worden ook drie doeken naar de Nymphéas van Claude Monet (1840-1926) en één doek naar een ontwerp van Odilon Redon (1840-1916) getoond. De Imprimerie Nationale toont in totaal 40 Franse en buitenlandse boeken die zij heeft uitgegeven, waarvan er elf een kleine retrospectieve tentoonstelling vormen. Tot slot zijn er in dit salon ook nog 26 historische munten en 170 historische en hedendaagse medailles te zien.263 Naast de tentoonstelling in dit salon zijn er nog enkele stukken van de manufacture de Sèvres en van de Gobelins aan de ingang van de Franse conferentiezaal te zien (zoals aangeduid in afb.35). Deze kleine tentoonstelling vindt plaats in een in zandsteen gedecoreerde portiek, die afgesloten is met een ijzeren traliehek (afb.41).

Afb.41: Het porselein van de manufacture de Sèvres en de wandtapijten van de manufacture des Gobelins aan de ingang van de conferentiezaal
Salon des manufactures nationales, uit: Livre d’or de la section française, 31-32.

Hier worden verschillende vazen, gekleurd aardewerk, porseleinen statuettes en schotels getoond. Aan de wanden zijn tapijten van de manufacture nationale des Gobelins te zien.264

– De overige decoratieve standen-
 
Aangezien de focus van dit onderzoek op de Belgische decoratieve kunsten ligt, wordt in dit deel slechts een beknopte beschrijving van de overige decoratieve standen in het Frans paviljoen gegeven. Bovendien wordt enkel groep XII bekeken, omdat hierin de meeste decoratieve kunsten zijn terug te vinden. Binnen deze groep worden dan enkel die klassen besproken, waarvan fotografisch materiaal gevonden is. 

Afb.42: Foto van een hoek in het salon van klasse 66 A
Foto uit de catalogus van Groupe XIIA classe 66A, 1923, Parijs: Musée des arts décoratifs.

 De Fransen hebben, in tegenstelling tot de andere landen, een bijkomende onderverdeling in groep XII gemaakt. Groep XII A (Décoration des édifices publics et des habitations) bevat klasse 66, 68, 74 en 75. De overige zes klassen worden in groep XII B (Décoration intérieure des habitations. Mobilier) ondergebracht.Beide groepen hebben dan ook een ander organisatiecomité. Bovendien wordt klasse 66 (Vaste versiering van openbare gebouwen en woningen) nogmaals opgesplitst. In klasse 66 A wordt het unieke werk van ontwerpers (architecten, schilders, beeldhouwers en decorateurs) getoond. De objecten die industrieel geproduceerd worden, behoren tot klasse 66 B. In deze tentoonstelling maken de Fransen dus een onderscheid tussen kunstenaar en uitvoerder, ook al werken zij in de praktijk samen. Tot slot behoren de moderne decoratieve kunsten, de unieke stukken die in het Salon des Arts Décoratifs getoond worden, tot klasse 66 C.265  De deelnemers van klasse 66 A krijgen een plaats naast het Salon des Arts Décoratifs (zie afb.35). Uit de catalogus van deze klasse blijkt dat er in totaal 59 exposanten en twee architectenverenigingen tentoon stellen. De meeste exposanten zijn dan ook architecten die (foto’s van) interieurprojecten tonen (afb.42).266 

In klasse 66 B stellen 25 Maisons tentoon. Hun stand bevindt zich achter het portiek met de kleine tentoonstelling van de manufacture de Sèvres en van de Gobelins (zie afb.35). In de catalogus van deze klasse wordt elke exposant uitvoerig geduid. Vaak worden er zelfs foto’s van de geëxposeerde objecten getoond. Uit deze catalogus blijkt dat de meeste Maisons historiserende projecten tonen. Slechts vier projecten, waarvan er twee in afb.43 te zien zijn, worden als modern geduid.

Afb 43 Schrijnwerk van het Maison Chonion. Foto uit de catalogus van Groupe XIIA classe 66B, 1914, Parijs: Musée des arts décoratifs.

Afb 43 een bureau van het Maison Imbert Foto uit de catalogus van Groupe XIIA classe 66B, 1914, Parijs: Musée des arts décoratifs.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Beide projecten in afb.43 vertrekken van de Franse traditie om tot een nieuw ontwerp met een strakke lijnvoering te komen. Het Maison Chonion heeft voor deze inzending een erediploma gekregen. Het Maison Imbert maakt deel uit van de jury, waardoor het geen prijzen kan ontvangen.267
In groep XII B worden klasse 69 (Goedkope meubelen en prachtmeubelen) en klasse 71 (Losse versiering en behangerswerk) in de catalogus samengevoegd. In deze samengevoegde klasse stellen 91 exposanten tentoon. Uit de catalogus valt af te leiden dat ook hier de meeste exposanten historiserende stukken tonen, hoewel er ook enkele moderne objecten getoond worden. De twee ensembles in afb.44 zijn hier een voorbeeld van.

Afb.44: Bureau van het warenhuis Printemps
Foto uit de catalogus van Groupe XIIB classe 70-71, Parijs: Musée des arts décoratifs.

Afb.44: Het werkkabinet van Majorelle
Foto uit de catalogus van Groupe XIIB classe 70-71, Parijs: Musée des arts décoratifs.

 

 

 

 

 

 

 

 

Het bureau links is een ontwerp van Henri Rapin (1873-1939) voor het Grand Magasin de Printemps. Het wordt gekenmerkt door een eenvoudige compositie en een zuivere lijnvoering. Dit laatste is ook terug te vinden in het werkkabinet van Majorelle, dat met een grand prix bekroond is. Beide ensembles geven bovendien een nieuwe interpretatie aan de Franse traditie, iets wat kenmerkend is voor de Franse art deco.268 Zoals blijkt uit bovenstaande bespreking van enkele decoratieve klassen, domineren de historiserende stijlen hier nog steeds. Toch zijn er bij de Maisons die zich wagen aan een modern interieurproject, al nieuwe decoratieve tendensen te bespeuren die de art deco lijken aan te kondigen. 
 

Het paviljoen van Groot-Brittannië

Een blik op het grondplan van de Engelse sectie maakt onmiddellijk duidelijk dat de decoratieve kunsten hier een belangrijke plaats innemen (zoals aangeduid in afb.45).

Afb.45: Plan van de Britse sectie
Plan of Ghent Exhibition 1913. British Section, 1913, Catalogue officiel britannique, Gent: Universiteitsbibliotheek.

Vooreerst krijgt de bezoeker bij het betreden van de Engelse sectie historiserende meubelensembles te zien in het Salon d’honneur. De meeste meubels, tentoongesteld door vier Britse firma’s die tot klasse 69 behoren, zijn immers kopieën van klassieke modellen uit de 17de en 18de eeuw. Aan weerszijden van dit eresalon wordt vervolgens het keramiek van 25 Engelse firma’s (die tot klasse 72 behoren) in de kijker gezet (afb.46).

Afb.46: Het Salon d’Honneur foto la section anglaise – salon d’honneur en galerie de la céramique, Gent: Universiteitsbibliotheek.

Afb.46: v.l.n.r. Het Salon d’Honneur en de galerij met keramiek J. Malvaux, foto la section anglaise – Galerie de la céramique, Gent: Universiteitsbibliotheek.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Verder valt vooral de uitgebreide afdeling voor de Arts and Crafts op. Op het einde van deze afdeling bevindt zich tot slot de leeszaal, die ontworpen en gedecoreerd is door de (in Brugge geboren) Britse kunstenaar Frank Brangwyn (1867-1956). Hier kan de bezoeker een collectie van technische en industriële tijdschriften raadplegen.269 In wat volgt zal dieper worden ingegaan op de Arts and Crafts sectie en Brangwyns’ bibliotheek. 

– De Arts and Crafts afdeling –
 
In de Arts and Crafts afdeling, die onder leiding van Walter Crane staat, worden in totaal 2.021 decoratieve objecten getoond, die ontworpen en gemaakt zijn door 775 kunstenaars en manufacturen. Bij de tentoonstelling van deze objecten worden, conform de principes van de Arts and Crafts Exhibition Society, zowel de namen van de ontwerper als van de uitvoerder (de ambachtsman, manufactuur of firma) van elk object weergegeven. Om eenheid te creëren in de enorme hoeveelheid aan tentoongestelde objecten, worden zij gegroepeerd in drie secties: ‘de tempel’, ‘de tuin’ en ‘de woning’.270   De eerste sectie, die aansluit op de keramiektentoonstelling, vangt aan met een soort tempel, waarin de religieuze kunst een plaats krijgt (dit is nr.1 op het plan van de Britse sectie in afb.45). Deze tempel is ontworpen door de Britse architect en ontwerper Henry Wilson (1864-1934) (afb.47).

Afb.47: v.l.n.r. De tempel van Henry Wilson langs de buitenkant
J. Malvaux, foto la section anglaise – une galerie de la section des Arts and Crafts en (Arts and Crafts) la chapelle, Gent: Universiteitsbibliotheek.

Afb.47: v.l.n.r. De tempel van Henry Wilson langs de binnenkant
J. Malvaux, foto la section anglaise – une galerie de la section des Arts and Crafts en (Arts and Crafts) la chapelle, Gent: Universiteitsbibliotheek.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

In deze sectie worden glas-in-loodramen, kartons voor glas- en muurschilderingen, monumentale sculptuur en religieuze objecten in textiel en metaal tentoon gesteld. 

Afb.48: Gesp The Tree of Life Alexander Fisher, The Tree of Life, Londen: V&A.

Afb.49: Zilverwerk van Henry Wilson
V&A. Henry Wilson, warmhouder, Londen: V&A.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Een van de objecten die zeker op de Gentse Expo te zien was, is de geëmailleerde gouden gesp The Tree of Life, met in het hart een miniatuurschilderij van De Kruisiging (afb.48). Verder worden er in deze sectie borduur- en kantwerk, metaalwerk en juwelen in vitrines getoond. Een ander object dat hier met zekerheid te zien was, is een zilveren warmhouder (afb.49) Deze is ontworpen en gemaakt door de architect van deze Arts and Crafts afdeling Henry Wilson. De warmhouder is volledig uit zilver gemaakt en afgewerkt met gouden ornamenten, zoals wijnranken en gebladerte.272  In de tweede sectie krijgen de decoratieve kunsten voor de tuin een plaats (nr.2 in afb.45). Deze sectie vormt als het ware de centrale hal van de Arts en Crafts afdeling. In deze hal wordt een tuin geëvoceerd aan de hand van muurschilderingen van planten en bomen. In de tuin worden allerlei sculpturen getoond, die overwegend klassiek geïnspireerd zijn (afb.50).273

Afb.50: De centrale hal van de Arts and Crafts afdeling
J. Malvaux, foto la section anglaise (Arts and Crafts) – galerie de la sculpture et de la peinture, Gent: Universiteitsbibliotheek.

Via de tuin komt de bezoeker uiteindelijk in het huis terecht, de laatste sectie van deze afdeling (nr.3 in afb.35). Hier zijn alle kunsten die bijdragen tot de schoonheid en het plezier van house and home terug te vinden, waaronder boekverluchting, boekbinden, typografie, aarde- en glaswerk, meubilair en behangpapier. Hier worden o.a. een kopie van het eerste boek dat door The Kelmscott Press is uitgegeven, The Glittering Plain van Morris, samen met de originele tekeningen van Walter Crane voor de (tweede) geïllustreerde uitgave van dit boek, tentoongesteld (afb.51).274
 
 

Afb.51: Morris’ The Glittering Plain
William Morris, The Story of the Glittering Plain, Iowa: The University of Iowa Libraries.

Volgens Crane, die ook de inleiding van de catalogus van de Arts and Crafts afdeling geschreven heeft, wordt de bezoeker van deze afdeling met twee stijlen geconfronteerd. Enerzijds blijft de invloed van William Morris en diens terugkeer naar het Brits design en vakmanschap ten tijde van de gilden, heel duidelijk. Dit is o.m. te zien in de objecten van Morris & Co. en The Kelmscott Press, in de boekverluchting van Allan F. Vigers (18581921), in het tentoongestelde borduurwerk en de The Tree of Life van Fisher (afb.48). Anderzijds is er bij de jongere ontwerpers een grotere tendens naar strengheid en eenvoud op te merken. Dit laatste is vooral in het tentoongestelde meubilair (in de laatste sectie) zichtbaar, maar is ook reeds te zien in de decoratie in het algemeen.275
 
– De leeszaal –
 
De grote leeszaal van het Brits paviljoen is volledig door de schilder, graficus en ontwerper Frank Brangwyn ontworpen (afb.52).

Afb.52: De leeszaal van het Brits paviljoen
Frank Brangwyn, leeszaal, Gent: Universiteitsbibliotheek

Op de wanden vormen tien panelen, die hij ontworpen had voor het Brits bedrijf Lloyd’s Register of Shipping, een decoratieve fries. Deze panelen tonen taferelen uit het leven van havenarbeiders en dokwerkers. Verder zijn ook de tafel, de stoelen en het tapijt door hem ontworpen, maar uitgevoerd door Turpin and Co. (afb.53).

Afb.53: v.l.n.r. De stoel en tafel van Brangwyn in 1913 en vandaag. De stoel had in 1913 nog geen decoratie op het zitvlak.
Links: afbeelding uit The studio: international art 59, nr. 243 (1913), 10. Rechts: foto van de collectie van het Arentshuis (Brugge).

Wat vooral opvalt, is de eenvoud van deze ontwerpen. Zo zijn de stoelen rationeel ontworpen en is de decoratie beperkt tot de panelen aan de wand en de gestileerde ‘Arts and Crafts motieven’ van het tapijt.276

Het Duitse paviljoen 

Aangezien de Duitse regering niet wou deelnemen aan de Gentse Expo, is het Duitse paviljoen er op initiatief van enkele Duitse fabrikanten onder leiding van Karl Ernst Osthaus, industrieel, kunstmecenas en oprichter van het Werkbundmuseum Deutschen Museum für Kunst in Handel und Gewerbe in Hagen, gekomen. Zij zien de moderne Duitse decoratieve kunsten als een belangrijk middel om de Duitse industrie op deze Expo, die door Frankrijk gedomineerd wordt, te promoten. De hal voor Raumkunst en die voor Kunstgewerbe vormen dan ook de blikvangers van het Duitse paviljoen (afb.54).277

Afb.54: Plan van het Duits paviljoen
Deutsche Halle Weltausstellung Gent 1913, Gent: Universiteitsbibliotheek

– De Raumkunst afdeling –
 
In deze afdeling, die georganiseerd wordt door K.E. Osthaus, staat de Duitse architectuur en interieurvormgeving centraal. In een eerste zaal worden foto’s van gevels en het interieur van moderne gebouwen, allen ontworpen door Duitse architecten, getoond. Vervolgens komt de bezoeker in een kapel terecht, die ontworpen is door Henry Van de Velde. Hier is onder meer een retabel van de in Duitsland werkzame Nederlandse kunstenaar Johan Thorn Prikker (1868-1932) te zien. De vijf volgende zalen zijn ingericht door ontwerpers van de Vereinigten Werkstätten für Kunst im Handwerk. Daarna volgt een kamer die ingericht is door Adelbert Niemeyer (1867-1932), een eetkamer van Bruno Paul (afb.55) en van Fritz Höhndorf (18781916), een salon van Ludwig Troost (1878-1934), een slaapkamer van R.A. Schröder (afb.56), een kinderkamer van Fritz A. Breuhaus (1883-1960) en de ontvangstruimte voor de voorzitter van de Duitse afdeling, H. Becker, ontworpen door Walter Gropius (afb.57).278 Aangezien er fotografisch materiaal van de tentoongestelde ruimtes van B. Paul, R.A. Schröder en W. Gropius beschikbaar zijn, worden deze van naderbij bekeken. 
De onderwijzer, architect en interieurvormgever Bruno Paul (1874-1968) stelt een volledig ingerichte eetkamer en een buffetkast in een andere eetkamer tentoon (afb.55). In de ‘eenvoudige’ eetkamer (links in afb.55) worden de kasten en de stoelen gekenmerkt door een strakke vormgeving. De curven in de buffetkast (rechts in afb.55) doen denken aan Franse invloeden. De kleurenstelling in beide kamers is dan weer typisch Duits: de witte buffetkast met zwarte sleutelafwerking staat tegen een lichtgekleurde wand, die afgewerkt is met een bloemenfries. In de andere eetkamer worden de donkere kleuren van het meubilair getemperd door de geel-wit gekleurde wanden, het grijs tapijt met drukke bloemenprint en de goudtonen van de vloer.279   

Afb.55: v.l.n.r.: De eetkamer en een buffetkast van een andere eetkamer, beide van Bruno Paul
Uit: Hinkel, “Neue Räume,” 232, 234.

 Een gedurfde en contrasterende kleurensamenstelling (dat later ook in de Franse art deco zal opduiken) is eveneens terug te vinden in de ietwat puriteinse slaapkamer van de Duitse dichter en architect R.A. Schröder (1878-1962) (afb.56).

Afb.56: De slaapkamer van Rudolf A. Schröder
Uit: Hinkel, “Neue Räume,” 231.

Zo is het mahoniehouten meubilair afgewerkt met zwart houtsnijwerk, zijn de met bloemen gedecoreerde gordijnen blauw en kleuren zowel het behang als de vloerbekleding groen.280 
Tot slot heeft ook de ontvangstruimte, ontworpen door de architect Walter Gropius (18831969), een kleurrijke werking (afb.57).

Afb.57: De ontvangstzaal van Walter Gropius Uit: Hinkel, “Neue Räume,” 230.

Het tapijt in deze ruimte bestaat bijvoorbeeld uit grijze, blauwe en oranje tinten en sommige delen van het meubilair zijn verguld. Het opvallend bronzen reliëf is van de hand van de Duitse beeldhouwer en medailleur Richard Scheibe (1879-1964).

– De Kunstgewerbe tentoonstelling –
 
Deze tentoonstelling is eveneens door K.E. Osthaus georganiseerd. Heel wat tentoongestelde stukken zijn dan ook afkomstig van het Deutschen Museum. Osthaus heeft het ontwerp van deze hal (inclusief het meubilair en de vitrines) toevertrouwd aan de Nederlandse architect J.L.M. Lauweriks (1864-1932), die in 1909 directeur van het Staatlichen Handfertigkeitsseminar (een kunstnijverheidsschool) in Hagen geworden was. In het opmerkelijk en modern ontwerp voor deze hal wordt (opnieuw) een spel met kleuren gespeeld: het zwart en wit van de vloer komt in een meandervorm terug op het plafond, terwijl de tentoonstellingsruimtes aan de zijkant van de hal een donkerblauwe kleur dragen (afb.58).281

Afb.58: v.l.n.r. Interieur van de Kunstgewerbe Hal en een ontwerptekening hiervan
Links: J. Malvaux, foto la section allemande – salon de l’art appliqué, Gent: Universiteitsbibliotheek. Rechts: Interieurentwurf für den Saal des Deutschen Museums in Hagen auf der Weltausstellung in Gent, Amsterdam: Stichting Architectuur Museum.

Aan de vensterzijde van de hal is keramiek, glaswerk en werk in (on)edele metalen terug te vinden. Aan de overzijde van de hal wordt er aandacht geschonken aan typografie, reclamewerk, textiel, linoleum en tapijten. In de vitrines in het midden worden sieraden, serviezen en boeken tentoongesteld en de objecten van hout en ivoor staan verspreid over de hele hal.282  Aangezien de catalogus van het Duits paviljoen enkel de namen van de exposanten en een algemene omschrijving van de tentoongestelde objecten omvat, is het moeilijk om te bepalen hoeveel en welke objecten er specifiek in deze hal te zien waren. Uit de catalogus valt wel af te leiden dat het werk van mannelijke en vrouwelijke kunstenaars in dezelfde ruimtes wordt getoond. Verder krijgen zowel de ontwerper als de uitvoerder van een bepaald object een afzonderlijke vermelding in de catalogus, waardoor er verondersteld kan worden dat bij de presentatie van dit object ook beide namen vermeld geweest zijn (zoals dit ook in de Britse Arts and Crafts afdeling het geval is). Tot slot worden de industrieel geproduceerde seriestukken in dezelfde ruimtes getoond als de unieke objecten, wat (tegenover de andere landen op deze Expo) heel vooruitstrevend is.283 
  

Tekst :De decoratieve kunsten op de Wereldtentoonstelling van Gent in 1913 : Eline Stoop

Bronvermelding :
258 Livre d’or de la Secion Française à l’Exposition Universelle & Internationale de Gand 1913 (Parijs: Georges Prévost, 1913), 34.
259 Arts décoratifs modernes: catalogue (Poitiers: Société Française d’imprimerie, 1913), 1-30; Sterckx en Wijnsouw, “Een zekere vergelijking onderling,” 171-172.
260 Arts décoratifs modernes: catalogue, 7-30; Voorbeeldbrief die opgestuurd wordt naar potentiële exposanten van het ‘Salon des arts décoratifs modernes’, opgemaakt door ‘le sécretaire du Comité, Conservateur-Adjoint du Musée des Arts Décoratifs’ – Het antwoord van de exposanten, n.d., Doos D2/74, Map ‘Exposition de Gand’, Parijs: bibliothèque des arts décoratifs.
261 Objets présentés à l’Exposition Universelle de Gand 1913, email van Isabelle Fournel, département Art nouveau- art Déco Musée des arts décoratifs (Parijs), 12 december 2014.
262 Objets présentés à l’Exposition Universelle de Gand 1913, email; Goss, French art deco, 4-7, 13; Arts décoratifs modernes: catalogue, 7-30 ; Livre d’or de la Secion Française, 34.
263 Exposition Internationale de Gand 1913. Section Française. Salon des Manufactures Nationales: Gobelins, Sèvres, Monnaies et Médailles, Imprimerie Nationale (Parijs: Imprimerie nationale, 1913), 10-11, 19-27, 33-39, 47-19; Livre d’or de la Secion Française, 30, 32.
264 Livre d’or de la Secion Française, 31.
265 Ministère du commerce et de l’industrie, Règlement de la section française, 38; Ministère du commerce et de l’industrie, Exposition Universelle et Internationale de Gand 1913 – section française – commissariat général du gouvernement français – comité d’organisation de la section française – bureaux des groupes et des classes (Parijs: Imp. Warmont, n.d.), 37, 40; Lauzanne, Groupe XIIA classe 66A, 45; Exposition Universelle et Internationale de Gand en 1913. Catalogue Officiel de la section française (S.l.: s.n., 1913), 358-371, 375-383; Briefwisseling tussen de algemeen commissaris van de Franse regering en dhr. Alfassa, 25 april 1913, Doos D2/74, Map ‘Correspondance avec les exposants’, Parijs: bibliothèque des arts décoratifs.
266 Lauzanne, Groupe XIIA classe 66A, 39, 61-95.
267 Antoine Imbert, Groupe XIIA classe 66B – décoration fixe des édifices publics et des habitations – industries d’art – section des artisans d’art hors atelier dépendant de la décoration fixe (Parijs: s.l., 1914), 27-76; Liste des récompenses décernées aux exposants, 122-123.
268 Catalogue Officiel de la section Française, 375-378; Albert Chanée, Groupe XII B, classe 70-71: tapis, tapisseries et autres tissus d’ameublement, décoration mobile et ouvrage du tapissier (Parijs: Devambez, n.d.), 26-51; Liste des récompenses décernées aux exposants de la section française (Parijs: Imprimerie des journaux officiels, 1913): 1886-1888; Goss, French art deco, 4, 13.
269 Drèze, Le livre d’or, 127, 130; Capiteyn, Gent in weelde herboren, 138; Sterckx en Wijnsouw, “Een zekere vergelijking onderling,” 171; Ghent Exhibition 1913 – British official catalogue II. Ceramics, Furniture and Decoration (Londen: Darling&Son Ltd., 1913), 8-15, 18-61
270 Drèze, Le livre d’or, 132, 140; Capiteyn, Gent in weelde herboren, 137; Sterckx en Wijnsouw, “Een zekere vergelijking onderling,” 171; Laurencic, “La Ville des Fleurs,” 17; Ghent International Exhibition 1913: Catalogue of the British Arts and Crafts Section (London: s.n., 1913): 1-379; Crane, inleiding, xiv.
271 Crane, inleiding, xxii; “The Tree of Life,” laatst geraadpleegd op 29 juli 2016, http://collections.vam.ac.uk/item/O126529/the-tree-of-life-morse-fisher-alexander/.
272 Crane, inleiding, xxii; “Chafing dish and stand,” laatst geraadpleegd op 29 juli 2016, http://collections.vam.ac.uk/item/O376932/chafing-dish-and-henry-wilson/.
273 Crane, inleiding, xxii.
274 Ibid., xxii, xliv.
275 Ibid., xvi.
276 Capiteyn, Gent in weelde herboren, 138-139; Laurence Van Kerkhoven, “Frank Brangwyn (1867-1956) – Een ooit wereldberoemde Britse Bruggeling,” Vlaanderen 51, nr. 289 (2002): 42; Gerald C. Siordet, “Mr. Brangwyn’s tempera paintings at the Ghent exhibition,” The studio: international art 59, nr. 243 (1913), 3.
277 Wouter Van Acker en Christophe Verbruggen, red., Gent 1913: op het breukvlak van de moderniteit (GentKortrijk: Uitgeverij Snoeck, 2013), 41; Robert Breuer, “Kleine Kunst-nachrichten,” Deutsche Kunst und Dekoration, 32 (1913): 451; Christiane Heiser, “der deutsche werkbund auf der weltbühne 2,” laatst geraadpleegd op 30 juli 2016, http://www.designhistory.nl/2011/der-deutsche-werkbund-auf-der-weltbuhne-2/; Laurencic, “La Ville Des Fleurs,” 20-21.
278 Heiser, “der deutsche werkbund auf der weltbühne 2”; Van Acker en Verbruggen: Gent 1913: op het breukvlak van de moderniteit, 42; Katalog der Deutschen Abteilung auf d. Weltausstellung Gent 1913 (Keulen: DuMont, 1913), 70-71, 95
279 Gottfried Hinkel, “Neue Räume der Ver. Werkstätten für Kunst Im Handwerk,” Deutsche Kunst und Dekoration, 33 (1913-1914): 231.
280 Ibid.; Goss, French art deco, 7.
281 Breuer, “Kleine Kunst-nachrichten,” 452; Katalog der Deutschen Abteilung, 67-68, 70-71, 95; Heiser, “der deutsche werkbund auf der weltbühne 2”; Capiteyn, Gent in weelde herboren, 144.
282 Heiser, “der deutsche werkbund auf der weltbühne 2”
283 Katalog der Deutschen Abteilung; Heiser, “der deutsche werkbund auf der weltbühne 2”