Woensdag avond heeft nog maar eens een brand gewoed in de Gentse tentoonstelling. Dit is reeds de derde deze week. Zondag was er een kleine brand in een herberg. Maandag werd een koffiehuis geheel en een ander gedeeltelijk in de as gelegd op de Belvédèrelaan, die al eens vroeger door een brand werd geteisterd. Woensdag was het de beurt aan de schilderachtige wijk van Oud-Vlaendren.
De oorzaken.
Al de branden die tot nu toe de wereldtentoonstelling teisterden, braken uit in plaatsen waar vuur gemaakt werd of waar door onvoorzichtigheid en of nalatigheid van de bewoners of verbruikers, het laten liggen van vodden of papier, het achteloos wegwerpen van stekjes of slecht gedoofde sigaren of sigaretten het ontstaan van de brand kan verklaard worden.
Ditmaal echter, brak het vuur uit in een onbewoond huisje van Oud-Vlaendren, dat diende voor doorgang aan het personeel.
Het noodsein.
Kort voor 19 uur, zag de brigadier-bewaker Devis, van dienst aan de ingangspoort van Oud-Vlaendren, kant van de tentoonstelling, een grote vlam opslaan uit een van de huisjes, staande op het koertje van het Alijnsgodshuis.
Hij gaf onmiddellijk het noodsein en nog geen twee minuten later was de bestendige brandweerpost ter plaatse. Deze viel dadelijk met enkele spuiten het vuur aan, dat inmiddels op de aanpalende huisjes was overgeslagen.
Een van deze huisjes diende als nougatwinkel; in een ander verkocht men brodeermachientjes, zoals men er te zien krijgt in de Italiaanse afdeling, dan had men nog een winkel van boorduurwerken.
Een paar minuten later kwam de algemene brandweer van de stad Gent ter plaatse gesneld en nu werd de brand, die intussen fel was aangegroeid, langs alle kanten tegelijk bestookt.
De Parijse brandweer, die uitzonderlijk gelast is met het toezicht op de Franse afdeling, was ook dadelijk ter plaatse gesneld en zond over de daken van de ingang van Oud-Vlaendren, stralen water op de vuurzee.
Het vuur breidt zich uit.
De vrees voor uitbreiding van de brand, langs de cirkelvormige gebouwen, aan het brandend gedeelte palend, was zo groot geworden, dat men, teneinde het vuur af te zonderen een sigarenwinkel en het huisje van de chocoladefabrikant Kwatta neerhaalde. Daardoor werd de brand langs die kant zo krachtdadig afgesneden, dat het magazijn Caron, dat er een paar meters van verwijderd was, bijna geheel ongedeerd bleef en alleen de achtergevel wat beschadigd werd.
Het vuur ontstaan in het leegstaande huisje naast dat, betrokken door de koperslager Vande Woestyne, zette nu vooral aan de overzijde zijn verwoestingen voort en dreigde de prachtige kapel van het Alijnsgodshuis, waar een kinderbroeikast is ingericht, te vernielen. De vlammen werden daarboven door een hevige wind aangewakkerd.
De kinderen uit de broeikas werden spoedig in veiligheid gebracht, terwijl de heer Vande Woestyne en een paar andere huurders uit hun huisjes trachten te redden wat er te redden was, namelijk kanten, borduurwerken enz…
Herhaaldelijk zag men tussen de reten in de plankenvoeren van de huisjes, nogmaals vlammen opslaan, een teken dat het vuur daaronder te smeulen lag, en lang, nog zeer lang moeste de pompiers de rokende puinen besproeien, om alle gevaar af te weren.
Een barak in brand.
Uit het volgende blijkt het grote gevaar date de brand voor de overige gebouwen voor de wijk opleverde:
Vuurgensters, door de wind meegevoerd, vielen een honderdtal meters verder op het zeil van de barak van het lustige wiel. Het zeil vatte onmiddellijk vuur; een politieagent kon het met de hulp van enkele aanwezige personen afrukken en de barak bleef zelf daardoor behouden..
De schade wordt op 25 a 30.000 frank geschat.
Bronnen :
Archieven Brandweer, Stadarchief Gent
Archieven Politie, Stadarchief Gent
Het Nieuws van de Dag 30 10 1913