Bureel uitvoerend comité

Beschrijving

1 grondplan
De burelen van het uitvoerend comité waren reeds klaar in september 1911 en daardoor het eerste gebouw van de wereldtentoonstelling dat in gebruik kon worden genomen. Het werd als laatste afgebroken. Het werd gezet op de voormalige terreinen van de Gentse voetbalclub La Gantoise.
Een grondplan werd nergens terug gevonden, maar er bestaan wel twee beschrijvingen in de eerste jaargang van Gand Exposition die elkaar uitstekend aanvullen.
Het grondplan was rechthoekig en had een oppervlakte van 900 m². Het gebouw bevatte een gelijkvloers en een zolderverdieping.
A het gelijkvloers :
De zuidelijke ingang van het gelijkvloers, voorafgegaan door een halfcirkelvormige platvorm, gaf uit op de wachtzaal en was bestemd voor het publiek.
De wachtzaal was 24 m breed en 10 m diep. Zij gaf in het midden uit op een gang die over de hele lengte van het gebouw liep en waarop op hun beurt burelen uitkwamen.
Langs de rechterkant kant lagen achtereenvolgens de burelen van J. Casier, M. de Smet de Nayer, Hennequin en Wyseur, secretarissen. Aan de linkerkant van de gang lagen de burelen van het algemeen commissariaat, het secretariaat en de boekhouding. De traphal lag tussen de boekhouding en de bediendenburelen. Aan het einde van de lange gang lag de ingang voor het personeel, de noordingang.
B de zolderverdieping :
Op identiek dezelfde manier ingedeeld als het gelijkvloers. Boven de wachtzaal lagen naast elkaar twee grote zalen, de eerste fungeerde als vergaderzaal voor het uitvoerend comité , de tweede was de tekenzaal.
De gang gaf langs de ene kant uit op de burelen van F. Coppieters, Cadola (ingenieur) en Oscar Van de
Voorde. Tegenover deze laatste waren de archieven, een spreekkamer en het bureel voor het technisch personeel gelegen.

2 opstanden dienstgebouwen
Met uitzonderring van de portierswoning en garage hadden alle dienstgebouwen een plat dak. De wanden van de zolderverdiepingen werden hellend uitgewerkt met een knik onderaan zodat een schilddak gesuggereerd werd.
Bij de gebouwen van de bank, het rode kruis, de brandweer en het handelskantoor werd de dakconstructie hoger opgetrokken boven de lokalen van de brandweer, het enige deel dat een volwaardige eerste verdieping bezat.
De portierswoning en de garage waren afgedekt door een schilddak met een knik voor het lager lopende gedeelte boven de fietsenstalling.
Boven de trapeziumvormige uitbouw van het gebouw was het dak piramidevormig uitgewerkt.
In de wanden van de zolderverdieping werden in alle dienstgebouwen dakramen aangebracht, eenvoudig recht gehouden, of met een golvende profilering afgesloten (bureel uitvoerend comité), of half koepelvormig afgedekt ( post, telegraaf, telefoon en politie). Ook oculi met een eierrand versierd, kwamen voor.
In de eerste bouwlaag werd veelvuldig met midden- en zijrisalieten gespeeld. De venster- en deuropeningen waren rechthoekig, soms afgesneden door een ovalen raam (zijgevel post, telegraaf, telefoon, politie). De deuren werden overal als deurvenster uitgewerkt. Alle ramen en deurvensters waren onderverdeeld in kleinere ruiten, dikwijls werden ze per drie gegroepeerd waarbij de middelste meer naar voor sprong zodat een trapezium bekomen werd, een element dat ook voorkwam bij de hoofdingang van het feestpaleis.
Bij de portierswoning was aan de spoorwegkant een metalen constructie voor lichtreclame aangebracht die tegelijkertijd als afsluithek fungeerde.