Op welke manier heeft de kunstfotografie zich een weg kunnen banen tot de wereldtentoonstelling van Gent? Wie was hier verantwoordelijk voor en wie had de organisatie in handen? In dit hoofdstuk zal er getracht worden om onder andere deze vragen te beantwoorden. Eerst zal er kort worden beschreven op welke manier de stad zich gereed maakte voor de wereldtentoonstelling aan de hand van een grote stadsrenovatie. Voorts wordt de organisatie aangehaald waarbij ook Joseph Casier wordt besproken. In onderstaand schema wordt een tijdlijn weergegeven met enkele belangrijke data die samen een verhaal vormen dat vooraf ging aan het Salon International d’Art Photographique.
1874 17 mei Oprichting Association Belge de Photographie
1874 27 juli Oprichting sectie Gent
1875 20 juli 1ste internationale tentoonstelling ABP
1885 Wereldtentoonstelling Antwerpen
1888 Wereldtentoonstelling Brussel
1889 1ste Exposition Photographie Sectie Gent ABP
1892 18-25 dec 2de Exposition Photographie sectie Gent ABP
1894 Wereldtentoonstelling Antwerpen
1895 Joseph Casier voorzitter ABP (tot 1904)
1896 4-19 apr 2e Exposition d’Art Photographique ABP
1899 Provinciale tentoonstelling Gent
1905 Wereldtentoonstelling Luik
1905 28 dec Oprichting Naamloze Vennootschap voor de Studie van een Wereld- en Internationale tentoonstelling Gent
1908 6 juni Stichting Naamloze Maatschappij der Wereld en Internationale tentoonstelling van Gent
1910 10 okt Joseph Casier, Emile Coppieters en Maurice de Smet de Naeyer aangesteld als directeurs
1911 6 okt Casier bepleit aanwezigheid kunstfotografie
1912 1 okt Oproep rondsturen naar exposanten kunstfotografie
1913 1 mrt Alle inzendingen (foto’s) moeten ten laatste vandaag verzonden zijn naar het depot
1913 10 apr Alle werken moeten in Gent zijn
1913 26 apr Opening Wereldtentoonstelling Gent
1913 10 mei Inhuldiging Salon international d’Art Photographique door Armand Goderus
Enkele data die hier worden opgesomd zijn reeds eerder besproken in het licht van eerdere fotografie-exposities, de oprichting van de ABP of in context van eerder georganiseerde wereldtentoonstellingen. In dit derde hoofdstuk wordt de nadruk gelegd op de periode tussen 1905 en 1913. Dit duidt respectievelijk de tijdspanne aan vanaf het moment dat er een diepgaande voorbereidende studie werd gestart om de mogelijkheden af te tasten voor het organiseren van een wereldtentoonstelling in Gent, tot aan het einde van de voorbereidende taken in 1913 wanneer de wereldtentoonstelling effectief werd geopend voor publiek. In hoofdstuk 4 zal het vervolg besproken worden, zijnde vanaf de openging van de Gentse wereldtentoonstelling tot wanneer de wereldtentoonstelling zijn deuren sloot in november 1913.
Organisatie
In eerste instantie was het doel van een wereldtentoonstelling om de industrie te tonen op internationaal vlak. Althans was dit zo bij de eerste wereldtentoonstelling te Londen in 1851 waar de bezoekers een beeld moesten krijgen van de mogelijkheden van de menselijke productie.(1) Op dat moment kwam er een verschuiving van de focus op het bijna zuiver industriële naar een bredere expositie, waar steeds meer plaats werd gemaakt voor thema’s als internationale handel, het koloniale leven, ontwikkelingen op wetenschappelijk vlak, geneeskunde, onderwijs, sport enzovoort. De tentoonstellingen werden telkens gecombineerd met feestelijke evenementen en tal van andere vormen van vermaak.
Ook het culturele aanbod op een wereldtentoonstelling kwam meer en meer in de belangstelling te staan, onder meer in de gedaante van een paviljoen der schone kunsten.
Deze tendens zette zich voort en evolueerde tot de waarden waaraan een wereldtentoonstelling momenteel, anno 2016, aan moet voldoen namens het Bureau International des Expositions, een overkoepelende organisatie omtrent het organiseren van een wereldtentoonstelling. Een wereldexpo is niet langer uitsluitend gewijd aan de presentatie van industriële vooruitgang of aan het pronken van nationale prestige. De functie is geëvolueerd naar het wezen van een discussieplatform, gericht op het vinden van oplossingen voor universele uitdagingen van onze tijd.(2)
Vanaf het succesvolle startschot op de Londense wereldexpositie in 1851 werden er talrijke internationale tentoonstellingen georganiseerd in onder andere Parijs, Londen, Wenen en de Verenigde staten. Echter sinds de eerste Belgische wereldtentoonstelling te Antwerpen in 1885, is ook België sterk vertegenwoordigd op de lijst van de internationale wereldtentoonstellingen.
De eerste wereldtentoonstelling van België werd gehouden in Antwerpen in 1885, waarna Brussel (1887), Antwerpen (1894), Brussel (1897), Luik (1905) en Brussel (1910) volgden.(3) De Exposition Universelle et Internationale de Gand 1913 was zodoende de zevende wereldtentoonstelling die in België georganiseerd werd. In 1911 organiseerde ook Charleroi een grote tentoonstelling maar deze werd niet opgenomen in de officiële lijst der wereldtentoonstellingen.(4)
Na het succes van de wereldtentoonstelling te Luik in 1905 stond ook Gent te popelen om een tentoonstelling te organiseren waarmee ze de moderniteit en vooruitgang van hun stad konden tonen op internationaal vlak.(5) Enkele jaren eerder had Stad Gent al een soort van generale repetitie achter de rug in de vorm van de eerder aangehaalde Provinciale Tentoonstelling.(6)
Sindsdien speelde het idee onder de Gentenaars om hun eigen wereldtentoonstelling te organiseren. Het was echter pas in 1905 dat de beslissing viel een studiegroep op te richten om de mogelijkheden van de Arteveldestad af te tasten.(7) Deze naamloze vennootschap voor de studie van een wereld -en internationale tentoonstelling te Gent, werd opgericht op 28 december en moest in detail onderzoeken in hoeverre het project al dan niet kans op slagen had en op welke manier dit kon gerealiseerd worden. Eén van de voorwaarden was het vergaren van een garantie kapitaal van 1.500.00 Belgische Frank.(8) Na een gunstige conclusie was op 6 juni 1908 de oprichting van de Naamloze Maatschappij der Wereld en Internationale tentoonstelling van Gent een feit.(9)
Deze naamloze maatschappij, ook wel Expo NV genoemd, werd geleid door drie directeurs, aangesteld op 10 oktober 1910: de katholiek Joseph Casier, de liberaal Maurice de Smet de Naeyer (1862-1941) en de socialist Emile Coppieters (1849-1922).(10) Het terrein voor de wereldtentoonstelling werd afgebakend en de Gentse kuip werd grondig onder handen genomen. Het gebied dat werd voorbereid voor de Expo, gaande van het Citadel Park tot aan de huidige De Pintelaan, werd strategisch gekozen omwille van verschillende troeven.(11) Het was een groot uitgestrekt domein, nabij het stadscentrum en het treinstation Gent Sint-Pieters.(12) Dit werd beslist tijdens de onderhandelingen tussen de Naamloze Maatschappij der Wereld en Internationale tentoonstelling van Gent, Stad Gent en de Vlaamse regering. In eerste instantie zou het terrein een oppervlakte van 80 hectare beslaan. Door de groeiende ambitie tijdens de voorbereidingen werd deze oppervlakte zwaar overschreden. Met een uiteindelijk gebied van 135 hectare besloeg deze wereldtentoonstelling de grootste oppervlakte van de tot dan toe georganiseerde Belgische wereldtentoonstellingen.(13)
Vanaf midden 19e eeuw werd reeds het befaamde Zollikofer – De Vigneplan uitgevoerd in de binnenstad, met een rechtstreekse verbinding tussen het Zuidstation en het stadscentrum als gevolg. Emile Braun (1849-1927), toenmalig burgemeester van Gent, ging tijdens de eeuwwisseling voort op dit plan door het vrijmaken en restaureren van de Gentse monumenten. Deze grote stadsrestauratie nam de binnenstad onder handen om zo de stad in een sfeer van romantiek te hullen als verwijzing naar het grote verleden van de natie.(14)
Kortom, in sneltempo werd de Gent klaargestoomd om miljoenen bezoekers te ontvangen uit zowel binnen- als buitenland voor de wereldtentoonstelling. Het motto voor deze wereldexpo luidde: “Feest van Vrede, Arbeid en Kunst” oftewel “Fête de la Paix, du Travail et de l’Art”.(15) Na een lange traditie van wereldtentoonstellingen die teruggaat tot de eerste World Fair in 1851 te Londen, staat Gent zestig jaar later op het punt om reeds de 18de officiële wereldtentoonstelling te organiseren.(16)
Joseph Casier
Een belangrijke naam in verband met de aanwezigheid van de kunstfotografie op de wereldtentoonstelling te Gent in 1913 is ongetwijfeld de eerder genoemde Joseph Casier. Als intellectueel had hij vele publicaties onder zijn naam in binnen- en buitenland. Hij behaalde zijn doctoraat in de rechten en was onder andere actief als advocaat en schrijver. In de kunstwereld was één van zijn vele bijdragen het mede oprichten van de Vrienden van het Museum in Gent waar Casier zich inzette bij het verrijken van de Gentse collecties van zowel oude als moderne kunst.(17) Ten tijde van de wereldexpositie zetelde hij in de Gentse gemeenteraad en zijn breed interesesveld zorgde ervoor dat hij nauw betrokken was bij het Gentse verenigingsleven.(18)
Onder Casiers artistieke leiding vielen zowel het Internationaal Salon van de Medaille alsook het Internationaal Salon van de Kunstfotografie.(19) Zijn invloed op de Gentse wereldexpositie liet zich vooral voelen op artistiek vlak maar ook daarbuiten is zijn aanwezigheid zeer bepalend geweest. Zo was hij één van de initiatiefnemers omtrent de restauratie van verschillende monumenten en oude huizen in Gent en nam hij zeer actief deel aan verschillende onderhandelingen in het buitenland. Een voorbeeld hiervan zijn de zakenreizen die hij samen met zijn collega Maurice de Smet de Naeyer ondernam naar verschillende buitenlandse hoofdsteden om zo de vertegenwoordiging van deze landen te verzekeren op de wereldexpo.(20)
Joseph Casier was voorzitter van de Gentse afdeling van de ABP van 1895 tot 1904 en zorgde in die periode voor een bloei van de fotografie. Onder zijn voorzitterschap steeg het aantal leden maar liefst van 500 tot 700 leden.(21) Zoals gezegd, was hij daarnaast aangesteld als één van de drie bestuursleden van de Naamloze Maatschappij der Wereld en Internationale tentoonstelling van Gent waar hij werd geprezen voor zijn loyaliteit en inzet. Binnen zijn bestuursdepartement mocht hij opereren op volledig onafhankelijke basis want hij beschikte immers over een totale beslissingsvrijheid.(22)
Op 6 oktober 1911 maakte Casier bekend dat hij pleitte voor de aanwezigheid van kunstfotografie op de wereldtentoonstelling. Hij kondigde eveneens aan dat hij met zijn medebestuurders Emile Coppieters en Maurice De Smet de Naeyer reeds de beslissing had genomen dat de kunstfotografie over een eigen salon moest beschikken op de wereldtentoonstelling.(23) Dit Salon d’Art Photographique zou een expositieruimte worden die op gelijke voet stond met dat van de schone kunsten. Dit sluit aan bij de overtuiging van de Association Belge de Photographie dat het ‘tonen’ van fotografische artistieke werken een belangrijke strategie is om de publieke opinie bij te stellen. Door de bezoekers te confronteren met de kunstwerken, werd bewezen dat het medium in staat was om, meer dan enkel als een ambacht, ook als een volwaardige kunstvorm geapprecieerd te worden.
In oktober 1912 hield Joseph Casier, samen met de Gentse sectie van de ABP, een vergadering waar de toekomstige fotografie tentoonstelling op de wereldexpo he belangrijkste punt was op de agenda.(24) Dit blijkt het artikel ‘Le Salon d’Art Photographique à l’Exposition Universelle et Internationale à Gand’ uit het Bulletin van de ABP.
De organisatie en indeling van het Salon International d’Art Photographique werd dan ook overgelaten aan de Gentse afdeling van de ABP, die reeds ervaring had opgedaan met het organiseren van internationale tentoonstellingen en in 1913 instond voor de vertegenwoordiging van fotografieverenigingen van over de hele wereld.
De inzendingen
Het was voor het eerst in de geschiedenis dat fotografie een eigen stek kreeg op een Belgische wereldtentoonstelling waarbij de werken werden getoond als een volwaardige kunstvorm. Al sinds lange tijd vochten verschillende amateurverenigingen wanhopig voor erkenning van de fotografie als volwaardige kunstvorm met de wereldtentoonstelling als nieuwe overwinning. Het was een primeur dat de fotografie op dezelfde rechten en erkenning kon rekenen als de schone kunsten.(25)
In de aanloop naar dit Salon d’Art Photographique werd dan ook telkens de nadruk gelegd op het artistieke karakter dat deze fototentoonstelling zo uniek zou maken. Er werd een verbod uitgesproken voor het tentoonstellen van nijverheidsproducten in het Salon d’Art Photographique zodat er enkel werk werd getoond met een kunstwaarde als gemeenschappelijke basis.(26) Alle inzendingen moesten ook langs een toelatingsjury zodat het artistiek karakter werd gecontroleerd.
Op 6 oktober in 1911 publiceerde Joseph Casier in het bulletin van de ABP een artikel waarin hij een oproep doet aan zijn collegafotografen om hen uit te nodigen tot het inzenden van hun fotografische werk.(27) Op 1 oktober 1912 werd er eveneens een oproep door Casier de wereld ingestuurd, deze keer via de Gazet van Gent. Dit resulteerde uiteindelijk in deelnames vanuit de hele wereld.(28)
Zoals eerder vermeld was iedereen vrij om zijn of haar werken in te zenden.
Opdat men geselecteerd zou worden, moest het ingezonden oeuvre in eerste instantie beschikken over een artistiek karakter.(29) Dit werd bewaakt door een toelatingsjury die in het volgend onderdeel: Toelatingsjury, wordt besproken. Het is echter opvallend dat elke deelnemer lid was van een (amateur)fotovereniging wat kan duiden op een tweede voorwaarde.(30)
Naast deze genoemde voorwaarden zijn er nog enkele strikte reglementeringen waaraan de werken dienden te voldoen. Deze werden onder andere gecommuniceerd via het bulletin ABP maar werden ook meegedeeld aan de bezoekers via de catalogus van het Salon d’Art de Photographie.
Deze kwaliteitsvolle catalogus werd verkocht voor 0,50 Belgische Frank en was beschikbaar in vier edities. Het onderscheid tussen elke editie was de verschillende afdruk op papier die inbegrepen was in elke catalogus. Het gaat telkens om een foto uit het geëxposeerde oeuvre van de toenmalige Belgische koningin Elisabeth (1876-1965), tevens deelneemster aan het Salon d’Art de Photographie (afb 32).(31)
Tijdens de Gentse wereldtentoonstelling zijn er 2 edities van 1000 catalogussen verkocht.(32)
Verder waren er nog verschillende vormelijke eisen waaraan de inzendingen moesten voldoen. Het maximum aantal werken per deelnemer aan de tentoonstelling was beperkt tot zes. Het formaat was niet gelimiteerd. Voorts mochten de werken al eerder vertoond zijn op een andere expositie. Elk werk diende verplicht te worden ondertekend door de kunstenaar. De plaats van de signatuur mocht zich zowel in de hoek van het werk bevinden als in de kader. Bij deze regel werd er vermeld dat dit op een discrete manier moest gebeuren, in die mate dat de handtekening niet als een reclamespot mocht worden gebruikt.
Het gebruikte procedé mocht worden vermeld, dit was de keuze van de kunstenaar.(33) Indien de afdruktechniek werd meegegeven, werd deze later ook aan de hand van afkortingen gepubliceerd in de catalogus, telkens achter de titel van het werk.(34)
De verzendingskosten en de eventuele retourkosten buiten beschouwing gelaten, was er geen kost noch vergoeding verbonden aan de deelname aan het Salon d’Art Photographique.(35) Wel mochten de deelnemers die werden opgenomen in de catalogus en op zijn minst drie werken onder zijn of haar naam hadden staan, gedurende de hele wereldtentoonstelling gratis het domein betreden met een persoonlijke toegangskaart. Alle deelnemers waren ook welkom op de officiële opening van het salon.(36)
Ondanks het niet-commerciële karakter dat het Salon de Photographie nastreefde, was er de mogelijkheid om als kunstenaar de geëxposeerde werken te verkopen aan de bezoekers van de tentoonstelling. Het was uiteraard de keuze van de kunstenaar om al dan niet van deze gelegenheid gebruik te maken. De eventuele verkoop van de werken hing echter wel samen met volgende voorwaarden: de levering van de werken mocht pas gebeuren na het einde van de wereldtentoonstelling, dit was in november 1913.(37)
Elk werk moest apart worden ingekaderd achter glas, of gemonteerd zijn op een stuk karton achter glas. Op de achterzijde moest de naam en het adres zichtbaar zijn van de kunstenaar alsook de titel van het werk.(38)
Deze vormelijke vereisten hingen samen met praktische afspraken maar duidden ook op het statuut van de fotograaf, dat steeds meer benaderd werd als zijnde van een echte kunstenaar. De signatuur op een foto verleende het werk een zekere kunststatus en de verplichte kader met glas voor de foto maakte dat het werk verheven werd tot een zeker kunstobject, waarbij het glas dienst deed als sokkel. Zo was er een bepaalde afstand tussen de bezoeker en het werk wat de verheven toestand van de foto impliceerde.
Een foto was per definitie een reproduceerbaar object waarbij het negatief talloze keren kon worden omgezet in een positief beeld. Zoals eerder vermeld, bemoeilijkte dit de appreciatie van een kunstwerk doordat het niet gaat om een uniek object. Door middel van de signatuur was er echter sprake van een persoonlijke, met de hand toegevoegde, toets. In combinatie met de manier van presenteren werd deze reproduceerbaarheid als het ware overstegen, wat het aura van het kunstwerk ten goede kwam.
De werken moesten op hun bestemming zijn in Gent vòòr 10 april 1913.
De werken die vanuit het buitenland werden verzonden moesten gericht zijn aan volgend adres:
A Monsieur A. Goderus, Président de l’ABP
Gand-Entrepot (Belgique)
——————————————
Photographies encadrées
Envoi de M…, rue…n°…
à…
Aangezien dit magazijn in Gent enkel zendingen vanuit het buitenland kon ontvangen moesten de exposanten uit België hun werken verzenden naar een ander adres, namelijk:
A Monsieur A. Goderus, Président de l’ABP
Ecole Niçaise
Boulevard des hospices
Gand
———————————
Photographies encadrées
Envoi de M… , rue… n°…
à…
Alle deelnemers dienden hun eigen adres te bevestigen op hun inzendingen.(39) Daarnaast was het ook aan de kunstenaars om hun werken te verzekeren, zij bleven immers verantwoordelijk voor de staat van hun werk. Het was niet toegestaan om een schadevergoeding te eisen in geval van verlies of schade, noch aan de Association Belge de Photographie noch aan de naamloze vennootschap van de Wereldtentoonstelling.(40)
Door het inzenden van de werken gaven de kunstenaars automatisch toestemming aan de ABP om de tentoongestelde werken te reproduceren in hun bulletin alsook in de catalogus van het salon.(41)
Toelatingsjury
Zoals eerder gesteld was het hoofddoel van het Salon d’Art Photographique op de wereldtentoonstelling van Gent in 1913 gericht op het artistieke aspect. Dit was ook de rode draad doorheen de overige tentoonstellingen georganiseerd door de Association Belge de Photographie. De loodzware beslissing of een werk al dan niet onder de noemer ‘kunst’ thuishoorde, lag in handen van een toelatingsjury die bepaalde of een werk wel of niet mocht worden getoond in de Galerij der Photographie. Om fotografie als een autonome kunstvorm te kunnen presenteren namen de leden van de jury deze taak zeer aux sérieux. Ieder jurylid had verschillende belangrijke verwezenlijkingen op zijn naam in de wereld van de fotografie of in de schilderkunst. Er werd een groep samengesteld van vooraanstaande personen met verschillende achtergronden. Naast juryleden met een brede technische fotografische kennis, tekenden eveneens kunstschilders present. Dit bewijst nogmaals de wisselwerking tussen de schilderkunst en de relatief nieuwe kunstvorm fotografie.
Aan het hoofd van de jury stond Armand Goderus. Een Gentse advocaat die in 1904 werd aangesteld als voorzitter van de Gentse sectie van de Association Belge de Photographie, waarin hij als secretaris eerder actief was sedert 1893.(42) Goderus is een fotograaf die tot op de dag van vandaag geëerd wordt om zijn foto’s en zijn talrijke publicaties.(43) Deze werken hebben een zeer grote invloed gehad op de fotografie, topografie en de cinematografie.(44)
Verder bestond de jury uit fotograaf Joseph Casier, schilder Jean Delvin (1853-1922), de luministische schilder Emile Claus (1849-1924), fotograaf Leonard Misonne (1870-1943), fotograaf Charles Puttemans (1850-1933) en Paul Limbosch als secretaris van de Jury d’Admission. Deze individuen worden hieronder kort toegelicht.
Joseph Casier werd eerder in deze verhandeling besproken als één van de drie directeurs van de Gentse wereldtentoonstelling, voormalig voorzitter van de ABP en eveneens als persoon met talrijke publicaties onder zijn naam, waaronder menig artikels voor het bulletin d’ABP. Hij fungeerde als sleutelfiguur betreffende de aanwezigheid van fotografie als kunst en het beschikken over een eigen ruimte hiervoor op de Gentse wereldexpositie.(45)
Jean Delvin was toenmalig lesgever en directeur van de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten van Gent.(46) Daarnaast was hij zelf ook schilder van voornamelijk genrestukken, landschappen en historieschilderkunst en was hij één van de stichtende leden Les XX.(47)171 Deze Brusselse avant-gardegroep die actief was van 1883 tot 1893, was opgericht door een aantal artiesten, gegroepeerd rond Octave Maus (1856-1919).(48) Hun streven naar vernieuwende kunst paste binnen het takenpakket van de toelatingsjury voor het Salon d’Art Photographique.
Emile Claus, een gevierd impressionistisch schilder, stond bekend om zijn luchtige weergave van het dagelijks leven van de boeren.(49) In zijn werk is er een evolutie waar te nemen van het naturalistisch realisme naar het impressionisme tot het luminisme.(50) Door middel van zijn luministische manier van schilderen wordt de link met de fotografie versterkt. Het luminisme was een richting in de schilderkunst, verwant met het pointillisme, die vooral beoefend werd in Nederland en België, respectievelijk vanaf 1890 tot 1920. De focus lag op de uitwerking van de weergave van het licht en de lichteffecten in hun taferelen. Emile Claus was één van de leidinggevende figuren uit het Belgisch luminisme en stichtte in 1904 de kunstenaarskring ‘Vie Et Lumière’. Deze aandacht voor het licht geeft een duidelijke link met het selecteren van kunstwerken geschikt voor het Salon d’Art Photographique.(51)
Leonard Misonne was ingenieur en zelf, als lid van de Association Belge de Photographie, een picturalistisch fotograaf. Hij beschrijft zijn eigen werken als fotografische schilderijen waarin hij de natuur verheerlijkt.(52) Zijn rurale landschapstaferelen zijn zeer kenmerkend voor het picturalisme, al beoefende hij deze stroming vooral na het hoogtepunt dat respectievelijk tussen 1889 en 1911 viel.(53) Via tentoonstellingen en publicaties is zijn naam wereldwijd gekend.(54)
Charles Puttemans maakte als vice-voorzitter van de Brusselse sectie van de ABP ook 34 jaar lang deel uit van de redactie van het verenigingstijdschrift van de ABP.(55) Hij doceerde chemie aan de ‚Ecole Industrielle’ in Brussel maar gaf er ook één van de eerste cursussen fotografie. Puttemans zetelde vaker in de jury van internationale tentoonstellingen die destijds werden georganiseerd door de Association Belge de Photographie.(56)
Paul Limbosch is het laatste jurylid dat hier wordt besproken. Hij was de secretaris van de jury, tevens secretaris generaal van de Brusselse afdeling van de ABP.(57)
In totaal zijn er 751 titels van werken terug te vinden in de catalogus exclusief. Drie werken worden niet meegerekend aangezien deze te laat werden ontvangen. Deze drie werken worden in de catalogus vermeld onder ‘Oeuvres arrivées tardivement’.(58)
Het is niet duidelijk hoeveel werken de selectie van de jury niet hebben overleefd.
De functie van de jury hield enkel in dat zij de werken dienden te selecteren die zij waardig genoeg achtten om te worden getoond op het Salon d’Art Photographie.(59) Er werd dus geen winnaar gekozen.(60) De Association Belge de Photographie bood wel aan elke exposant een plaquette frappée aan ter gelegenheid van het salon in 1913.1(61)
Bronnen :
Salon d’Art Photographique van Chloë Mentens
1 Louise Purbick, The Great Exhibition of 1851: New interdisciplinary essays (Manchester: Manchester University Press, 2001), 4.
2″World Expos.”
3 Vandommele, Wereldtentoonstelling, 12.
4 Expotopia, De Belgische Expo’s, onder redactie van Erik Martens (Brussel: Het Koninklijk Filmarchief, 2008), DVD 27.
5 W. Jonckheere, Gent: Internationale Wereldtentoonstelling 1913, 12.
6 “Provinciale Tentoonstelling Gent 1899,” Gazette van Lokeren, 4 juni 1899, p1.
7 Gand-Exposition: Organe Officiel de l’Exposition Universelle et Internationale de Gand 1913 (Gent: Vanderpoorten, 1913), 3.
8 Eva Wuyts, Luc François en Robert Blansaer, Wereldtentoonstelling Gent 1913 in Metaal Vereeuwigd (Gent: Numismatica Gandavensis, 2000), 375.
9 Jonckheere, Gent: Internationale Wereldtentoonstelling 1913, 3.
10 Gustave Abel, Paul Bergmans en Victor Fris, Gand Exposition 1913 (Brussel: Weissenbruch, 1913), 9.
11 Fien Danniau, “1913 De Gentse Expo,” laatst geraadpleegd op 17 juli 2016, http://www.ugentmemorie.be/gebeurtenissen/1913-de-gentse-expo.
12 Joseph Casier, “L’ Exposition,” Bulletin Officiel du Touring Club de Belgique 19, nr. 8 (1913): 184.
13 Casier, “L’Exposition,” 184-186.
14 Joost Vandommele, Wereldtentoonstelling Gent 1913 (Gent: Uitgeverij Snoeck, 2013), 19-22.
15 Casier, “L’Exposition,” 184.
16 “World Expos.”
17 Dreze, Livre d’or d’exposition universelle de Gand 1913 (Gent, 1913), 67.
18 Wuyts, François en Blansaer, Wereldtentoonstelling Gent 1913 In Metaal Vereeuwigd, 385.
19 Wuyts, François en Blansaer, Wereldtentoonstelling Gent 1913 In Metaal Vereeuwigd,386.
20 Dreze, Livre d’or d’exposition universelle de Gand 1913, 68.
21 Georges Antheunis, Guido Deseyn en Marc van Gysegem, Focus op fotografie: fotoapparatuur en foto’s uit Gentse verzamelingen 1839-1940 (Gent: MIAT, 1987), 68.
22 Wuyts, François en Blansaer, Wereldtentoonstelling Gent 1913 In Metaal Vereeuwigd, 384.
23 Erik De Keukeleire, De Wereldtentoonstelling van 1913 te Gent (1896-1920) (Ledeberg: Erik De Keukeleire, 2004), 80.
24 P. L. “Le Salon d’Art Photographique à l’Exposition Universelle et Internationale à Gand, 1913,” Bulletin d’Association Belge de Photographie 39, nr. 10 (1912): 52.
25 Salon international d’art photographique 1913, 13.
26 Erik De Keukeleire, De Wereldtentoonstelling van 1913 te Gent, 80.
27 Jos. Casier, “La Photographie à l’Exposition Universelle et Internationale de Gand en 1913,” Bulletin d’Association Belge de Photographie 38, nr. 8-9 (1911): 23.
28 J; Verschueren, “De wereldtentoonstelling,” De wereldtentoonstelling van Gent 1913, Bijblad der Gazette van Gent, 26 april 1913.
29 Casier, “L’Exposition,” 184.
30 Salon international d’art photographique 1913, 12.
31 Salon international d’art photographique 1913, 15.
32 “l’Historique de l’Association Belge de Photographie et de Cinematographie.”
33 “Le Salon d’Art de Gand en 1913,” Bulletin d’Association Belge de Photographie 40, nr. 1 (1913): 29.
34 Salon international d’art photographique 1913, volledig.
35 Salon international d’art photographique 1913, 14-15.
36 Salon international d’art photographique 1913, 15.
37 Salon international d’art photographique 1913, 14-15.
38 Salon international d’art photographique 1913, 14.
39 “Le Salon d’Art de Gand en 1913,” 29.
40 Salon international d’art photographique 1913, 14.
41 Salon international d’art photographique 1913, 15
42 Exposition de Photographie Gand 1893 (Gent: Eugene Vanderhaegen, 1893); 6.
43 Guido Convents, Van kinetoscoop tot café-ciné: de eerste jaren van de film in België, 1894-1908 (Leuven: Leuven University Press, 2000), 75.
44 Jean-Marie Duvosquel, “Kaarten en plannen, topografische iconografie,” in Brugge, red. Marc Ryckaert. (Brugge: Gemeentekrediet, 1991), 1410.
45 Casier, “L’Exposition,” 184.
46 Anthony Demey, Oscar Van De Voorde, Architect (1871-1938) (Gent: Provinciebestuur Oost-Vlaanderen,1997), 15.
47 Thomas De Keere, “Oscar Van De Voorde (1871-1938). Meubel En Interieurontwerper. un Architecte Qui a Autre Chose Que Des Briques Dans Le Ventre” (Master Thesis, Universiteit Gent, 2013-2014), 17.
48 Françoise Aubry, Jos Vandenbreeden en France Vanlaethem, Architectuur in België: Art nouveau, art deco en modernisme (Tielt: Lannoo, 2006), 15-16.
49 Piet Boyens, Sint-Martens-Latem, Kunstenaarsdorp In Vlaanderen, (Tielt: Lannoo, 1992), 197-201.
50 “De ijsvogels,” laatst geraadpleegd op 14 juni 2016, http://www.vlaamsekunstcollectie.be/basepage.aspx?p=d68ad6be-f919-4dbe-8532-6d1136a407cf.
51 Boyens, Sint-Martens-Latem, Kunstenaarsdorp In Vlaanderen, 197-20.
52 Nathalie Aubert, Pierre-Philippe Fraiture, en Patrick McGuinness, From Art Nouveau to Surrealism: Belgian Modernity In the Making (London: Legenda, 2007), 99-102.
53 Peter Rotsaert, “Léonard Misonne,” De Witte Raaf, 113 (2005): n.p.
54 Véronique leclef en Pierre Watillon, “Léonard Misonne, l’autre Misonne,” laatst geraadpleegd op 2 juli 2016, https://www.pf.nl/agenda/leonard-misonne-lautre-misonne/.
55 Terug te vinden in elk Bulletin d’Association Belge de Photographie.
56 Convents, Van kinetoscoop tot café-ciné, 75
57 Salon international d’art photographique 1913, 5.
58 Salon international d’art photographique 1913, 71.
59 Exposition Universelle Et Internationaele de Gand 1913. Programme Général: Appel Aux Producteurs, Réglement – Classification (Brussel: Mertens, 1911), 1-17.
60 Wereldtentoonstelling van Gent 1913. Algemeen commissariaat der Regering. Internationale jury voor de beloningen, verordering (Brussel: Bruylant, 1913).
61 Salon international d’art photographique 1913, 15.