Publieke kunst in het kader van de Gentse Wereldtentoonstelling van 1913

Voor het eerst in de geschiedenis van Gent werd er in 1913 een Wereldtentoonstelling georganiseerd. Na Antwerpen (1894), Brussel (1897 en 1910) en Luik (1905) was het al de vijfde Wereldtentoonstelling die doorging in België. Op bijna alle wereldtentoonstellingen werd bijzondere aandacht besteed aan de beeldende kunsten, via de inrichting van kunsttentoonstellingen en de oprichting van kunstwerken in de publieke ruimtes. Dit artikel gaat in op dat laatste onderdeel: de publieke kunst ter gelegenheid van de Gentse Expo in 1913.1 Reeds in 1911, als reclame voor de nakende Wereldtentoonstelling, werd in het Gentse Zuidstation een monumentaal schilderwerk (van 4 bij 8 meter) gecreëerd door de Gentse schilder Joseph Cornelis (1873-1940). Het doek stelde de geplande hoofdingang van de tentoonstelling voor, met de Maagd van Gent, een leeuw en een torenwachter.2 Ook treincoupés werden gedecoreerd met geschilderde panelen achter glas van de hand van de Gentenaars Jules De Bruycker (1870-1945), Jules Van Biesbroeck (jr.) (1873-1965), Margeriet Cassiers (actief begin twintigste eeuw) en Léon De Smet (1881-1966), als een ‘nieuw propagandamiddel’ om de Gentse Expo in heel het land aan te kondigen.3 Toen ook werd de ambitie geformuleerd om “het zuivere, volledige, tastbare bewijs van wat Gent, Vlaanderens aloude hoofdstad, vermag op allerlei gebied” te demonstreren.4 Het was nog maar het begin van de vele publieke kunst die werd opgericht in het kader van de Wereldtentoonstelling, zoals enkele grote beeldhouwprojecten voor het expo-terrein zelf en voor elders in de stad. Hoewel er wellicht geen duidelijk, overkoepelend programma aan de basis daarvan lag, valt het op dat de opdrachten voor monumentaal schilder- en beeldhouwwerk hoofdzakelijk naar Gentse kunstenaars gingen. Zoals steeds bij wereldtentoonstellingen, balanceerde de publieke kunst ook op de Gentse Expo aldus tussen lokale, regionale, nationale en internationale belangen en ambities en bespeelde ze het spanningsveld tussen traditionalisme, eigentijdsheid en toekomstgerichtheid.

1. Onze jeugdige Gentsche kunstenaars

2. Vreemde eenden in de bijt

3. Binnen- en buitendecoratie van de paviljoenen, van lokale en (inter)nationale signatuur

4. Epiloog: beeldende herinneringen