Poort van het St – Elisabeth begijnhof

Op 20 januari 2003 overleed de laatste grootjuffrouw (= overste van een begijnhof) Goethals Josepha. Een keerpunt in de geschiedenis van de begijnenbeweging. Haar overlijden riep een tweetal vragen op:
1. Hoe kwam er een einde aan een succesverhaal dat meer dan 750 jaren duurde?
2. Hoe ontstond deze maatschappelijke levensvorm?
 
Rond 1250 floreerde de prostitutie in de zich volop uitbreidende, door ontwortelde migranten overspoelde steden. Er waren vooral vrouwen zonder man, die door de hervorming binnen Kerk en burgermaatschappij hun man moesten verlaten omdat hij, leek of priester, zich aan bigamie had schuldig gemaakt.
Welke plaats moest aan deze vrouwen worden toegekend in het hervormingsplan voor een volmaakte samenleving om te beletten dat zij schade zouden aanrichten?
Het antwoordt op deze vraag was eenduidig: de vrouw moest geleid worden. Daarom moest het meisje bij haar puberteit al bruid worden. Bruid van een meester die haar in bedwang houdt. Of bruid van Christus, ondergebracht in een kloostergemeenschap. De toenmalige opvatting was dat dit de enige manier was om hen onder controle te houden.
Het begijnhof uit 1242 groeide uit tot een begijnhofstad bestaande uit: de kerk, het huis van de grootjuffer, de infirmerie, de infirmeriekapel, 18 conventen en 103 begijnenhuizen, de bleekweide en boomgaard.
De samenloop van een aantal gebeurtenissen: de verdere gevolgen van de Franse Revolutie, het aan de macht komen van een liberaal stadsbestuur, een nieuwe industriële revolutie en het idee van de stadsarchitecten om de Stad Gent ‘open te gooien’ en het Begijnhof af te breken, leidden uiteindelijk tot een situatie waarbij op 29 september 1874 de begijnen verhuisden naar hun nieuw begijnhof te St-Amandsberg.
In tegenstelling tot de situatie van het Begijnhof O-L-Vrouw Ter Hooie (Klein Begijnhof) bood het terugkopen van het oude Hof geen soelaas voor het St-Elisabeth-begijnhof. Mede dankzij de hulp van de Hertog van Arenberg (Prins van Recklinghausen) werd op een tijdspanne van 2 jaar (1872-1874) een nieuw begijnhof in neogotische stijl opgericht te St-Amandsberg. Meer dan 600 begijnen verhuisden in september 1874 naar St-Amandsberg.
In 1862 werd de bleekweide verkaveld en in 1879 werd de monumentale barokke toegangspoort tot het begijnhof afgebroken.
Deze werd in de 20ste eeuw opgetrokken als toegangspoort tot het ‘Paviljoen Oud-Vlaenderen’ tijdens de Wereldtentoonstelling te Gent in 1913
en later in 1926  gebruikt als ingangspoort van
het Bijlokemuseum, thans het STAM.