Paviljoen van de Vrouw

Welk vrouwbeeld promootte de tentoonstelling? Hoe zag men de arbeidersvrouw?

Omkadering

De Belgische intellectuelen Louis Frank en Pierre Dustin, zo Grever, overtuigden het Brusselse tentoonstellingscomité ervan om binnen de tentoonstelling een gedeelte te reserveren voor vrouwelijke Kunst, industrie en nijverheid 485. Louis Frank was een joodse advocaat die samen met Isala van Diest (eerste vrouwelijke dokter in België) en Marie Popelin (eerste vrouw die doctoraat in rechten verkreeg) de Ligue belge du droit des femmes oprichtte 486. Met initiële doelen als de hervorming van het Burgerlijk Wetboek en de opheffing van de maritale macht, de economische onafhankelijkheid van vrouwen, de toegang tot vrije beroepen, valide stemrecht,… was deze feministische beweging uiteindelijk niet erg radicaal. Wanneer we de visie van Louis Frank belichten zien we bijvoorbeeld dat hij al helemaal niet zo progressief dacht. Hij wou het stemrecht enkel aan alleenstaande vrouwen toekennen. Hij vond dat gezin en moederschap voor gingen op politiek engagement en dat huishoudelijke opvoeding een must was in de vorming van meisjes. Hij was voorstander van een verbod op industriële arbeid voor zwangere vrouwen (minimum acht weken). Frank promootte de ontvoogding van de vrouw, dit met als doel een stijging van haar waardigheid, een verbetering van haar levensomstandigheden, bescherming van het kind en daling van de ontucht. Zijn feminisme stelde de familie op de eerste plaats, enkel via feminisme was een echt huwelijk mogelijk 487. De meer pragmatische Marie Popelin zou in 1897 een internationaal congres organiseren ter gelegenheid van de tentoonstelling in Brussel. Na zware meningsverschillen verdroeg Popelin steeds minder de grote invloed van mannen. Onder andere met Louis Frank zat ze niet op dezelfde lijn en kwam ze in de clinch.
Uiteindelijk zou zij het bestuur van de Ligue overnemen en werd mannen de toegang ontzegd. Popelin richtte zich volledig tot de strijd voor gelijke rechten488. Popelin zou dus met de tentoonstelling een spreekbuis verwerven. De Belgische expo’s zelf waren echter helemaal niet zo vooruitstrevend inzake vrouwenrechten, hetgeen het voorzitterschap van Frank al deed vermoeden. Op deze en latere tentoonstellingen werd een nogal eenzijdig beeld van de vrouw opgetrokken. In de eerste plaats propageerde de tentoonstelling het beeld van de vrouw als moeder. Boisseau toont aan hoe de wereldtentoonstelling van Chicago in 1893 een nieuw vrouwbeeld introduceerde en populariseerde. De vrouw ontpopte zich tot meer dan enkel de moeder aan de haard. Ze kon een belangrijke rol spelen in de publieke sfeer en was een belangrijk element in de moderniteit. Belangrijk was bijvoorbeeld het vieren van May FrenchSheldon (1847-1936). Deze Amerikaanse ontpopte zich tot ontdekkingsreizigster en speelde een belangrijke rol in de kolonisatie. Deze gehuwde, maar kinderloze avonturierster claimde dat haar vrouwzijn net veel voordelen bood. Vrouwen konden zeer belangrijke en brede rollen vervullen in de publieke sfeer. Haar vrouwelijke gevoeligheid, tolerantie en onberispelijke manieren hadden haar geholpen om binnen te dringen in het te koloniseren gebied en om door te dringen in the inner life of the primitive. Het ging hier nog steeds om een beeld waar de vrouw dus wezenlijk verschilde van de man. Deze verschillen konden echter aangewend worden. De casus French-Sheldon illustreert hoe op de foor van Chicago a new womanhood naar voor kwam. Voor de eerste keer nodigde het nationale bestuur miljoenen mensen uit om de Amerikaanse vrouw (beginnend) te vieren, niet als moeder, maar als belangrijk publiek participant. Nuancerend dat de kansen van de ene vrouw –middenklasse en blank- meer werden gepromoot dan die van tegengestelde groepen. Nuancerend dat ook deze blanke middenklasse vrouw niet plots volledig op dezelfde lijn stond met de man489. In 1898 werd in Nederland een nationale tentoonstelling van vrouwenarbeid ingericht. De industriezaal moest er staan als ‘een kathedraal van arbeid’, net ter promotie van vrouwenarbeid 490. Organisatrices Jungius en Groshans fixeerden zich op het bijeenbrengen van alle beroepen en werkzaamheden waar vrouwen hun steentje konden bijdragen. Men trachtte de arbeidsmogelijkheden voor vrouwen te bevorderen. Hierbij ging men echter vaak voorbij aan de negatieve arbeidsomstandigheden van nogal wat beroepen. De beroepen werden in de Industriezaal in een wel zeer gunstig daglicht gezet. Men vormde geen replica van bijvoorbeeld het harde leven in de fabriek, maar een ideaalbeeld.

‘Geplaatst in de opwekkende lijst eener expositie-zaal, waar het werk slechts spelend van de hand kan gaan, vergeleken bij den gezetten arbeid in eigen omgeving, met de beste krachten en het fraaiste werk begrijpelijkerwijze naar voren geschoven, valt ’t licht hier zeker niet op zijn onvoordeeligst’491.

Er vormde zich propaganda voor vrouwenarbeid (vrouwen zouden accurater, netter en vlugger werken). Er was echter ook een verborgen agenda. De gegoede vrouwen, organisatrices, probeerden aan te tonen dat ze de geschikte personen zouden zijn om een leidingevende taak op zich te nemen inzake de organisatie van deze fabrieksarbeid 492.
We zagen dus twee voorbeelden waar de tentoonstelling een nieuw beeld wierp op de vrouw. Tweemaal liet men zien dat de vrouw tot meer in staat was dan enkel tot de rol van moeder. Twee maal werden de rechten van de arbeidersvrouw in deze zaak over het hoofd gezien of zelfs benadeeld. De kloof tussen de middenklassenvrouwen en de arbeidersvrouwen was vaak even groot als die tussen beide seksen. Wanneer we de Belgische tentoonstellingen bekijken, zullen we dus wat eerste thema betreft een grote discrepantie merken, inzake tweede punt zien we grotere overeenkomsten.

Het vrouwenpaviljoen op de Belgische tentoonstelling

De tentoonstelling van Brussel in 1897 betekende de eerste keer dat vrouwen een afzonderlijk onderdeel in de Belgische afdeling verkregen. De tentoonstelling van Luik richtte een volledig Palais des Travaux de la femme in, in de Jardin d’Acclimation. Dit paleis werd een succes, zo ook de versie op de tentoonstelling van Brussel 1910. Gent sloot in 1913 af met een Paleis der vrouwelijke handwerken 493. Het zou een Popelin, we spreken over 1897, al gauw duidelijk worden dat ze meer steun kreeg van buitenlandse vertegenwoordigers dan van de Belgische. De Belgische Wereldtentoonstelling bood niet bepaald een progressieve uitstraling op vlak van vrouwenrechten. Ze trok als afgevaardigde van de Ligue naar congressen in het buitenland, vaak op expo’s(!) (Parijs 1896 en 1900, Londen 1899, Berlijn 1904)494
De Belgische tentoonstellingen beriepen zich erop een beeld op te trekken van de vrouwelijke Kunst, industrie en nijverheid. Het beeld van de vrouw zou echter een zeer eenzijdig beeld zijn. Bredere mogelijkheden werden niet doorgedreven of gepromoot, zelfs integendeel. We lezen in het Laatste Nieuws van 1910:

‘De Koning heeft dan een voor een al de stands bezocht te beginnen met dezen van de Kunsten der vrouw, waar hij wel een uur heeft vertoefd 495 .’

Wanneer over de Kunsten der vrouw gesproken werd, ging het niet hoofdzakelijk over Kunst met de grote K. Over een tafereel van de hand van ene mevrouw Eckermans uit Aiix, getiteld Droeve Morgen, uitgestald in het Paviljoen voor Schone Kunsten, lezen we in Vooruit:

‘Hoe het zij, debutante of niet, wij begroeten haar als de knapste onzer vrouwenschilders, en voorzeggen haar, zoo zij al voortstudeerende den ingeslagen weg blijft opgaan zijn niet lang wachten zal vele onzer knapste man-schilders te evenaren en zelfs te overtreffen 496’.

In de meeste gevallen ging het om een ander soort Kunst dan het werk van deze mevrouw Eckermans en bedoelde men met de Kunsten der vrouw een fraai gemaakt kantwerk of een knap gedecoreerd porseleinen vaasje.

‘Niet alleen de vrouw maar de man zal belang vinden in de handige werksters na te zien, die allerhande werken uitvoeren. Ik steun bijzonder op de kantwerksters die het kunstige werk leveren en voor dewelke, gedurende gansch een tijd niets is gedaan geweest 497’.

Wetenschappelijk werk, literatuur en muziek van vrouwenhand werd niet volledig genegeerd op de tentoonstelling. Partituren, albums en manuscripten werden tentoongesteld. België zond iets meer dan honderd boeken van de hand van vrouwen naar Chicago om er aldaar de vrouwenbibliotheek van de tentoonstelling te vervolledigen 498. Bij studie van het volledige paviljoen valt echter duidelijk op dat de tentoonstelling vooral overwoekerd werd door een veel conservatiever vrouwbeeld. We hadden het al over de gematigde Frank als beschermer van de eerste vrouwententoonstelling. Een andere beschermheer van dit onderdeel zou Francotte (1910) zijn 499.

In deze periode bekleedde hij de functie van volksvertegenwoordiger in het arrondissement Luik voor de Katholieke Partij (1900-1912) en was hij minister van nijverheid en arbeid (1902-1907). Opmerkelijk droegen trouwens ook vooral mannen deze vrouwenpaviljoenen, gesteund door een leger van middenklassevrouwen. De vrouwenpaviljoenen waren verre van ruimdenkend. Een van de belangrijkste thema’s van de tentoonstelling waren de huishoudscholen of les classes ménagers. Hun doel lag voor de hand.

‘Zaternamiddag is de afdeeling van maatschappelijke huishoudkunde plechtig geopend geworden in tegenwoordigheid van de notabiliteiten der tentoonstelling en eene talrijke opkomst van maatschappelijke werkers’. … De afdeeling is merkwaardig. De werkers op sociaal gebied zullen er veel te leeren hebben’500

Ze wilden goede huisvrouwen en moeders creëren. Een ideaal dat zowel katholieken als socialisten nastreefden. Na de splitsing van werk –en woonsituatie kwam er het ideaal van de huisvrouw. Na de Commission du Travail stelde men de overheid voor om fabrieksarbeid voor vrouwen aan banden te leggen en huishoudscholen op te richten.
In het paviljoen van de vrouw was in 1905 de Ligue de l’Education Familiale aanwezig 501. Opgericht in 1900 door Alphonse Proost had deze club de ambitie de kern te zijn van een nieuwe samenleving. Cruciaal zou men zich richten tot het ontoereikende onderwijs. Men zou een meer wetenschappelijk gericht onderwijs beogen. Het kind moest volgens de wetenschap opgevoed worden 502. Zo zou een einde komen aan de perversiteiten die het stadsleven met zich meebracht 503.
Ook de vrouw moest wetenschapster worden om zo haar kinderen op een wetenschappelijke manier op te voeden. Opnieuw benadrukte de tentoonstelling vooral de rol van de vrouw als moeder. Over hoe diepgaand die wetenschappelijke opvoeding voor de vrouw moest gaan, verschilde men binnen de Ligue nogal heftig van mening. Deze stappen als antwoord tegen het opkomende feminisme. Breder zagen ze als oplossing voor het arbeidersverzet een heropvoeding van de leidende klassen. Ze wilden ze kennis laten maken met de wetenschappen en niet bijvoorbeeld hun tijd laten verspelen met het leren van een dode taal. Zo zouden ze gericht kunnen nadenken en leren gezond oordelen om zo een redelijk beleid te voeren. 504
Zelfs dit schijnbaar progressieve denken wou toch nog vooral de vrouw tot goede moeder maken en bleef verdeeld over een brede opleiding.

Ook socialisten beoogden een vrouw die thuis voor de kroost zorgde. De industrie maakte vrouwen tot slaven. Vrouwenwerk bracht allemaal vreselijke, maatschappelijke kwalen met zich mee. Als vrouwen uit werken gingen, waren er minder jobs voor de mannen. Arbeidster stonden er nog veel slechter voor dan de middenklassedames. Als vrouw werden ze misprezen omdat ze het ideaal van moeder aan de haard doorkruisten. Als loonwerkster werd op hen neergekeken omdat hun loon veel lager lag dan dat van de man en het een minder aanzienlijke bijdrage tot het gezinsbudget betekende. Voor de vrouwen, voor wie het onmogelijk was om niet te werken, bood de tentoonstelling een oplossing. Ze promootte kantscholen.

Het Volk 1913:

‘De Wereldtentoonstelling van Gent. In het Paleis voor Vrouwenarbeid.

Het vrij leerwerkhuis O.L.Vrouw Onbevlekt Ontvangen, gevestigd Jan Breydelstraat, 13, Gent, gesticht door Mevr. De burggravin de Nieulant, heeft zondag, in ’t Paleis voor Vrouwenarbeid, de tentoonstelling der werken zijner leerlingen ingehuldigd. Deze zullen gansch de week aan het werk zijn. We kunnen onze lezers en lezeressen niet genoeg aanwakkeren dezen welvoorzienen stande eener fijne kunstnijverheid te gaan bezoeken. Zij zullen er de mooie voortbrengselen bewonderen door de meisjes onzer stad geschapen onder de kundige leiding van mej. Van Walle en der bekwame leermeesteressen: linnen-en borduurwerken, kleine kinderkleedjes, storsen, enz. dit alles gerangschikt met smaak en omringd door bloeisel en bloemen die de netheid der voorwerpen des te meer doen uitkomen. Wij overdrijven niet als wij zeggen dat deze tentoonstelling een overgrooten bijval heeft; bijval nog vergroot als men denkt aan het maatschappelijk welzijn onzer meisjes der werkersbevolking, voor wie deze nijverheid eene bron van welvaren is en die ze weerhoudt van de fabrieken. De school heeft vertrouwen ingeboezemd aan de werkende klasse. Hare toekomst mag als verzekerd beschouwd worden. Aan onzer lezers geven wij den raad zich zelf te overtuigen van dezen prachtigen uitslag om door hunne tegenwoordigheid, hunne dankbaarheid te betuigen aan de edele vrouw en die bekwame leermeesteressen, die enkel trachten het lot van het werkmanskind te verbeteren 505.

Opnieuw werd de fabrieksarbeid afgemoedigd voor de vrouw (in dit kader werd ook de thuisnijverheid gepromoot). Opnieuw stond vooral het ideaal van de moeder voorop. De vrouw kon in schooltjes een huiselijk beroep leren (zie bijlage, n°64). We ontwaren nog een ander motief om deze kantscholen te instaleren en te promoten, twee zaken waar de tentoonstelling dus duidelijk bij hielp. Het gaat hier om een opleiding die in de breedte veel te wensen over liet. Men leerde enkel dit ene kunnen. Het was dan ook zeker niet de bedoeling om kritische burgers voort te brengen of om open geesten te creëren gevuld met bredere kennis. Het was de opzet om een soort sociale kadrering te vormen, met als belangrijkste intentie sociale controle 506.
Een sociale omlijsting waar de meeste arbeidersvrouwen zouden uitvallen. Een laatste thema dat over de verschillende tentoonstellingen heen, in het vrouwenpaviljoen erg prominent was, was dat van de liefdadigheid. Net zoals we op de tentoonstelling van de vrouwenarbeid te Amsterdam zagen, kende de wereldtentoonstelling van België een grote kloof tussen respectievelijk burgervrouwen en arbeidersvrouwen. Dat werd duidelijk, niet zoals in Amsterdam door een groep vrouwen die naar arbeidersrechten streefde op de tentoonstelling en daarbij voorbij ging aan de nadelen die vele arbeidende vrouwen iedere dag ondervonden. Dat merkten we eerder net in het thema van de liefdadigheid in het Paviljoen van de Vrouw.

‘La charité s’occupe de l’âme et du corps, de la souffrance et de la joie, des blessés et des incurables, des vierges et des filles tombées, de la misère qui s’affiche et de celle qui se cache. Rien ne lui est étranger. Elle se fait au besoin chiffonnière pour ramasser la desserte de la table, des bouts de cigares, des déchets de tout genre.507’.

Resultaat was dat klasse 114 een samenkomst werd van allemaal vrouwen die zich inzetten voor vrouwen uit een wereld die vaak de hunne niet was en waar ze zich eigenlijk ook niet diepgaand mee inlieten. De tentoonstelling werkte hier niet kloofoverbruggend. Integendeel, ze volhardde net in het systeem van enkele grande dames die hun geweten susten met enkele bonnes oeuvres.

Verschuivingen inzake het vrouwenpaviljoen

Over de verschillende paviljoenen en tentoonstellingen heen deden zich verschuivingen voor, toch bleven de besproken kernpunten aan de orde. In 1897 bestond de vrouwenafdeling uit een groep onderwijs met école ménagères en de zeker niet progressieve (op thuisarbeid gerichte) écoles professionelles. Daarnaast was er een sectie liefdadigheid en een groep wetenschap, Kunst en economische instellingen. Echte wetenschap was echter niet op de voorgrond afwezig en de Kunst ging vaak om haardvuurgeneugtes. Er was ook een groep Travail manuel die aansloot bij het huishoudonderricht508. In 1905 zien we dezelfde indeling maar lag er meer nadruk op onderwijs. In 1910 dan weer op de toegepaste kunsten509. Zoals verteld ging het hier om kant, borduurwerk, pelsen of tapijtweverij510. Van nature was de vrouw bestemd om echtgenote en moeder te worden. De minister van Industrie en Arbeid sprak bij de inhuldiging van het Paviljoen van de Vrouwenarbeid van 1910: ‘Dans la classification officielle, la femme apparaît d’abord sous l’aspect de la mère. Et c’est justice511’. Ookal doken ook de arts appliqués op de tentoonstelling van 1910 op. Er lag, zo Vandevoorde meer nadruk op wetenschappelijk werk (geneeskunde), op moderne beroepen (telefonie) en op sociaal werk(bvb. in crèches); allen bredere activiteitenen die telkens een moraliserende kracht in zich droegen 512.
Ook hier nog zou voorbijgegaan worden aan de noodzaak voor bepaalde moeders om in fabrieken te gaan werken. Men leek het feit dat voor sommige vrouwen hun idealen simpelweg niet mogelijk waren niet te willen inzien.

Samengevat

Op besproken tentoonstelling in Nederland ging het om burgerlijke vrouwen die een brede visie op arbeid wilden schetsen, die de werkende vrouw gingen promoten. De organisatoren die de Belgische tentoonstelling organiseerden, streefden de katholieke visie na. Ze promootten liefdadigheid, wilden de (werk)vrouwen vormen, hen aan de haard houden en moeders van hen maken. Er klonk geen roep om stemrecht, zelfs geen roep om bredere arbeidsmogelijkheden. Dit was de hoofdtoon en ze werd niet overtroffen door de vele industriëlen die toch ook belangrijke stichtende pijlers van de tentoonstelling waren. Industriëlen die vrouwen vaak net als goedkope arbeidskrachten zagen en gebruikten. Industriëlen die het Paviljoen van de Industrie niet de uitgelezen plek vonden om deze vrouwenarbeid te etaleren. De realiteit paste, ondanks de sociale wetten die ietwat verbetering brachten, niet in het opgepoetste beeld van de industrie op de tentoonstelling, niet bij het samengaan van industrie en kapitaal. Men ging voorbij aan het feit dat sommige vrouwen wel moesten gaan werken om te overleven.

Tekst : Mahieu Maarten

Bronvermelding :
484 GREVER, M; WAALDIJK, B., op. cit., p.87.
485 ibid., p.31.
486 LEPLAE, J., “Enkele mijlpalen in de geschiedenis van de vrouw in België”,p.1. (http://www.rosadoc.be/site/nieuw/pdf/factsheets/nr1.pdf)
487 DENECKERE, G., op.cit., p.175.
488 S.n., “Spot op… Marie Popelin”, s.p. (http://66.102.9.104/search?q=cache:sJ32jmVHSToJ:www.rosadoc.be/site/nieuw/kantklaar/spotop/popelinm.htm+rosadoc+popelin&hl=nl&ct=clnk&cd=1&gl=be)
489 BOISSEAU, T.J.,“White Queens at the Chicago World’s Fair, 1893: New Womanhood in the Service of Class, Race, and Nation”, IN: Gender & History, April 2000, 12, 1, p.35. 490 GREVER, M; WAALDIJK, B., op. cit., p.88
491 ibid., pp.88-89.
492 ibid., p.98. 493 VANDEVOORDE, H., “Amazones in niemandsland”, IN: Verslagen van het Centrum voor Genderstudies, UGent, 2004, 13, p.82.
494 S.n., “Spot op… Marie Popelin”, s.p. (http://66.102.9.104/search?q=cache:sJ32jmVHSToJ:www.rosadoc.be/site/nieuw/kantklaar/spotop/popelinm.htm+rosadoc+popelin&hl=nl&ct=clnk&cd=1&gl=be)
495 S.n. s.n. Het Laatste Nieuws. Donderdag 23 juni 1910, n°174, s.p.
496 S.n. Kunstkritiek. De Wereldtentoonstelling van Schoone Kunsten te Antwerpen. Vooruit. Maandag 10 september 1894, n°213, p.3.
497 CELIS, G. De Tentoonstelling te Brussel. Het Volk. Woensdag 17 augustus 1910, n°181, p.5.
498 GREVER, M; WAALDIJK, B., op. cit., p.30.
499 RENARDY, C., op.cit., p.253.
500 S.n. Tentoonstelling van Brussel. Het Volk. Zondag 22 en maandag 23 Mei 1910, n°119, p.2.
501 DREZE, G., op.cit., p.428, (1905, vol II).
502 DAMS, K.J., op.cit., p.25.
503 DAMS, K.J., op.cit., p.461
504 ibid., p.12.
505 S.n. De Wereldtentoonstelling van Gent. In het Paleis voor Vrouwenarbeid. Het Volk. Donderdag 14 en Vrijdag 15 augustus 1913, n°189, p.6.
506 RENARDY, C., op.cit., p.253.
507 DREZE, G., op.cit., p.427, (1905, vol II).
508 VANDEVOORDE, H. art.cit., pp.83-84.
509 ibid., p.84.
510 ibid., p.85.
511 ibid., p.87.
512 ibid., p.91.