Paviljoen Oostende

Wat was nu de plaats van de Stad Oostende in dit feestelijk gebeuren?

Aanvankelijk had men eraan gedacht in een gemeenschappelijk paviljoen de realisaties van alle kustgemeenten tentoon te stellen. (1) Toen deze poging evenwel mislukte, werd door de Oostendse Handelskamer en de Hoteliersvereniging bij de stad aangedrongen opdat Oostende met een eigen paviljoen zou deelnemen aan de Wolds Fair, zoals dit traditioneel reeds gebeurde bij de vorige wereldtentoonstellingen in België en ook in het buitenland. Men hoopte aldus het aantal bezoekers aan Oostende aanzienlijk te zien toenemen.(2) Er mocht geen kostbare tijd verloren worden. Op uitnodiging van het uitvoerend comité van de wereldtentoonstelling konden vertegenwoordigers van de belangrijkste kranten reeds in 1912 een eerste bezoek brengen aan de werf van de expo. Oostende was vertegenwoordigd door Le Carillon, Le Littoral en L’Echo d’Ostende.(3)
De opbouw van de wereldtentoonstelling was al flink gevorderd en sinds 19 mei kon het publiek, mits betaling van 25 centimes, de werken bezoeken op zon- en feestdagen.(4)

In de gemeentezitting van 5 november 1912 werd, op voorstel van waarnemend burgemeester Moreaux ingestemd met het principe van deelname  aan de expo en tevens werd hiervoor een bedrag van 20.000 frank uitgetrokken.(5) Eind januari 1913 werden alle Oostendenaars ertoe aangespoord om bij te dragen tot het welslagen van de wereldtentoonstelling. Deze zou allicht meer vreemde bezoekers naar Oostende brengen dan dit reeds het geval was met de expo’s van Brussel, Antwerpen en Luik. Ten eerste  omdat Gent dichter bij Oostende ligt en ook omdat deze stad minder logiesmogelijkheden bood om de toestroom van bezoekers in de zomer, met de floraliën, op te vangen. De Oostendse hoteliers en het stadsbestuur zouden er dus goed aan doen  hun publiciteitsbudget voornamelijk te richten op de wereldtentoonstelling en de Stad Gent.

Reclame paviljoen voor de expo op de pier van Oostende

Voorzitter Auguste Borgers van de Handelskamer ontving een brief van de schepenen van financiën waarin deze het voornemen bekendmaakte om een paviljoen van de Stad Oostende  op de tentoonstelling in te richten. In een aantrekkelijk geheel zou men alles samenbrengen wat betrekking heeft op de voornaamste activiteiten van de Oostendse gemeenschap:  

  1. De seizoenactiviteit: zeebaden, Kursaal, sportieve feesten, publiciteit, hydrominerale kuren;
  2. De zeevisserij en aanverwante industrieën;
  3. De maritieme handel en de haven;
  4. De gemeentelijke diensten;

De Oostendse deelname zou zeer algemeen het essentiële van onze lokale nijverheden in het licht stellen {Handelskamer van Oostende. Verslag over het boekjaar 1912.}(6) Mogen we hierbij opmerken dat aan de geschiedenis en cultuur van onze stad blijkbaar veel minder aandacht wordt besteed?
Om de wereldtentoonstelling te begeleiden deed men beroep op een groep van niet minder dan 4.000 experten in de meest diverse domeinen. Vreemd is wel dat men voor de samenstelling ervan uitging van de lijst van de vorige wereldtentoonstelling (1910), mar ondertussen waren enkele experten hiervan reeds overleden. Kritiek op de samenstelling kwam er ook vanuit West-Vlaanderen, waarvan slechts 80 personen deel uitmaakten waaronder ook de volgende Oostendenaars:

  • klasse 87 : chemie en farmacie : De Cock Achiel
  • klasse 101 : opleiding en jeugdvormingswerk : pastoor Pype
  • klasse 107 : arbeiderswoningen : Roger O. Oostende
  • klasse 109 : ontwikkeling van de arbeiders : Dhr. Camerlynck, pastoor-deken te Oostende
  • klasse 116 : handel : Borgers Auguste, Oostende
  • klasse 117 : kolonisatie : A Hammam, Oostende
  • klasse 118 : kolonisatiematerieel : Bulltinck A., Oostende
  • klasse 127 : spel en sport : Dhr. de Hemptinne, voorzitter Royal Yacht Club d’Ostende(7)

Op de bijeenkomst van de Handelskamer op 24 februari vestigde de voorzitter nogmaals de aandacht op het paviljoen van de Stad op de wereldtentoonstelling: hij was voorstander van het verdelen van kleine brochures, reclames, postkaarten, alsook van het publiceren van het wekelijkse programma der feesten, het aankondigen per affiches van de grote sportevenementen van het seizoen enz…(8)

Op 5 maart richtte de heer Serruys een parlementaire vraag tot de bevoegde Minister. Op vraag van volksvertegenwoordigers van Hasselt had de heer de Minister het comité van de pers op de tentoonstelling uitgebreid met de hoofdredacteur van een Hasselts weekblad. is de heer  Minister niet van oordeel dat het belangrijk is dat ook de kuststeden in dit comité zouden vertegenwoordigd zijn? De inrichters van de tentoonstelling rekenden immers zeer op de  nabijheid van de kust om de buitenlanders naar Gent te lokken. Het zou dus rationeel zijn dat de pers van de Belgische kust en vooral Oostendse pers in het comité zou  vertegenwoordigd zijn.  De directeur-generaal  van de wereldtentoonstelling drukte in een brief  aan een Oostendse krant zijn spijt uit over deze vergetelheid. Oostende telde talrijke kranten waarvan twee in de zomer dagelijks verschijnen en verschillende hadden duizenden abonnees, wat niet het geval was voor de meeste kranten die wel in het comité vertegenwoordigd waren. 

Antwoord; De vraag zal aandachtig onderzocht worden zodra de Minister bijkomende inlichtingen heeft gewonnen.(9)

Reeds in maart werd aangekondigd dat het Kursaal zou openen op 11 mei (Pinksteren), drie weken eerder dan gewoonlijk. Men verwachtte immers dat het succes  van de wereldtentoonstelling een groot aantal bezoekers naar de Koningin der Badsteden zou brengen. Het zou dan ook aangewezen zijn dat Oostende en Gent een intensieve publiciteitscampagne zouden voeren voor elkaar in beide steden.(10)

Ondertussen werden de personen die zich hebben ingeschreven  om tentoon te stellen in het paviljoen van de Stad verzocht onverwijld aan de voorzitter van de Handelskamer een inventaris te bezorgen  van de objecten die ze willen tentoonstellen, met opgave van de vereiste oppervlakte hiervoor.(11)

Oostende had toentertijd de naam als thermaal centrum. De Belgische Société d’ Hydrologie had als lokaal voorzitter schepen Dhr. Edward Moreaux. Op een bijeenkomst van 19 april deelde deze aan het comité mede dat de Stad Oostende in haar paviljoen op de Gentse wereldtentoonstelling  zou tentoonstellen: flessen met Oostends water, zouten uit dit water getrokken, alsook diverse documenten zoals de tabel van de boring uitgevoerd in 1858 in het Leopoldpark.(12)
Er moest nog een suppoost (un préposé) worden aangesteld die zou instaan voor de bewaking van het paviljoen en het verschaffen van inlichtingen aan de bezoekers. Een openbare oproep van het stadsbestuur, gedateerd 9 mei 1913, verscheen pas in de plaatselijke kranten op 14 mei (avondeditie) en op 15 mei ! De plaats van de suppoost (préposé) van de Stad voor het toezicht in het paviljoen opgericht in de wereldtentoonstelling te Gent is te begeven. Het college zal de aanvragen tot het bekomen van deze plaats aanvaarde tot 16 mei ! De kandidaten moeten bij hun aanvraag referenties voegen, laten weten welke talen ze spreken en tevens op welke wedde ze aanspraak aken. Weinig ruchtbaarheid werd aan deze oproep gegeven. Nederlandse bladen hadden zelfs niet de tijd om dit bericht op te nemen. Volgens de burgemeester waren er “enkele” kandidaten. Een titularis voor deze functie werd vlug gevonden : het wordt Leon Verhaege, toevallig? de broer van schepen Dr. Georges Verhaege.(13)

Maar daarvoor was het wel nodig dat het Oostends paviljoen geopend is en kan bezocht worden. Begin april kon een delegatie van de Oostendse hoteliersvereniging met genoegen constateren het exterieur van het , mooi gesitueerde, paviljoen volledig afgewerkt was. Bleef nu alleen nog de taak het interieur mooi in te richten, met een schat aan informatie en publiciteit voor onze stad.(14)

collectie Bib UGent itemnr BHSL-HS-III-0003-001860_2011_0001_AC

Halfweg mei lezen we evenwel; tegenover het paleis van Canada verrijst het paviljoen van Oostende, waarvan niets de bestemming aanduid en waarvan de deuren hardnekkig gesloten blijven. Het schijnt dat dit paviljoen nog niets bevat (15). Op deze datum waren al paviljoenen van enkele andere kuuroorden ( Vichy, Aix-le-Bains, Enghien-les-Bains) geopend. (16)

Wat publiciteit betreft: “we hebben nergens de naam Oostende ontdekt, de kleine Decauville trammetjes dragen zeer opvallend reclame voor Heist-aan-zee. De zeer elegante beschrijvende brochure van de tentoonstelling bevat wel aankondigingen van Blankenberge, Heist, Duinbergen, Het Zoute, Brugge, enz… Maar over Oostende is er niets te bespeuren.”(17) “De gemeentebesturen van de diverse steden van ons land met een paviljoen op de Gentse expo gingen deze week over tot de inhuldiging hiervan. Dat van Oostende verrijst majestueus in de tuinen en blijft hermetisch afgesloten. Men spreekt over 15 september ! als openingsdatum.(18)(19)

Op de gemeenteraadszitting van 20 mei diende het college bij hoogdringendheid een aanvraag in om het krediet voor het Oostends paviljoen met 10.000 frank te verhogen zodat het totaal nu op 30.000 frank zou komen. De medewerking van de Oostendse organisaties ontbreekt volledig, zegt burgemeester Liebaert, zodat alle kosten voor rekening komen van de stad: het drukwerk, de inrichting, de wedde van de toezichter enz… Op vraag van de heer Baels: “le pavillion est-il visible?” antwoord schepen Moreaux: “Il est visible mais il n’est pas visitable.” Daarom vragen we u dit supplementair krediet, aldus de burgemeester, om het paviljoen te kunnen inrichten. De kredietverhoging werd goedgekeurd.(20)

Laten we nu even naar het kostenplaatje kijken van de Oostende-se deelname. Een eerste krediet van 20.000 frank werd goedgekeurd in november 1912, een bedrag van 10.000 frank werd hier in mei aan toegevoegd, samen dus 30.000 frank. Dit bedrag werd als volg besteed:

  • 15.000 frank voor drukwerk van affiches, brochures, folders e.d., gedrukt door De Rycker en Mendel. In werkelijkheid werd de helft hiervan terugverdiend door de publiciteit voordiverse firma’s in de brochures.
  • de wedde voorde suppoost van het paviljoen bedroeg 150 frank per maand, zes maanden lang, dus een totaal van 900 frank.

Met nog enkele kleinere uitgaven komen we op 9000 frank die al zijn besteed. Er bleef dus 21.000 frank voor de inrichting en de uitbouw van het paviljoen.
Daarnaast stond nog een bedrag van 36.000 frank ter beschikking voor de publiciteit in het ganse jaar 1913.(21)
Eerder sporadisch was het Oostends paviljoen geopend, maar er kwamen weinig positieve geruchten van mensen die erin geslaagd waren het te bezoeken. Albert Bouchery, directeur en hoofdredacteur van Le Carillon, besloot daarom zelfs eens polshoogte te gaan nemen. Aan de hand van zijn verslag kunnen wij een blik werpen op dit paviljoen.(22)

Het betreft hier een letterlijk citaat;

Over de ligging kan men zeker niet klagen: in het zuiden, nabij het Canadees paviljoen en niet ver van die van  de grote Belgische steden. Het Oostends paviljoen is een klein achthoekig gebouw, opgetrokken uit witte steen en bekroond met een koepel. Op het fronton prijkt met fierheid : “Ostende, Reine des Plages”. De totale oppervlakte bedraagt 125m². De plannen van het paviljoen waren het werk van de H. Verraet, stadsingenieur.(23)
In tegenstelling tot de paviljoenen der vier grote steden- Brussel, Antwerpen, Gent en Luik, waarvan de architectuur herinnert aan een glorierijk verleden- was het (kleinere) Oostends paviljoen ‘noch bijzonder mooi, noch lelijk, mar middelmatig, gewoon (quelconque)’ zoals verwacht wordt van een bouwwerk dat maar enkele maanden moet blijven staan. Naast de ingang hangen een dozijn spinaziegroene affiches met zwarte “rouw” rand met afbeeldingen van de baadsters. Deze weinig aantrekkelijk affiches (overigens niet in Oostende vervaardigd) maken niet zo’n goede indruk”, vond onze journalist.

Bij het binnentreden van het paviljoen zien we voor ons een muurschilderij ” waarvan we de auteur niet (willen) kennen” (sic). Het dozijn erop afgebeelde volwassenen en kinderen moeten allicht de kosmopolitische menigtes voorstellen die ’s zomers Oostende aandoen. Boven deze “image d’Epinal” een stuk dijk en daarboven een “simili” voorstelling van het Kursaal. Allicht om aan het geheel een diorama-effect te bezorgen heeft men onderaan het schilderij een kruiwagen zand uitgestort (dat een meer dan normale hoeveelheid schelpen bevat).

Het paviljoen is ingedeeld in een reeks verschillende boxes die elk aan een bepaald thema zijn gewijd. Men ziet enkel “primitieve” statistieken, enkele plannen van scholen, een grafiek van de groeiende bevolking van Oostende. Er is bijna geen sprake van de artesische bronnen waarin zoveel Oostendenaren de renovatie van hun stad in de nabije toekomst zien, een maal het thermenpaleis zal gebouwd zijn. Er zijn wel enkele aanduidingen van de wetenschappelijke analyse van dit water, maar geen enkele fles. Aan de voorzijde van de box met als onderwerp “sport” twee mooie EHBO-dozen(!?) en achteraan drie affiches met drie oude foto’s van de Wellingtonrenbaan. Een interessant gedeelte is gewijd aan de politie. Op het eerste gezicht ziet men weinig verband met Oostende. Hoewel, de Oostendse adjunct-commissaris E. Goddefroy was één van de eersten die moderne technieken van de wetenschappelijke politie zou toepassen. In 1911 was op zijn initiatief een politieschool te Oostende opgericht.(24)

In een te kleine ruimte wordt de mooie schelpenverzameling van de Heer Valschaerts, gewezen directeur van de vismijn, intussen overleden, voorgesteld. L’Echo d’Ostende had er zich al vrolijk over gemaakt dat de “clou” van de tentoonstelling en schelpencollectie zou zijn.(25) Deze werd voor de tentoonstelling geordend doordokter Eugène Van Oye.

Enkele kleine schaalmodellen van schepen moesten de bezoeker er allicht op wijzen dat Oostende een zeehaven is en het kopstation van een heel netwerk van spoorwegen die het continent doorkruisen. Onze Oostendse handel moet zogezegd vertegenwoordigd worden door enkele flessen levertraan, een schaalmodel van het eerste oesterpark van de heren Stichert en Straké en enkele schelpen met reclame voor het Huis Janssens en Mestdagh.
Wat het drukwerk betreft : er wordt er zeer weinig uitgedeeld. De bestelling voor 15.000 frank brochures, folders, affiches, stadsplannen enz… die in Brussel worden gedrukt is nog niet uitgevoerd. De bezoeker moet genoegen nemen met een oude brochure over Oostende (uitgegeven door de Imprimerie-Lithographie de la Cour en waarvan er slechts enkele exemplaren meer ter beschikking waren) en met een mooi programma voor 1913 van de paardenkoersen uitgegeven door de Société des Courses. De Oostende-brochure toont het kursaal zoals het uitzag voor de aanzienlijke transformatie die het gebouw de laatste7 jaar onderging. Er bestaan ook stadsplattegronden van Oostende, gedrukt door een Gentse drukkerij, maar de bezoeker heeft er geen gekregen.

Wat ontbreekt er allemaal? De prachtig dijk, de luxueuze salons van het Kursaal, het merendeel der sportactiviteiten (behalve de drie oude foto’s van de renbaan), het uitzicht van onze havengeul en haven, onze pittoreske zeebaden, onze parken en tuinen : dat alles bestaat blijkbaar niet voor de organisatoren van ons Gents paviljoen. Het weinige dat er getoond werd, zal allicht niet toe bijdragen het aantal vakantiegangers in Oostende in aanzienlijke mate te doen toenemen. Had men niet kunnen de namen van al de grote artiesten die onder de leiding van maestro Rinskopf optraden in het Kursaal? Ons internationaal bekend orkest en zijn dirigent, ons theater, onze “soirees dansantes” en onze bals, van dat alles is niets te zien.

Van overal kwam er felle kritiek op de schamele inrichting van het Oostends paviljoen, dat gezien werd als een anti-reclame (une publicité a rebours) voor onze stad. “Lächerlich, sehr lächerlich”, was de commentaar van de Duitse bezoeker.(26) En een krant ging nog verder : Hebt u het Oostendse paviljoen niet kunnen bezoeken? Geen nood : het is weerhouden voor het Parijse “Salon des Humoristes” volgend jaar.(27)

Het kon ook niet anders of het Oostends paviljoen kwam ter sprake op de eerstvolgende gemeenteraadszitting van 17 juni met een interpellatie van Alfons Elleboudt. (28)
Alle kranten zei hij, vonden het paviljoen lamentabel en hij las een klein artikel voor uit het laatste nummer van Le Sport Belge dat genoeg zegt over de staat van het paviljoen :

Aves-vous vu la pavillon de la ville d’Ostende a l’Exposition de Gand?
‘Ostende, Reine des Plages’ annoncent les affiches extérieures, des affiches d’Epinal, d’une epinard vert-de-grisé. La Reine en questionest célébrée à l’interieur par une toile de deux metres carrés représentant un petit coin de l’estran ou grouillent une dizaine de gosses un jour de mauvaise humeur du soleil. Pour completer l’illusion de ‘diorama’ , un peu de sable habillement piétiné a été répandu devant lz tableau qu’entourent de vagues oripaux écarlates. Dabs un coin, quelques bouteilles d’huile et la coque d’un petit bateau; ceci afin d’assurer le visiteur qu’on ne lui monte pas un grand.
Au fait si vous ne l’avez pas vu, vous le verrez, ce pavillon l’an prochaine a Paris. Il a été retenu pour lesalon des Humoristes” (28bis)

Elleboudt vroeg dan ook dat het College zeer dringend maatregelen zou nemen opdat het Oostends paviljoen zou worden heringericht zodat het niet meer een schande zou zijn voor onze stad.

Burgemeester Liebaert belooft dat op 28 juni het paviljoen  volledig in orde zal zijn, na de aanvullingen die zullen gebeuren op de huidige schikking die slechts voorlopig was : zowel het gebouw als de inhoud ervan zullen dan boven elke kritiek verheven zijn. Schepen De Vriese is bezig met het zo goed mogelijk in te richten zodat de stad er niet meer over beschaamd hoeft te zijn. Hadden wij geen paviljoen ingericht, dan zou men ons dat verweten hebben. Nu stuurt men ons verwijten toe omdat we geen hulp hebben ontvangen van de Oostendenaars.

Op de vraag of de stad niet beter zelf had ingestaan voor de bouw van het paviljoen antwoordt Schepen Dujardin (openbare werken). De bouw van het paviljoen werd niet geleid door onze technische diensten. We zijn naar Gent gegaan en ter plaatse vonden we mensen die ons een paviljoen hebben voorgesteld. Het zijn fabrikanten van paviljoenen die niets anders doen, en we hebben het type aanvaard waarvan men ons de plannen had overhandigd.  had onze technische dienst zelf de bouw ondernomen, dan zou dat ons veel hebben gekost en we zouden veel moeilijkheden hebben gekend en het paviljoen zou nooit op tijd gereed zijn gekomen. De H. Elleboudt antwoord dat we in dat geval tenminste de plannen hadden kunnen bekijken en ze hadden kunnen goedkeuren of verwerpen. Zo zouden we Oostende niet belachelijk  hebben gemaakt.

Iedereen is het erover eens, zegt de burgemeester, dat het gebouw niet belachelijk is. En hij besluit : we vragen nog uitstel tot 28 juni, dan zal iedereen tevreden zijn.

In werkelijkheid werd de opening nog tot tweemaal toe met een week verdaagd. (29) Ondertussen werden volgens personen die het paviljoen bezochten, belangrijke verbeteringen aangebracht.

Op vrijdag 11 juli was het eindelijk zover. (30) Om 15 uur werd het Oostends paviljoen officieel ingehuldigd. Het daarbij aanwezige publiek was vrij beperkt, daar men slechts op uitnodiging werd toegelaten. Onder de aanwezigen bemerkte men Dhr. Verbeke (oud-senator), Dhr. Coppieters (31) (oud-senator) een één der directeurs van de wereldtentoonstelling, volksvertegenwoordiger  Adolphe Buyl, burgemeester Liebaert, schepenen Verhaeghe en De Vriese, gemeenteraadslid Verdeyen, Dhr. Cadola ( e.a. conducteur van Bruggen en Wegen), Dhr. Vermeire (stadsontvanger), Dhr. Baels (reder) en verscheidene vertegenwoordigers van de pers, hoewel sommige Oostendse lokale journalisten r zich over verwonderden geen uitnodiging te hebben ontvangen.

Burgemeester Liebaert verklaart het Paviljoen van de Stad Oostende op de wereldtentoonstelling officieel voor geopend. In zijn rede wijst hij op de voordelen die de Koningin der Badsteden hoopt te halen uit haar deelname. De eer voorde organisatie van het paviljoen komt volgens hem toe aan de schepen van financiën De Vriese die er de spil van was. Hij verleent dan ook het woord aan schepen De Vriese die de draagwijdte van de Oostendse deelname toelicht, de gunstige gevolgen die men verhoopt en de grote publiciteit die deze participatie zal meebrengen voor onze  bad- en zeestad.(32) Sprekend over de toekomst van Oostende heeft hij er alle vertrouwen in dat de Koningin der Badsteden haar vroegere glorie zal terugwinnen indien de openbare macht haar recht doet toekomen in de kwestie van de spelen die van levensbelang zijn voor onze stad. Hij bedankte zijn medewerkers die bijdroegen  tot de realisatie en het paviljoen en met name de heren De Rycker en Hendel, drukkers van de affiches, folders en brochures die in een uiterst beperkte tijd een perfect en zeer goed geslaagd werk leverden. Op het einde van de tentoonstelling zou blijken dat een enorme hoeveelheid drukwerk werd verspreid. In een zeer gesmaakte improvisatie betuigde senator Coppieters eer aan de met succes bekroonde inspanningen van de Stad Oostende om waardig en nuttig vertegenwoordigd te zijn  op deze Gentse wereldtentoonstelling, die de grote Europese attractie van het jaar wordt. De heer Buyl, volksvertegenwoordiger, brengt in naam van de Oostendse bevolking hulde aan de heer Verbeke die in zijn ganse loopbaan een toegewijde vriend is gebleken van zijn kiezers en die met veel waardigheid en gezag zijn mandaat als senator uitoefent. Deze verdiende huldebetuiging aan de H. Verbeke oogst veel sympathie bij de aanwezigen. Na d dankbetuiging door de heer Stracké aan het stadsbestuur in naam van de Hoteliersvereniging, neemt burgemeester Liebaert opnieuw het woord om de “pers van het land” te bedanken voor haar medewerking. En hoe was het nu gesteld met het paviljoen? Heel geslaagde aanpassingen zijn gebeurd die onze deelname aan de Gentse wereldtentoonstelling onder alle opzichten zeer interessant hebben gemaakt. Het paviljoen is onze bad- en zeestad waardig. Elk van de zeven secties die het omvat, toont onder diverse vormen de voorwerpen die het nuttigst zijn om de diverse takken van de Oostendse activiteit te leren kennen en waarderen. In de afdeling publiciteit (vooral die op zeer korte termijn) blijven evenwel nog enkele lacunes maar die zullen  binnen enkele dagen zijn verholpen. De Decauville-wagonnetjes die op de tentoonstelling rondtoeren, dragen allen op een goed zichtbare plaats de aanbeveling : “Visitez Ostende, à 40 minutes de Gand”. Uitstekende publiciteit.

Ziedaar het verslag van de officiële openingsdag.

Le Carillon beloofde “om binnenkort” een uitvoerig artikel te wijden aan de Oostendse deelname aan de wereldtentoonstelling. Maar dit is blijkbaar niet gebeurd. We hebben er, ondanks grondig onderzoek, alleszins geen spoor van gevonden.
L’Echo d’Ostende geeft ons wel een inkijk in het vernieuwde interieur. L’Echo citeert diverse kranten : L’Etoile Belge, La Chronique, en Le Bien Public, die zich weer lovend uitlaten over het Oostends paviljoen.(33)

La Chronique beschrijft als volgt het paviljoen en de inrichting ervan.

In het inlichtingenbureau voor vreemdelingen, gelegen bij de ingang, stelt de sectie openbaar onderwijs talrijke plannen en berichten betreffende de Oostendse scholen tentoon. Vervolgens is er een stand gewijd aan de zeevisserij met vier mooie kleine bouwmodellen en stoomtrawlers van de “Pécheries d’Islande”, waarvan één werd aangeboden aan de Koning door de heer Jules Baels, directeur van de “Pécheries ‘Islande”. Bij deze modellen horen een reeks diploma’s die getuigen van de vele onderscheidingen die de maatschappij behaalde op de tentoonstellingen in Parijs, Oostende, Brussel en Gent in 1899.
Jules Baels bezit sinds 17 jaar het record voor visverkoop in de Oostendse vismijn.

Een belangrijke kustnijverheid- de oesterkweek- met op de eerste rij de Huitrières Stickert-Stracké die uitmunten door het belang en de omvang van hun omzet. De firma wordt uitgebaat door de heren Albert Rau en Auguste Stracké , eigenaar van het Hôtel d’Allemagne; ze bezit praktisch het monopolie van de kweek  van Engelse luxe-oesters, de echte “Ostendaises’ naar Rusland, Oostenrijk en zelfs naar Frankrijk; meer dan drie en een half miljoen van deze schaaldieren worden verstuurd. Talrijke visgereien, dozen met hulpgerei voor de marine, en talrijke stalen vislevertraan vervolledigen  deze stand.

Het luxueuze leven van het hoogseizoen wordt op aantrekkelijke wijze voorgesteld in een mooi diorama achteraan in het paviljoen en die een vrolijke scene op het strand oproept met achteraan de indrukwekkende massa van ons unieke Kursaal.

De volgende stand is gewijd aan feesten en sporten. Een groot bord toont ons de ontelbare portretten van de “sterren” van het seizoen, met in het midden het sympathieke profiel van de succesrijke maestro Léon Rinskopf. Verder in deze sectie :  benodigdheden voor alle sporten : schermen, lopen, lawn-tennis, cricket, enz…

De maritieme handel wordt vertegenwoordigd door scheepstypes van alle scheepvaartlijnen met eindpunt Oostende. Een zeer gedetailleerde maquette van de “pont transbordeur” die in uitvoering van de overeenkomst tussen de Staat en de Stad Oostende van 1912 weldra de twee oevers van de havengeul zal verbinden. Nantes, Rouen en Marseille hebben dit systeem al aangenomen.

De stand gewijd aan hygiëne toont een interessante documentaire over het artesisch grondwater van Oostende en stalen van dit water die op een aantrekkelijke wijze gebotteld zijn.

La Chronique bedankt tenslotte nog de heer Léon Verhaege, de jonge en vriendelijke conservator die hen heeft geholpen om zich te documenteren over de tentoonstelling.

Le Bien Public is minder lovend. Het paviljoen van Oostende, uitstekend geplaatst rechtover het Paleis van Congo en dat van Canada is reeds zeer aantrekkelijk op zichzelf. Het is vooral interessant doordat het, in enkele zeer goed ingerichte compartimenten, gans het mondaine  Oostende samenvat : een diorama van het strand en de Kursaal, de afdeling van de politieschool, deze van de zeehaven met een schaalmodel van de nieuwe “pont transbordeur”, de vissershaven met zijn trawlers en sloepen, zijn oester- en kreeftenparken, en zoveel andere interessante dingen.

Wat een verschil in appreciatie met het hoger vermelde verslag van het bezoek van de directeur van Le Carillon, begin juni! Blijkbaar waren de aanpassingen succesvol, hoewel de basisinrichting dezelfde was gebleven.

Halfweg juli rolt de Oostendse publicitaire brochure van de persen, een zeer kwaliteitsvolle publicatie. Op de cover staat een mooie bekende affiche die we ook terugvinden in de folder. Met zwarte letters op een lichtbruine achtergrond is de brochure heel goed leesbaar en elegant; de tekst is opgeluisterd met talrijke mooie foto’s. Sommige hadden kritiek op het laattijdige verschijnen  en verweten dat aan het stadsbestuur. De waarheid is dat sommige Oostendenaars eerst de uitgave van deze brochure op zich hadden genomen, maar deze taak hadden onderschat. Zodat ze uiteindelijk toch moesten aankloppen bij het stadsbestuur, wat de vertraging verklaart. (34)

Een grote hoeveelheid van dit publicitair materiaal werd tijdens de expo aan de bezoekers uitgedeeld. Derycker en Mendel drukten 30.000 brochures, 10.000 folders en 5.000 affiches.(35)

Folder Oostende : collectie Bib UGent itemnr BHSL-HS-III-0003-001236_2011_0001_AC

Folder Oostende : collectie Bib UGent itemnr BHSL-HS-III-0003-001236_2011_0002_AC

Later in de maand juli wordt gemeld dat de publiciteit voor de dag zelf en de volgende dag nu zeer goed georganiseerd is door middel van panelen met verplaatsbare letters. Tevens vindt men goedgeplaatste affiches en andere publiciteit voor de huidige Oostendse feestelijkheden.(36)

Een heel praktische affiche “Gent-Oostende” werd uitgegeven waarop de uren vermeld  van de trein naar Gent en vice versa. Geen enkele affiche is evenwel te zien in het Oostends paviljoen. Een enkele bevind zich in het “Salon de lecture et de correspendance” van het Kursaal. De Gentse tentoonstelling nam nochtans de kost van deze affiche voor haar rekening en voor Oostende betekende dit dus een volledig gratis publiciteit.(37)

Midden juli raakt bekend dat een “mandement” van de Belgische bisschoppen voor de helft van de wereldtentoonstelling van Gent een verbod uitspreekt. Dit was vooral te wijten aan het teveel bloot op de kunsttentoonstelling. Het Oostends paviljoen zal wel niet tot het “verdoemde” gedeelte hebben behoord.(38)

Op donderdag 7 augustus 1913 om 15 uur  gaf historicus Dr. Victor Fris in het Oostends paviljoen een voordracht met als titel ” Transformations d’Ostende depuis le XVIe siecle jusqu’a nos jours”. (39) Victor Fris schreef ook de begeleidende brochure bij het gedeelte “La Vieille Flandre”. (40)

Ook de filatelisten werden niet vergeten. Op initiatief  van de Aero Club d’Ostende et du Littoral (voorzitter Baron R. de Vriére) verzekert piloot Henri Crombez (1839-1960) op donderdag 29 mei een postdienst per vliegtuig ( type Deperdussin , aanvankelijk een toestel met 50 PK, later 80 PK) tussen Gent een Oostende, heen en terug. Op deze dag zal Crombez vertrekken tussen 2.30 en 3 uur vanop de vlakte van de wereldtentoonstelling en een half uur later landen op het strand te Oostende, voor het Palace Hotel : hij zet er de post uit Gent af en vertrekt dan onmiddellijk terug met de post uit Oostende. Speciale postkaarten die tegen de prijs van 1 frank, niet gefrankeerd, verkocht worden in het lokaal van de Aéro Club, Société Littéraire , Wapenplein, Oostende. Deze kaarten waarvan de uitreiking wordt verzekerd met bestemming België of het buitenland, dragen de stempel van de Aéroclub en de luchtpoststempel. Ze moeten worden gedeponeerd in bovenvermeld lokaal ten laatste op woensdag 28 mei om 5 uur ’s namiddags. In geval van slecht weer wordt de postdienst  de dag erop verzekerd.(41) Deze postdienst werd herhaald op maandag 4 en donderdag 7 augustus. Kaarten moesten worden gedeponeerd ten laatste op zondag 3 en woensdag 6 augustus, telkens voor 8 uur ’s avonds.(42) Ook tussen Gent en Rijsel werd een postdienst voorzien.(42bis)

Ook buiten het Oostends paviljoen vinden we de naam van een Oostendenaar terug. “S.B. The United States Trading Company” die als technici heeft de “Sociéte d’Electricité et de Construction Mecanique Robert Bouchery et Cie”, stelt op de wereldtentoonstelling een elektrische radiator tentoon, gebaseerd op een heel nieuw principe en waarvan het elektrisch gedeelte gebouwd werd te Oostende volgens studies gemaakt door ingenieurs  van deze firma. Een “Diplôme de Grand Prix” werd hun uitgereikt.(43)

De beheerraad van de S.E.O.(“Société Economique d’Ostende”) besloot op 1 februari 1913 om deel te nemen aan de “Wederlandsche Tentoonstelling van Gent” in de “Wedstrijd  der openbare en bijzondere instellingen van maatschappelijke huishoudkunde”, om de prachtige vooruitgang van hun samenwerking en de doeltreffende  inrichting van deze vennootschap te laten uitschijnen. De toetreding bestaat uit tweeaanschouwelijke tabellen uitgestald in de Belgische sectie (groep XVI, klasse 194) welke op ingrijpende en doeltreffende wijze aantonen hoe deze maatschappij, in 1893 uit niets ontstaan, nu al één der machtigste en best ingerichte bekend staat. Verder wordt gewezen op de samenstelling van hun maatschappelijk fonds, op hun bestuurswijze en enkele bondige aanwijzingen betreffende het doel en het streven van deze vereniging. De jury verleende de S.E.O. het gulden eremetaal.(44)

Eveneens op sportief vlak is Oostende aanwezig te Gent. Het hockeyteam van V.G. Oostende neemt op zondag 21 september deel aan het internationaal tornooi van de wereldtentoonstelling. s’ Morgens wordt er gespeeld  tegen Olympique Lillois en ’s namiddags tegen Beerschot A.C.(45)

In het “Sint-Pieterstation” is Oostende vrij prominent aanwezig. Als je er bent kijk dan eens boven de loketten 8, 9 en 10. Daar vind je een mooie geromantiseerde afbeelding van de Stad Oostende uitgevoerd in sgraffito-techniek.(46) Lange tijd verborgen achter een vals plafond werd dit kunstwerk in 2009 vrijgemaakt. De sgraffitti in het station zijn het werk van Prosper Cornelis.

Vooraan zijn drie schepen zichtbaar, waaronder een stoomboot met volle zeilen, de “Princesse Elisabeth”. De voorstelling wordt geromantiseerd want normaal werden zeilen nooit samen met de motor gebruikt. Uit de schoorsteen komt een rookpluim. De badgasten amuseren zich op het strand en in de zee. Op de achtergrond is de toenmalige skyline van Oostende zichtbaar. Ook de oriëntatie van het paneel is opmerkelijk. Het paneel bevindt zich in de richting van de Stad Oostende. (47)

Bronnen : De Plate maandblad december 2013 Het paviljoen van de Stad Oostende op de wereldtentoonstelling van gent 1913 van : Y. Dingens
1 Le Carillon 17/10/1912
2 Le Carillon 05/12/1912
3 L’Echo d’Ostende 14/04/1912
4 Le Carillon 27/06/1912
5 Le Carillon 07/11/1912 Bulletin Communal de la Ville Ostende , Séance du 5 novembre 1912
6 Le Carillon 22/02/13
7 Le Carillon 08/03/1913
8 Le Carillon 01/03/1913
9 L’Echo d’Ostende 12/03/1913 zie Le Carillon 27/02/1913 West-Vlaanderen is slechts vertegenwoordigd door 2 kranten uit Brugge. Oostende ontbreekt volkomen.
10 Le Carillon 06/03/1913
11 Le Carillon 29/03/1913
12 Le Carillon 22/04/1913
13 Le Carillon 17/05/1913 22/05/1913 en L’Echo d’Ostende 21/05/1913. Léon Verhaege werd later directeur der feesten en was opnieuw toezichter van het Oostends paviljoen op de wereldtentoonstelling van Antwerpen.
14 L’Echo d’Ostende 02/04/1913
15 Le Carillon 15/05/1913
16 Le Carillon 17/05/1913
17 Le Carillon 15/05/1913
18 La Saison d’Ostende 25/05/1913
19 Oostende was niet de enige deelnemer waarvan het paviljoen laattijdig openging.In juni openden meer dan 15 nieuwe afdelingen, onder andere Perzië, Japan, Bolivië enz…
20 Le Carillon 22/05/1912 Bulletin Communal de la Ville Ostende , Séance du 2 mai 1913
21 Le Carillon 24/05/1913
22 Le Carillon 05/06/1913
23 L’Echo d’Ostende 02/04/1913
24 Later werd hij gerechtelijk officier bij het Brusselse parket en publiceerde : Manuel elementaire de police technique (Editions Veuve Ferd. Larcier) Le Carillon 16/08/1922 zie ook Le Carillon 16/09/1911 La police scientifique
25 Le Carillon 27/05/1913
26 Le Carillon 05/06/1913
27 Le Sport Belge geciteerd in : Bulletin Communal de la Ville Ostende , Séance du 17/06/1913
28 Le Carillon 19/06/1913 Bulletin Communal de la Ville Ostende , Séance du 15/06/1913 ; L’Echo d’Ostende 18/06/1913
28bis We hebben de tekst niet in het Nederlands vertaald omdat bijna alle gegevens die erin voorkomen, reeds werden vermeld in het verslag van het bezoek van Albert Bouchery ; Bovendien bevat de tekst een leuke, moeilijk te vertalen woordspeling.
29 L’Echo d’Ostende 28/06/1913 ; Le Carillon 07/07/1913
30 Le Carillon 12/07/1913
31 Emiel Coppieters (1845-1922) werd “Koninklijke hoge commissaris der verwoeste gewesten” en raadgever van de minister der Openbare Werken.
32 De volledige Franse tekst van de toespraak van de heer De Vriese staat afgedrukt in L’Echo d’Ostende 16/07/1913
33 L’Echo d’Ostende 16/07/1913
34 L’Echo d’Ostende 16/07/1913
35 Le Carillon 13/09/1913
36 Le Carillon 24/07/1913
37 Le Carillon 17/07/1913
38 Le Carillon 24/07/1913
39 Le Carillon 07/08/1913 ; La Saison d’Ostende 06/08/1913
40 Victor Fris (18/02/1877- 24/05/1929) https://nl.wikipedia.org/wiki/Victor_Fris
41 L’Echo d’Ostende 21/05/1913
42 Le Carillon 06/08/1913 ; La Saison d’Ostende 05/08/1913
42bis Le Carillon 10/04/1913
43 Le Carillon 24/07/1913
44 SEO 01/07/1913 pag. 19
45 Le Carillon 20/09/1913
46 Sgrafitto is een techniek waarbij 2 of meerdere gekleurde lagen pleister op elkaar worden aangebracht op een zwarte muur. In de bovenste laag worden lijntekeningen ingekrast en ingekleurd volgens de fresco techniek.
47 Oostende blootgelegd in de stationshal Gent Sint-Pieters (Tom Dams) Het Nieuwsblad 28/05//2009