Oud Vlaendren

Organisatie

Oud-Vlaendren stond eigenlijk los va de wereldtentoonstelling.(94) Hiervoor was een onafhankelijke naamloze maatschappij opgericht.
Het organiserend comité van Oud-Vlaendren werd geleid door Henri de Smedt de Nayer, voorzitter, Andre Lauwick en Norbert Van Waesberghe. Joseph Casier, één van de algemene directeurs van de wereldtentoonstelling, fungeerde als verbindingsman tussen de expo en Oud-Vlaendren, en stond zo in nauw contact met de algemene directie van de wereldtentoonstelling.

Op één augustus kreeg de N.V. groen licht en in december waren de plannen klaar en goedgekeurd. De eigenlijke werken startten op  één mei 1912. Emile Wijckaert was de algemene ondernemer van het kwartier. Hij kreeg hierbij de medewerking van de gebroeders Cornelis die zorgden voor de afwerking van het staff-werk.(95) Deze laatsten zorgden ook voor het schilderen, behangen en ornamenteren van de interieurs. Sommige gebouwen waren ingericht en toegankelijk voor het publiek. Het is echter niet bekend in welke mate en hoeveel van de huizen volledig ingericht en toegankelijk waren.

Oscar Sinia (1877-1956) was een belangrijk interbellum beeldhouwer die vaak samenwerkte met Vaerwijck. Hij legde zich voornamelijk toe op toegepaste beeldhouwkunst.(96) Wat er is precies van zijn hand is in Oud-Vlaendren is mij niet bekend, met uitzodering van het Leeuwke. Hoogstwaarschijnlijk zal hij nauw hebben samengewerkt met de gebroeders Cornelis.(97)

De stafwerkers gebroeders Cornelis zorgden voor het uitmuntende staff-werk en Oscar Sinia voor het sculpturale werk, zoals het Leeuwke.
Isidoor Blancquaert kreeg de opdracht om het ijzersmeedwerk, zoals lantarens, deurkloppers, haardijzers,… op de tentoonstelling te verzorgen.(96)
De werken waren op tijd klaar en Oud-Vlaendren werd op 20 april, één week voor de officiële opening, geopend.
Oud-Vlaendren was zes hectaren groot en het situeerde zich op de tentoonstelling aan de krijgslaan, waar de hoofdingang zich bevond. Aan westelijke zijde werd het dorp begrenst door de Kortrijkse steenweg, waar zich een tweede ingang bevond en aan de zuidelijke zijde door de Sint-Pieters-Aalststraat. De bedoeling van de tweede ingang was omdat men er langer wilde open blijven dan de rest van de wereldtentoonstelling. (97)
Dwars door het dorp liep een namaakkanaal, het was zo een honderdzestig meter lang en tien meter breed. Het kanaal werd langs beide kades afgeboord met een rij bomen.(100)

Een traditie in de evocatie van het verleden.(101)

Het bouwen van historische dorpen in wereldtentoonstellingen had al een traditie die terug gaat tot in 1889 (Parijs). Net honderd jaar na de Franse revolutie, wilde men er toen een evocatie brengen van die periode met “La Prise de la Bastille” en “La Tour du Temple”. Op de wereldtentoonstelling van Chicago in 1893 werd, naar aanleiding van de vele immigranten, een Iers en een Duits dorp opgetrokken.

Vanaf dan was een historisch dorp een vast element op wereldtentoonstellingen. Zo was er Oud-Antwerpen in 1994, Bruxelles Kermesse in 1897, Vieux-Paris in 1900, Vieux Liege in 1905 en terug Bruxelles Kermesse in 1910.
Een zaak hadden deze dorpen gemeen: het waren allemaal historische evocaties, bedoeld om de bezoekers te vermaken. De historische exactheid was steeds bijkomstig.
Dit was echter niet het geval in Oud-Vlaendren, alhoewel we dit ook met een korreltje zout moeten nemen.

De reden van deze verschuiving van de wetenschappelijke ontwikkeling. De historische dromerij van de neostijlen werd toen in het belachelijke getrokken door de jongere generaties. ” Ook de gescheidschrijving werd voortaan op wetenschappelijke basis beoefend, waarbij geen plaats was voor fantasie” . (102)

Historisme buiten Oud-Vlaendren. (103)

Eenzelfde historische exactheid werd gebruikt op de eigenlijke tenttoonstelling (104), namelijk in de stedenpaviljoenen van de vier grootste Belgische steden, Brussel, Antwerpen, Luik en Gent.

Het ging er om de reconstructie van nog bestaande of ooit bestaande historische gebouwen. Zo maakte men voor het Brussels paviljoen een reconstructie van de oude lakenhalle en de archieftoren op basis van iconografische documenten.
Antwerpen reconstrueerde de in 1893 verwoeste toren van de Hanze-liga en enkele typische zesteiende en zeventiende -eeuwse gevels. Luik maakte een kopie van het maison Curtius. En het Gentse paviljoen was een reconstructie van een deel van  het Prinsenhof geïnspireerd op tekeningen uit Sanderus ” Flandria Illustrata”.
Ook in de afdeling van Sint-Lucasscholen stond het verleden centraal. Men kon er een replica zien van het zuidtransept-portaal van de Sint-Martinuskerk te Ieper.

De vormgevers van Oud-Vlaendren  

Zoals hiervoor vermeld sloegen Heins en Vaerwijck de handen in elkaar voor de bouw van Oud-Vlaendren. Vaerwijck baseerde zich op de tekeningen en notities van Armand Heins die hij gemaakt had op zijn tochten doorheen het zestiende -eeuwse  Vlaanderen. Hierbij hoorden Oost en West-Vlaanderen, het noorden van Frankrijk en Zeeland. (105)

Materiaal had Heins in elk geval genoeg en de meeste van deze tekeningen werden opgenomen in de uitgaven “Les vieux coins de Gand” en “Les vieux coins de Flandre”.
Op sommige plannen van 1911 staat ook de naam van Armand Heins. Dit laat vermoeden dat zijn invloed niet te onderschatten was en het zich niet enkel beperkte tot het toeleveren van schetsen van bestaande woningen aan Vaerwijck. Hij zou volgens mij de medebedenker van de pittoreske stadsindeling van Oud-Vlaendren geweest kunnen zijn, want, zoals hiervoor vermeld, was Heins vertrouwd met de middeleeuwse stadsindeling.

In die zin was Heins duidelijk een regionalist die op zoek was naar de meest karakteristieke architectuur van onze Vlaamse bodem

“Notre pays Flamand et par excellence ou le passé survit encore, avex ses gloires et ses triomphes, avec ses caracteristique et sa valeur inestimable; dans les monuments que nous ont légué nos aïeux, ces batisseurs  d’idéal” 106

Oud-Vlaendren als totaalervaring.

Oud-Vlaendren werd vervolledigd met toegepaste kunsten. Zo trachtte men een totale historische illusie te creëren.

Vlaggen naar ontwerp van René de Craemer. (1876-1951) (107)

René de Craemer ontwierp niet alleen de affiches voor Oud-Vlaendren, maar ook de vele vlaggen, wimpels, banieren en uithangborden. Deze zorgden voor een kleurrijke levendige versiering.
Er waren verschillende soorten vlaggen. Vooraleerst had je er de wapens der Vlaamsche steden die vertegenwoordigd waren in Oud-Vlaendren. De vertegenwoordigde  steden waren Gent, Brugge, Ieper, Temse, Lokeren, Aalst, Kortrijk, Damme, Veurne, Oudenaarde, Sint-Niklaas, Dendermonde, Nieuwpoort, Diksmuide, Hulst, Axel, Middelburg, Veere, Aire-sur-Lys en Vlissingen.
Vervolgens kon je de vlaggen zien met de wapenschilden van de leenheren, zoals bijvoorbeeld de “banier van de heer van Cordes” aan het gemeentehuis van Wichelen.
Een derde soort vlaggen versierd met “legendarische afbeeldingen of zinnebeelden”. Zo werd bijvoorbeeld de kastelenij(108)  van Veurne verzinnebeeld door met ganzenbloem bezaaide weide, met een melkkoe, koperen kannen, een grote klomp boter, enzoverder.
De vlaggen van de gilden hadden eveneens hun zinnebeelden. De vlag van de fruiteniers toonde bijvoorbeeld een ladder tegen een appelaar met een paander (109) in het gras.
Er waren ook nog vlaggen met afbeeldingen van heiligen, bijvoorbeeld Onze-Lieve-Vrouw of Sint-Donaas van Brugge.
Tenslotte diende vlaggen ook als uithangborden, zoals die bijvoorbeeld te zien waren aan ’t Spelleke.

Het grootste deel van de vlaggen waren door regen en wind tijdens de wereldtentoonstelling al versleten. (110) De overgebleven vlaggen werden ondergebracht in het klooster van de Geschoeide Karmelieten, maar heden blijven niet meer dan enkele uitgerafelde resten over.(111)

Diorama’s en kostuums naar ontwerp van Armand Heins

Drie diorama’s

In totaal waren eer drie diorama’s in Oud-Vlaendren. Alle drie werden ze door Heins ontworpen. Ze representeerden een zicht op Kassel met windmolens, een van Ghyvelde en zijn vissershutten en een panorama van de streek van Amoughies (112).

Kostuums

Heins ontwierp ook de historische kostuums zowel voor het personeel als voor de winkeliers van Oud-Vlaendren. Zij droegen alleen een kostuum naar gelang de periode en het kwartier waarin zij werkten. Zo werd de poortingang bijvoorbeeld bewaakt door poorters en lansknechten.(113) Deze historische kostuums werden uitgetekend door Rosa Vaerwijck(114), de jongste zus van Valentin; ook zij bezat kunstenaarstalent en ontplooide haar artistieke gaven in de schilderkunst.(115)

Veel indrukwekkender weliswaar waren de duizenden kostuums die Heins ontwierp voor de ommeganck. Dit was een stoet die ingericht was ter nagedachtenis van het driehonderd jarig bestaan van de Sint-Michiels gilde. Ook hier speelde de historische exactheid een grote rol. Heins maakte een honderdtal etsen, gravuren, prenten, tekeningen en aquarellen. Hij verzamelde alles en stelde het op voorhand tentoon. Het was de grootste stoet in Gent tot dan toe, met duizend figuranten, waarvan wel 100 ruiters.( 116) Hij evoceerde de zeventiende-eeuwse hoofdgilden.
De Maatschappij voor Geschied- en Oudheidkunde, waarvan Heins lid was, zette zich in voor de organisatie van deze stoet. Het was een onderdeel van de wereldtentoonstelling en ze kende drie verschillende uittochten waarbij de laatste eindigde in Oud-Vlaendren. Daar had men een podium gebouwd waar enkel een select gezelschap de vertoning mocht bijwonen. (117) Men wilde de mensen uit de straten en pleinen weren, want deze was voorbehouden voor de duizend figuranten van de stoet. Met cavaleristen, amazones, koetsen, wapperende vlaggen, trompetgeschal en tromgeroffel wilde men in een totaalervaring een pagina uit de geschiedenis laten herleven. (118)

Vreemd genoeg waren in Gent de gilden sinds de Franse revolutie blijven voortleven. Het was vooral de burgerij die deze aloude coöperaties in stand hield. Natuurlijk konden  deze hun oorspronkelijke functie niet vervullen, maar het ging om het prestige.
Tal van gilden werden in de negentiende eeuw heropgericht voor amusement en sportverenigingen. Het stadsbestuur deed ook regelmatig beroep on deze “nieuwe gilden” om bijvoorbeeld officiële plechtigheden op te luisteren. Ter gelegenheid van de wereldtentoonstelling in Gent werd de Sint-Joris gilde opnieuw in het leven geroepen.(119)
In 1904 werd Vaerwijck lid van de Sint-Joris schuttersgilde.(120) Hij werd er zelfs tweemaal kampioen, in 1908 en 1909, van de jaarlijkse koningsschieting. Ook Heins was lid van deze schuttersgilde, wat erop wijst dat ze elkaar al geruime tijd voor de wereldtentoonstelling kenden.
In de gilde zetelden heel wat belangrijke en invloedrijke mensen.(121) Zoals bijvoorbeeld Emile Coppieters, die algemeen directeur was van het Moderne Dorp. Volgens mij was het dan ook van groot belang dat de jonge architect lid was van deze vereniging voor het verkrijgen van dergelijke grote opdracht, als Oud-Vlaendren en het Moderne Dorp.

Vermaak

In Oud-Vlaendren stond de ontspanning en amusement centraal. Zo waren er tal van activiteiten, waarbij ik geprobeerd heb om deze zo beknopt mogelijk te bundelen onder de hiernavolgende rubrieken.

Wedstrijden 

De Sint-Joris gilde stond in voor het kruisboogschieten met in totaal meer dan vierhonderd deelnemers.(122) Tijdens de hele verloop van de wereldtentoonstelling weren er internationale wedstrijden zowel voor de grote als voor de kleine kruisboog. Zoals al gezegd stonden de doelen opgesteld in de boomgaard van Oud-Vlaendren, maar er werd ook naar levende vogels geschoten.(123)
Verder kon men ook deelnemen aan oude volksspelen zoals: mastklimmen, hindernissen parcours, waterspelen…(124) Er heeft zelfs een groot worsteltoernooi plaats gehad in het dorp.(125)

Muziek en toneel

De muzikale omkadering was een belangrijk element in Oud-Vlaendren. Er waren verscheidene concerten voorzien, met muziek zowel uit het heden als verleden, waarbij ook de muzikanten in historische kostuums waren getooid.(126) Deze hadden plaats in het toneelgebouw of in de kiosken, zoal het Minnemeersch. Daarnaast werden en tijdelijke kiosken opgericht. Er waren ook opera voortellingen, (127) optredens met levende marionetten (128) en balletten, (129) maar deze waren niet dagelijks. Verder werd een toneelwedstrijd ingericht, naar het voorbeeld van vroegere landjuwelen.(130)
Het gebouw ” ’t Spelleke” had haar naam te danken aan het gelijknamige poppenspel van Frans Blauwers. (131) Hier waren dagelijks vijf vertoningen te zien van het traditioneel Gents poppenspel dat zeer populair was aan het begin van deze eeuw bij de volksklasse.(132)

Feesten

In Oud-Vlaendren werden verschillende feesten ingericht. Zo was er het groot kunstfeest. Dit feest werd georganiseerd ter gelegenheid van het Oudheidkundig congres en bestond uit een voorstelling met muziek, zang, dansen en wapenoefeningen uit de zeventiende-eeuw. (133)
Populair in Oud-Vlaendren waren de kinderfeesten die meestal ingericht werden in de Zeeuwse wijk en verzorgd werden door tal van beroemdheden zoals bijvoorbeeld Mijnheer en Mevrouw Hoefman. Zij gaven onder andere een opvoering van ” Frida, vorstin der dwergen, een groote kinderoperette.(134)

Optredens

In Oud-Vlaendren kon men verscheidene beroemdheden zien optreden. Het betrof hier meestal artiesten die ook al aanwezig waren op vorige wereldtentoonstellingen. Zo was bijvoorbeeld de wereldberoemde astroloog professeur José ook al aanwezig op de wereldtentoonstelling van 1851 in Londen.(135) Men vond de astroloog terug in een van de huizen van Hoogstraten.
Andere optredende beroemdheden waren M. Emilio, de vermaarde schilderzanger,(136) Blondin Mac Daulay die acrobatische stunt uitvoerde met een rijwiel op een telefoondraad, (137) Little Chatam, die bkend stond als de jongste xylofonist ter wereld, (138) en Meneer en Mevrouw Marien met een vertoning van levende marionetten.(139)

Stoeten

Naast de ommegang waren er ook in Oud-Vlaendren verschillende, weliswaar kleinere, stoeten. Zo was er het “Vlaamsch feest”, waarbij de oudste inwoner van Vlaanderen, Peetje Pruis, plechtig in open wagens, vergezeld door vaandeldragers en een harmonie, werd gehuldigd. De harmonie telde honderdvijfentwintig muzikanten en ze speelden oude volksliederen. (140) Verder was er ook een stoet met reuzen. (141)
Tot slot was er ter gelegenheid van de zomerfloraliën een bloemenstoet ingericht. De stoet vertrok vanuit het Moderne Dorp en eindigde in Oud-Vlaendren. In de stoet waren er onder andere bebloemde wagens en de stoet eindigde in een bloemengevecht.(142)
Oud-Vlaendren had tal van winkeltjes en er werden typische markten gehouden. Men kon er iets drinken in de vele brasseries of taveernes. ’s Avond pakte Oud-Vlaendren regelmatig uit met fakkeltochten, groot vuurwerk of kon men genieten van de “tooverachtige verlichting” van het historische dorp. (143)

Het Filipijns dorp

Een vreemde eend in de bijt was het Filipijns dorp. Het betrof Icoroten van de stam Haino en hun delegatie telde zo een zestigtal inwoners. De Filipijnen hadden een plaats gekregen op het Plein der Aantrekkelijkheden. Dit plein was enkel te bereiken via één ingang in de Schipperskaai. Hierdoor zaten de Filipijnen toch in zekere zin afgeschermd van de rest van Oud-Vlaendren.

Plan met foto , geel ingang en gele rechthoek bovenaan tonen de palen van hun dorp

De Filipijnen hadden al een stevige expotraditie opgebouwd die tot 1867 terugging. Ze waren dus niet aan hun proefstuk toe. Zij bouwden hun dorp zelf en de mensen konden ze gaan bekijken in hun dagelijkse bezigheden en hun artistieke creaties. Ze demonstreerden er ook verschillende oorlogsdansen en sporten.(144) Na afloop van de wereldtentoonstelling bleven ze een veel besproken onderwerp omdat ze door hun impresario aan hun lot werden overgelaten.(145)
De keuze om het Filipijns dorp in Oud-Vlaendren te plaatsen hebben verschillende theorieën, Het park der Aantrekkelijkheden , huidige Citadelpark, was reeds door de Franse kolonies ingenomen, en deze wenste geen concurrentie , een andere theorie die de ronde deed, was dat de Filipijnen in de vorige eeuwen ook gekoloniseerd was door een van de graven van Vlaanderen. De reden van hun aanwezigheid was de stijgende interesse op de wereldtentoonstellingen voor exotische of koloniale volkeren. De interesse van de westerse mens was echter volstrekt oppervlakkig en richtte zich enkel op sensatie en spektakel. Zo was er allermist spraken van onderling contact of uitwisseling tussen de verschillende culturen.
Een andere, minder fraaie reden, was dat men dergelijke dorpen ging gebruiken als een middel om het eigen nationaal prestige te benadrukken. Hiermee wilde men onder andere de ongelijkheid tussen de verschillende etnische groepen accentueren om zo de verafschuwde “rasvermenging” in de koloniën af te remmen.(146) 

Momenteel wacht ik op de dagboeken en foto’s van de kleindochter van de toenmalige impresario Richard Schneidewindt, deze worden u gedigitaliseerd en naar mijn opgestuurd.

Reacties op Oud-Vlaendren

Oud-Vlaendren lijkt goed geslaagd te zijn in haar opzet om een historische evocatie te creëren van het zestiende-eeuwse Vlaanderen.  De totaalervaring van de bezoeker werd door Cyriel Buysse doeltreffend beschreven als volgt:

… Aardig.  De geest, die dat verzonnen en uitgevoerd heeft, verdient een pluimpje. ’t Is alles wel zoals onze mooie, oude, Vlaamsche steden waren. De pittoreske geveltjes, de kleurige luikjes, de halletoren, de markt, de kleine poortjes en de kleine steegjes, tot zelfs het kanaaltje met de eigenaardige brugjes en de scheepjes, alles, is er. En terwijl ik zoo rondloop, en zie, en werkelijk bewonder, is ’t of ik nog de jaren van mijn vroegere jeugd doorleefde, en in gedachten kuierde door de straten van de mooie, oude, vlaamsche stad had maar te laten wat bestond en zij was op zichzelve de mooiste antiquiteitstentoonstellingen. (147

In architectenmilieus lokte Oud-Vlaendren tegengestelde reacties uit. Louis Cloquet, verdediger van het regionalistisch gedachtengoed, stelde het als voorbeeld “de gehechtheid van een volk aan de vormentaal van haar autochtone bouwkunst.”(148) Hij zag deze architectuur als model voor nieuwe bouwkunst. De moderisten beschouwden Oud-Vlaendren een “een fraai kermisdecor. (149)

Oud-Vlaendren vond daartegen wel bijval bij de conservatieve regionalisten, zoals hierna mocht blijken:

… De bezoekers van de gansche wereld, die in onze laatste wereldtentoonstellingen het Oude Antwerpen, het Oude Luik, het Oude Brussel en het Oud-Vlaendren zijn komen bewonderen, hebben eene onvergankelijke gedachtenis bewaard van deze tijdelijke namaking onzer schoonste overblijfselen van nationale bouwkunst. De goedkeuring was eenparig e zij vonden haren weergalm in dagbladen en tijdschriften van alle landen. Moeten wij zulks niet aanzien als eene aanmoediging en eene zekere waarborg van bijval. (150)

Maar ondanks de verdeelde meningen was Oud-Vlaendren ongetwijfeld een groot succes bij het publiek. Er was zelfs sprake om Oud-Vlaendren na de sluiting van de wereldtentoonstelling voor minsten één zomerseizoen nog te bewaren; maar ook Oud-Vlaendren verdween net als de rest van de wereldtentoonstelling onder de sloophamer. (151)

Besluit

Oud-Vlaendren was meer dan een gewone voortzetting van de traditie om historische gebouwen in een wereldtentoonstelling op te nemen.
Het belang van het regionalisme  in Oud-Vlaendren dient immers niet onderschat te worden. Door de minutieuze reconstructie in neogotiek en neovlaamse  renaissancestijl ui te voeren en de nadruk te leggen op een pittoreske architectuur die gevormd was door invloeden uit haar tijd had zij een duidelijk historisch regionaal karakter.
Daarnaast verheerlijkte men, in tegenstelling tot de andere neogotiek e neovlaamse renaissance, niet zozeer de grootsheid van het verleden, doch vooral haar deugdelijkheid. Dit wordt misschien nog het best geïllustreerd met volgend voorbeeld: In 1912 was er sprake om in de boomgaard een echte  molen te bouwen. Op de benedenverdieping zou men oude en mooie dingen verkopen en op de bovenverdieping zou een melkhuis komen, ” ou d’accortes meunieres, viendront servire des brioches blondes et du lait flaurant bon.”(152) Deze molen is er om de één of andere reden niet gekomen, maar het illustreert hun streven naar de deugdelijkheid zoals die in taferelen in “Pieter Breugel” van Felix Timmermans beschreven wordt.

Bronnen :
Oud Vlaanderen en het Moderne Dorp: schijnbare tegenpolen

94 Dit was geen uitzondering, ook Bruxelles kermesse en vieux Liege waren onafhankelijk opgericht. Dit bracht weliswaar met zich mee dat men voor de toegang van het dorp een apart toegangsticket moest aanschaffen. Dreze G. Livre d’Or p.201
95 Dreze G. Livre d’Or p. 199
96 Bouwen in Gent in het interbellum, doctoraatsonderzoek van L. Meganck
97 Capiteyn A. Gent in weelde herboren p. 156
98 Dreze G. Livre d’Or p.201
99 Dreze G. Livre d’Or p. 36 en 66
100 Dreze G. Livre d’Or p.36
101 Paragraaf gebaseerd op : Capiteyn A. Gent in weelde herboren p. 153
102 Vandormael H., Dekeyzer J., Vandenbreede J. Het verleden herbouwd/ Charle-Albert en de restauratie van het kasteel van Gaasbeek (1889-1898), Tielt, Openbaar Kunstbezit in Vlaanderen 1994, p. 11
103 Paragraaf gebaseerd op : Capiteyn A. Gent in weelde herboren p. 153 en 158
104 Oud-Vlaendren was geen officieel onderdeel van de wereldtentoonstelling zie Capiteyn A. Gent in weelde herboren p. 153
105 Dreze G. Livre d’Or p.21
106 Dreze G. Livre d’Or p.21
107 Paragraaf gebaseerd op :De Craemer R. Vlaggen en wimpels: Aandenken aan Oud-Vlaendren, Brussel 1913
108 Woning van een slotvoogd uit : http://meiboom.nl/vastgoed/klundert/stadshuisring4_2.htm
109 Ronde of ovalen mand
110 Casier J. Chef-confrerie royale et chevaliere de Saint-Michel. Fete du tricentenaire 1613-1913; Gent Dreze G. 1916 p.194
111 Capiteyn A. Gent in weelde herboren p. 158
112 Dreze G. Livre d’Or p.128
113 Dreze G. Livre d’Or p.208
114 Anthony Demey, Oscar Van de Voorde. Architect (1871-1938), Gent 1997, p. 25
115 Crick J. Kunstalbum. Leven en werk onzer beeldende kunstenaars, deel 2, Gent, s.d.,p.95-97
116 Fondsenblad, rubriek : De wereldtentoonstelling 12/07/1913 13/07/1913
117 Dreze G. Livre d’Or p.274
118 Casier J. Chef-confrerie royale et chevaliere de Saint-Michel. Fete du tricentenaire 1613-1913; Gent Dreze G. 1916 p.187
119 Gandavum nr april-mei-juni 2000 jaargang 5 nr 2
120 Leen Wyffels, De wereldtentoonstelling te Gent in 1913. Een architektonische evaluatie van het werk van Oscar Van de Voorde, lic. diss. Universiteit Gent 1979, p.69
121 Casier J. Chef-confrerie royale et chevaliere de Saint-Michel. Fete du tricentenaire 1613-1913; Gent Dreze G. 1916 p.54
122 De koningsschieting startte op 1 mei en Geroges De Klerck, lid van Sint-Rochus gilde werd de uiteindelijke winnaar van het toernooi. Hij werd gekroond tot koning van Oud-Vlaendren en werd in een historische stoet door het dorp geleid. Fondsenblad, rubriek : De wereldtentoonstelling 03/05/1913 04/05/1913
123 Casier J. Chef-confrerie royale et chevaliere de Saint-Michel. Fete du tricentenaire 1613-1913; Gent Dreze G. 1916 p.178
124 Fondsenblad, rubriek : De wereldtentoonstelling 09/05/1913
125 Fondsenblad, rubriek : De wereldtentoonstelling 15/06/1913
126 Fondsenblad, rubriek : De wereldtentoonstelling 24/04/1913
127 Fondsenblad, rubriek : De wereldtentoonstelling 28/08/1913
128 Fondsenblad, rubriek : De wereldtentoonstelling 13/09/1913 en 14/09/1913
129 Fondsenblad, rubriek : De wereldtentoonstelling 09/05/1913
130 Fondsenblad, rubriek : De wereldtentoonstelling 15/09/1913
131 Dreze G. Livre d’Or p.132
132 Http://users.pandora.be/jean.pierre.verfaillie/traditiegent.htm geraadpleegd 045/05/04
133 Fondsenblad, rubriek : De wereldtentoonstelling 11/08/1913
134 Gazette van Gent 23/06/1913 nr.195
135 Universiteit Gent, Archief van de wereldtentoonstelling Gent 1913, HS III,3, 3 dozen en 1 map
136 Fondsenblad, rubriek : De wereldtentoonstelling 29/05/1913
137 Fondsenblad, rubriek : De wereldtentoonstelling 19/06/1913
138 Fondsenblad, rubriek : De wereldtentoonstelling 10/07/1913
139 Fondsenblad, rubriek : De wereldtentoonstelling 03/11/1913
140 Fondsenblad, rubriek : De wereldtentoonstelling 23/05/1913
141 Fondsenblad, rubriek : De wereldtentoonstelling 06/06/1913
142 Fondsenblad, rubriek : De wereldtentoonstelling 28/07/1913
143 Fondsenblad, rubriek : De wereldtentoonstelling 06/07/1913
144 Fondsenblad, rubriek : De wereldtentoonstelling 02/05/1913
145 zie Filipijns dorp bij zoo humains op deze website
146 Paragraaf gebaseerd op : Capiteyn A. Gent in weelde herboren p. 157 en 158
147 Capiteyn A. Gent in weelde herboren. Geciteerd uit Zomerleven, Bussum 1915
148 Capiteyn A. Gent in weelde herboren. Geciterduit Cloquet, Louis, Traité d’architecture, Parijs en Luik 1900
149 Capiteyn A. Gent in weelde herboren p. 150
150 Ronse A., Raison T., Landelijke bouwingen, algemeene raadgevingen. Ontwerp tot het opbouwen van een kleine hofstede. Mekanieke toepassingen, Brugge 1918 p. 7
151 Gazette van Gent 05/09/1913 nr 206
152 Dreze G. Livre d’Or p.200