Rondleiding

Om een eerste indruk te krijgen wat er allemaal te zien was op de wereldtentoonstelling te Gent wil ik eerst een korte rondgang maken over deze expo. Hierbij worden enkele hoogtepunten van de gebouwen weergegeven.

We starten onze wandeling doorheen de Wereldtentoonstelling bij de monumentale hoofdingang aan de Kortrijksesteenweg.

Voor de grote inkomhal staan zes reusachtige runderen, 2 stieren, 2 bizons en 2 oerossen, waar je langs gaat om de immense inkomhal te betreden.

 
 
 
                                    

Door de imposante inkomsthal komt de bezoeker in het Erehof terecht.
  

Onmiddellijk krijgt de wandelaar aan weerszijden van dit Erehof het Belgische ‘Paleis van de Luxe-industrieën’ te zien. Hier worden er verschillende nijverheidstakken getoond, waaronder de diamantbewerking, de textielnijverheid en de meubelindustrie, maar ook het handwerk van vrouwen komt hier bijvoorbeeld aan bod.

Centraal in het Erehof bevindt zich het monument van het Ros Beyaert. Dit monument is het resultaat van een samenwerking van Aloïs De Beule (18611935), beeldhouwer en docent aan de Gentse Sint-Lucasschool, die de Vier Heemskinderen voor zijn rekening heeft genomen en de Gentse kunstenaar Domien Ingels (1881-1946) die het paard gebeeldhouwd heeft.

 
Links van dit monument zijn de burelen van het Uitvoerend Comité terug te vinden.

 
 
 

rechts hiervan de dienstgebouwen een plaats hebben gekregen: het post-, telegraaf- en telefoongebouw, het consortium der banken, de afdeling van het Rode Kruis en de middenpost van de brandweer.

Achter dit dynamisch monument ligt een grote vijver, het zogenaamde ‘Waterkasteel’. De blik van de bezoeker wordt onmiddellijk naar de hoek gezogen waar het water van het Waterkasteel in het bassin stort. Een beeldengroep van Jules van Biesbroek – Schoonheid , Kracht en Wijsheid – siert de grote fontein. Ook langs de rand van het bassin stonden verschillende beelden die refereerden aan de Griekse mythologie. Zo keek een naakte Europa vanop de rug van haar stier de voorbijgangers schaamteloos toe


 
Links van dit ‘Waterkasteel’ kan de bezoeker de Engelse sectie betreden.

 
 
 

 

Rechts hiervan is het grootste paviljoen van de omvangrijke Franse deelname te bezichtigen.

Het Erehof eindigt vervolgens bij het ‘Paleis der Schone Kunsten’ , waar de hedendaagse schilder-, beeldhouw- en medaillekunsten een plaats krijgen.

 

 

 


 

Het ‘Paleis voor Schone Kunsten’ is op zijn beurt, via de ‘Galerij der Fotografie’ (dat zich achter het Perzisch paviljoen bevindt), verbonden met het ‘Paleis der Bouwkunde en het Paleis der Decoratieve Kunsten’, ook wel het Palais de l’Architecture.

 
 
 
 
 

 

Naast dit paleis ligt het Italiaans en het paviljoen alimention Francais (Franse Voedingsnijverheid) en het paviljoen Maritime scheepvaart

 
 
 
 
 
 
 


Naast het paviljoen Franse Voedingsnijverheid komen we aan het grote Paviljoen Nederland.
 
 
 
 
 
 
 

 

 

Tegenover deze drie paleizen is nog steeds het omvangrijke paviljoen van de Fransen te zien.
Hier staat ook het Paviljoen van Parijs.
 

Na het Hollands paviljoen, volgt het Belgische ‘Industriepaleis’ waarin drie paviljoenen ondergebracht worden: het ‘Paleis der Kleine Werktuigen’, de ‘Hal der Machines’ en het ‘Lichtpaleis’. Deze paviljoenen, ontworpen door de Gentse architect Geo Henderick (1879-1957) in art nouveau stijl, zijn de enige gebouwen in deze stijl op de hele Expo. 


 
 
 
 
 

 

 

Naast deze gebouwen ligt het grote, ronde Belgisch ‘Koloniaal Paleis’, dat het sluitstuk van de Natiënlaan vormt.

Ondertussen is de bezoeker (aan zijn rechterkant) langs het ‘onderbroken’ deel van het Frans paviljoen gewandeld, waarna het enige echt moderne gebouw, het Duitse paviljoen, oprijst . Dit ontwerp van de Duitse architect Curt Leschnitzer (1877-1959) staat in schril contrast met de ‘klassieke’ architectuur van de meeste overige tentoonstellingspaviljoenen (die van de hand van Oscar Van de Voorde zijn). Hierdoor wordt het dan ook door de meeste bezoekers als lelijk bestempeld. Of zoals de schrijver Karel van de Woestijne (1878-1929) het verwoord heeft: “[Het is] een staaltje van Germaanschen wansmaak. Het is leelijk en het is nauwelijks origineel.”

 
Naast het ‘Koloniaal Paleis’ stelt Canada in een afzonderlijk paviljoen tentoon.
 
 

Hierbij aansluitend vindt de bezoeker de Belgische en Franse ‘Hal der Spoorwegmaterialen’ terug.

Vervolgens kan hij gemakkelijk via de ‘Gentse straat’ naar het ‘Gemeenteplein’, waar de vier Belgische steden die ooit een Wereldtentoonstelling georganiseerd hebben hun eigen paviljoen tonen. Deze paviljoenen vormen telkens reconstructies van belangrijke gebouwen of gebouwtypen in hun stad.

 

Zo toont Brussel zich aan de wereld met een paviljoen in gotische stijl, die de huizen in de historische kern van de stad typeert.

 
 
 
 
 
 

Antwerpen combineert een reconstructie van de toren van het Hanzehuis uit 1564 met de stijl van haar 16de- en 17de-eeuwse burgerwoningen.

 
De stad Luik keert met een reconstructie van het huis Curtius ook terug naar de 17de eeuw.


 
 
 
 
 
 
Gent blaast het Prinsenhof (dat teruggaat tot de 12de eeuw) nieuw leven in.

 

De Gentse Academie voor Schone Kunsten heeft hiernaast haar eigen paviljoen, waar hun (oud)leerlingen decoratief en vrij werk tentoonstellen.
 
 
 

 

 

Daartegenover (achter het huis Curtius) bevindt zich de ‘Internationale Hal’ waar alle landen die niet met een eigen paviljoen vertegenwoordigd zijn, tentoonstellen.

Voorts bevindt er zich achter het paviljoen van de stad Antwerpen nog een uitbreiding van de Belgische (namelijk het ‘Paleis voor de Wetenschappen en de Sociale Economie’) en van de Franse sectie.
 
 

Verder kan de bezoeker via de ‘Luikse straat’ naar het ‘Modern Dorp’, waar hij een simulatie van een modernisering van het traditionele plattelandsleven te zien krijgt.

Hierachter zijn de sportpleinen terug te vinden.

Alvorens dit deel van de Wereldtentoonstelling achter zich te laten, kan de bezoeker halt houden in ‘Oud Vlaendren’. Dit is te bereiken via de Expo-site zelf, maar het is ook afzonderlijk te bezoeken (via de Kortrijksesteenweg). Hier kan men zich laten overweldigen door reconstructies van de meest pittoreske gebouwen vanuit heel Vlaanderen en wordt men begroet door personen in historische kledij. Bovendien zijn hier allerlei eet- en drinkgelegenheden terug te vinden. Deze site is ontworpen door de Gentse Sint-Lucas architect Valentin Vaerwyck (1882-1959).

Om het tweede deel van de Wereldtentoonstelling te bereiken, moet de bezoeker die voor het ‘Paleis der Schone Kunsten’ staat naar links gaan.

Zo kan hij, langs het paviljoen van India, het amusementsgedeelte van de Expo binnengaan.

 
 
 
 

 

Via de Belvedèrelaan, een straat met aan weerszijden cafés, restaurants en winkels, komt hij in het Citadelpark terecht.