Goudroof op de expo

27 juli 1913
Om 5 uur in de morgen, op het ogenblik dat de kuisvrouwen in het Koloniaal Paleis zouden binnengelaten worden, deed een beambte die met het toezicht over de bewakingsdienst is gelast zijn ronde.
Niet ver van de hoofdingang van het paviljoen bleef hij enige ogenblikken staan voor een uitstalkast welke mijnvoortbrengselen van Katanga bevatte. Hij was verwonderd een zekere wanorde in de vitrine vast te stellen.
Een snel onderzoek liet toe klaarblijkelijke sporen van inbraak te vinden, alsmede de
verdwijning van het rijkste stuk van de verzameling, een staaf goud die naar schatting 7 kilogram moet wegen.
Onmiddellijk werden de bewakers samengeroepen. Allen verklaarden gedurende de nacht niets verdachts bemerkt of gehoord te hebben.
De politie en het parket werden aanstonds verwittigd en bevonden zich snel ter plaatse. Het verhoor van de bijzondere nachtwakers bracht niet het minste licht in de zaak.
Het bleek dat de uitstalkast opengebroken werd bij middel van één of ander metalen voorwerp dat als hefboom kon dienen: tang, schroevendraaier, breekijzer, enz.
In de loop van de dag werden door de politie verscheidene huiszoekingen gedaan en even werd gedacht de dader te kunnen vatten. Het schijnt evenwel dat het parket weinig hoop heeft om het gestolene weer te vinden.
De buit bedraagt bij nader toezicht drie gouden staven welke samen ongeveer 10 kilogram wegen en een grote ruwe diamant, een gezamenlijke waarde van ongeveer 100 000 frank.
Enkele dagen geleden werd in het Koloniaal Paleis een eerste gouddiefte vastgesteld. Verscheidene kleine staafjes ter waarde van ongeveer 15 000 frank en een Browningrevolver werden dan meegenomen. Op een zekere persoon wogen toen zware vermoedens en reeds was er sprake van de goudklompen
‘s avonds op te sluiten in een brandkast van de bank in de tentoonstelling.
Zondagavond rond 9 uur werd voor het laatst vastgesteld dat in het Koloniaal Paleis alles zich in regel bevond.
Als de bezoekers destijds de thans bestolen uitstalkast bekeken hebben zullen ze voorzeker niet hebben vermoed dat het grote, geelkleurige blok met de vermelding GOUD VAN KATANGA dat tussen de andere voorwerpen lag, wel degelijk uit goud bestond. Zij zullen zich heel waarschijnlijk hebben voorgesteld
dat het één of ander minderwaardig metaal was met een laagje verguldsel bovenop.
Zulks ware van staatswege heel wat voorzichtiger geweest en ook zeer logisch, daar de vitrine niet bijzonder werd bewaakt.
Uitgaande van deze veronderstelling wordt het gerechterlijk onderzoek geleid.
De diefte zou bedreven zijn door een persoon die op de hoogte was van de waarde van het gestolen voorwerp en natuurlijk met voorbedachte raad handelde.
Eer hij het goud stal zal hij wel een uitweg voor het kostbaar metaal gezocht en gevonden hebben.
Bij het onderzoek wordt de grootste geheimhouding in acht genomen.
30 Juli 1913
Een Brussels blad kwam gisteren met de opschuddingwekkende tijding voor de dag:

Dat de gouddief in het Koloniaal Paleis zou bestolen zijn!
Die tijding zou genoegen doen aan de eerlijke lieden. De diefte van de gouden staven zou zich bepaald hebben tot een diefte van voorwerpen uit pleister, ondermeer de trouwe nabootsing van de 7 tot 8 kilogram zware gouden staaf, die nog veilig in het Koloniaal Museum van Tervuren zou liggen!

Wat meer is, men voegde er aan toe dat de heer Renkin, minister van koloniën, machtiging had verleend om dit bericht af te kondigen. Voorwaar wel zonderling!
De bestuurder van de bewakingsdienst scheen wel te weten dat het geen pleisterklompen waren, want de man schrok hevig bij de ontdekking van de verdwijning. Aan de politieofficier van dienst werd door het bestuur van het Koloniaal Paleis opgegeven dat het wel degelijk over ontvreemde goud- en diamantklompen ging.
Reeds van voor 9 uur maandagmorgen werden al de voornaamste goudsmeden en juweliers door een politieagent verwittigd dat er goudstaven gestolen waren in het Koloniaal Paleis en werden ze verzocht de politie of het parket onmiddellijk te verwittigen, zo iemand met de staven zich bij hen mocht aanbieden.
In de eerste plaats zou de gefopte dief kort na het plegen van de misdaad aan het gewicht wel gewaar geworden zijn dat het geen metaal was en voorzeker wel niet zo dom zijn het pleister bij een goudsmid te koop te gaan aanbieden.
In de tweede plaats moet de openbare macht zeker zijn geweest dat ze met edel metaal te doen hadden en de diefte zeer belangrijk was. De personen die zonder het te weten of te willen in de zaak konden betrokken worden, hetzij door het smelten of het aankopen, werden niet verwittigd bij middel van een
omzendbrief zoals dit gewoonlijk soms maar een paar dagen later geschiedt, maar door een bijzondere bode.
Het parket werkte maandag tot laat in de avond en was gisteren nog in de weer. Dat alles kan niet om een brok pleister zijn geweest. De opsporingen gaan verder en wij wachten op de officiële verklaring van de heer minister van koloniën.
Goudwerk gestolen in het Belgische paleis
Een nieuwe diefstal werd in de nacht van zaterdag 30 op zondag 31 augustus in de Wereldfoor gepleegd. In de Belgische afdeling hebben onbekende dieven goudwerk estolen uit een uitstalkast van de heer Roosen, goudsmid uit de Langemunt.
Ten nadele van de heer De Rouck, goudsmid uit de Drabstraat, werden drie kelken ontvreemd.
Dit alles heeft een waarde van ongeveer 8000 frank. Een onderzoek is ingesteld en men heeft ernstige vermoedens.
De andere diefstallen
Gisteravond op 21 mei is op het Plein der Aantrekkelijkheden een kerel verrast die zich had weten meester te maken van drie kisten chocolade. De man had brokken van dit snoepgoed in zijn zakken en zelfs in zijn kousen gestoken. Het be treft een ontsnapte uit Merksplas. Onder beschuldiging van diefstal in de tentoonstelling werd hij ter beschikking van het gerecht gesteld en opgesloten.
Verkoopsters die in de Belgische afdeling met snoepgoed, bonbons en chocolade staan, klagen er ook over dat zij herhaaldelijk slachtoffer van diefstallen zijn. ‘s Nachts wordt er snoepgoed gestolen…