Floralienhal, het koloniaal station van Katanga?

Om dit geheel te kunnen kaderen, beginnen we met een klein historisch overzicht van het koloniaal verleden, het startte allemaal in 1885 met de onafhankelijke Congostaat, die privé-eigendom was van de Belgische koning Leopold II tot 1908, er vormde zich echter een groot probleem, de grondwet, deze bepaalt namelijk :

De Koning kan niet tegelijk hoofd van een andere Staat zijn, zonder de toestemming van beide Kamers.
Geen van beide Kamers kan over die zaak beraadslagen, zo niet ten minste twee derden van de leden aanwezig zijn, en alleen wanneer ten minste twee derden van de uitgebrachte stemmen zich er voor verklaard hebben, is het besluit aangenomen.
— artikel 62 van de Grondwet in 1885.

Belgisch-Congo werd op 15 november 1908 een Belgische kolonie. Deze kolonie was een enorme aanwinst van natuurlijke grondstoffen, zoals rubber, en ivoor.
Belgisch-Congo was aanvankelijk administratief ingedeeld in vier provincies: Leopoldstad,(Leopoldville of Congo-Kasai), Evenaarsprovincie (Equateur), Oostprovincie (Oriëntale) en Katanga. Katanga stond bekend om zijn zeer rijke mijnen, waaruit koper, kobalt, ijzer, radium, uranium en diamant gewonnen werd.
De Compagnie du Congo werd opgericht door Albert Thys in 1886 om Congo te voorzien van een spoorwegennetwerk, daar men steeds problemen ondervond met de rivieren , door watervallen en grote stukken tot 350 km die soms onbevaarbaar waren. Een van de bedrijven die voor de Belgische spoorwegen actief was toen, was de firma “Compagnie Centrale de Construction Haine-Saint-Pierre”.
Dit specialiseerde zich in de fabricatie van gietijzeren onderdelen voor de spoorwegindustrie en later in de productie van spoorwegwagons.
n 1881 bij het overlijden van Pierre-Joseph neemt zijn zoon Leon Bauduin Pierre Joseph het bloeiende bedrijf over. Hij legt nieuwe accenten waarbij de export en het zoeken van nieuwe verkooppunten centraal stonden. Op het einde van 19e eeuw is de Belgische markt verzadigd met metaalverwerkende bedrijven en gaan ze internationaal en ook exporteren.
Onder impuls van Leon Hiard kende de Compagnie Centrale de Construction (CCC) een uitzonderlijke internationale groei met uitvoer naar alle continenten. Kliënten waren onder andere Katanga, de Chemins de Fer Siam, Chili, Brazilië, China, Argentinië.
De voornaamste bij dit onderzoek is Katanga.
Bij mijn onderzoek in de floralienhal, viel me onmiddellijk iets op, er staan 3 verschillende soorten spanten, brede dubbele spanten, een smallere versie van deze spant en de enkelvoudige spant, het gaat hem vooral over de spanten centraal in de floralienhal, 4 stuks, die elk ook het constructeursplaatje dragen, Compagnie Centrale de Construction Haine-Saint-Pierre

constructeursplaatje Compagnie Centrale de Construction Haine-Saint-Pierre

De legende die men al jaar en dag vertelt  heeft de Floraliënhal inderdaad iets te maken met het koloniaal station van de hoofdstad van Congo… te maken, klopt dus niet helemaal, het station was bedoeld voor Katanga en niet Kinshasa. De grote onopgeloste vraag blijft echter …….  of het een (begonnen?) bestelling daarvoor was die nooit zijn bestemming bereikt heeft (afgesprongen overeenkomst?) en dus België nooit verlaten heeft zoals men zegt – weet ik niet…Probeer de archieven van het bedrijf terug te vinden. 
Een goed aanneembare reden, waarom het station van Katanga er niet is gekomen, is omdat er sinds 1895 verschillende Luba opstanden plaats grepen, en deze konden pas in 1917 door de Belgen worden neergeslagen.
Dat men die dan maar gebruikt heeft voor de Floraliënhal is blijkbaar wel juist (tijdsdruk opening Gentse wereldtentoonstelling en de late beslissing in 1911 om het feest en floraliënpaleis in duurzame materialen op te trekken?)… Deze laatste beslissing speelde hier ook een grote rol in, wetende dat Gent voor haar wereldtentoonstelling, de nog bruikbare hallen van de wereldtentoonstelling van Brussel had overgekocht en deze van een lichter ontwerp waren, daar de hallen in staff work werden ontworpen.  Slechts enkele spanten die deze bestemming hadden en hergebruikt zijn, 4 in totaal. 
– de rest is volgens hetzelfde model nagemaakt… Bij de originele spanten, bestemd voor het station van Katanga staat het metaalconstructie-atelier vermeldt – de andere spanten hebben dit niet.

Bij het opzoeken van de archieven van dit gebouw, kwam ik terecht in het stadsarchief van Gent, De zwarte doos, die een volledig archief bezitten van het feest en floraliënpaleis, waar dan ook nog eens het contract in werd bewaard, waaruit blijkt dat alle spanten werden gefabriceerd door de firma, Compagnie Centrale de Construction Haine-Saint-Pierre, ondertekend op 10 november 1911 en goedgekeurd een week na de overeenkomst door de verantwoordelijken van de wereldtentoonstelling. Door de late beslissing om het in duurzame materialen te bouwen, verklaart waarom de andere spanten in een lichtere versie zijn uitgevoerd.
Dat deze spanten werden gemaakt voor een stationshalstaat hier heel duidelijk vast, de spanten staan op een plaat met eronder een bolle vorm, die rust een een schokabsorberende drager (foto1),

Plaats op een bolle vorm in de schokabsorberende voet, die rust op een ondergrondse piramide

die op zijn plaatst nog eens rust om een ondergrondse piramide, een heel gebruikelijk procedé in de spoorweginfrastructuur van die periode (foto2)

Metaal in de stationsgebouwen in de vorige eeuw.

Het is niet mogelijk over de 19de eeuwse architectuur te spreken zonder rekening te houden met de evolutie in het gebruik van metaal, meer bepaald van ijzer.
De overdekte markten, de expohallen en de stations waren de eerste geliefkoosde werkterreinen ; voor het grootste deel dus allemaal openbare gebouwen.
Het doel van een overkapping is steeds functioneel geweest, met name de reizigers beschermen tegen barre weersomstandigheden. Ook hierin is een evolutie te onderscheiden en daarvoor moeten we teruggaan tot het afdak op houten palen bij het stationsgebouw van Mechelen.
Deze nieuwe bouwtrant werd ongetwijfeld ingegeven door buitenlandse voorbeelden zoals het Parijse Ooststation van ingenieur Serinet of het station St. Pancraas te Londen, waarvan de bouw in 1863 begonnen werd door W.H. Barlow en R.M. Ordisk. De Belgische realisaties waren echter vrij apart door het gebruik van een eenvoudige dakconstructie : een boog die in evenwicht werd gehouden door een rechte zolderbalk. 

Met dank aan:

Aletta Rambaut, Kunsthistorica, die me de juiste contacten bezorgde voor de plannen van de floralienhal

Guido Desseyn, Industrieel archeoloog, voor zijn expertise en kennis in deze materie

Marc Storms, voor zijn kennis over het bedrijf van Haines en zijn website hierover

De stad Gent voor de toegang tot de floralienhal

Het stadsarchief De zwarte doos in Gent en hun archivaris Guy Dupont voor de plannen van de hal