Medaillesalon

De medaillekunst ontstond in de Renaissance. Belangrijke kunstenaars zoals Pisanello en Leone Leoni ontwierpen de eerste, gegoten medailles. In gesneden mallen werd gesmolten metaal gegoten. De stukken werden op dezelfde manier gemaakt als kleine beeldhouwwerken, waaronder ook met de verloren was methode.

In België was Quentin Metsys (1466-1530) de belangrijkste ontwerper van enkele unieke renaissance medailles waaronder zijn meesterwerk, een prachtig stuk met de afbeelding van Erasmus. Ook Jean Second deed zijn duit in zakje met medailles van personen uit zijn eigen entourage.

Vanaf de zestiende eeuw kregen we een nieuwe generatie medailleurs met Jacques Jonghelinck en Conrad Bloc. Jonghelinck werkte vooral voor het Katholiek milieu terwijl Bloc vooral geliefd was bij de gereformeerden. Zij werden opgevolgd door drie generaties van de familie Waterloos.
Met deze familie eindigde het tijdperk van de gegoten medailles.

Vanaf dan werden de medailles geslagen. Dit gebeurde toen met de balancier aan de hand van twee matrijzen, één voor voorzijde en keerzijde. De stalen matrijzen werden door de kunstenaars rechtstreeks op het metaal ingesneden, in omgekeerd reliëf en spiegelbeeld, wel te verstaan wat een groot vakmanschap vereiste.
Men noemde deze medailleurs dan ook stempelsnijders. Eenmaal de stempels gesneden kon een grooot aantal medailles geproduceerd worden.
De eerste succesvolle generatie stempelsnijders was de familie Roettiers.
Vanaf de achttiende eeuw kregen we in de Nederlanden een heropleving van de medaillekunst met de komst van Theodore-Victor Van Berckel.

In de negentiende eeuw traden in België een aantal bekwame medailleurs, stempelsnijders op de voorgrond. De Gentse Joseph Braemt, de broers Wiener, Jacques, Leopold en Charles, de Bruggeling François De Hondt, Jouvenel, Julien Leclercq en anderen.

Vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw kwam door de mechanisatie echter een ingrijpende wijziging in de productie van medailles.

Veruit het belangrijkst was de popularisatie en verbetering van de reduceerbank. Voordien werden de afbeeldingen van geslagen medailles zoals gezegd steeds rechtstreeks in de metalen stempels gegraveerd, waardoor het vervaardigen van penningen een zeer gespecialiseerde discipline bleef. Nu werd het mogelijk om de afbeelding op groter formaat en in een ander materiaal (bvb. gips) te modelleren, waarna een mechanische verkleiningsmachine de stempels produceerde. Daardoor kon de medaillekunst ook beoefend worden door artiesten die een opleiding als beeldhouwer hadden genoten. De eerste grote beeldhouwer-medailleur die van deze methode gebruik maakte was de Fransman Jules-Clément Chaplain. Voor de meeste beeldhouwers was de creatie van penningen van ondergeschikt belang, maar enkelen gingen zich bijna uitsluitend op deze kunsttak toeleggen. Dit leidde uiteraard tot verschillen in de uitwerking : de beeldhouwers, voor wie een medaille een bas-reliëf in miniatuur bleef, wendden meestal een veel hoger reliëf aan dan de gespecialiseerde medaillleurs, zoals bijvoorbeeld G. Devreese.
Daarnaast werd meer en meer gebruik gemaakt van een artificieel aangebrachte en aangepaste patina op de medaille, waardoor de kunstenaar ook gebruik kon maken van kleurenschakeringen om eigen accenten te leggen en om het door hem gewenst effect te bekomen. Dit was vooral nuttig omdat door de nieuwe productietechniek de stijl van de medailles geëvolueerd was van afbeeldingen met een hoog en scherp reliëf op een volledig vlakke en gepolierde achtergrond naar een totaalcompositie waarin beeltenis, achtergrond en omschrift één geheel vormen.
Ook werd vanaf het einde van de negentiende eeuw meer en meer afgestapt van de traditionele ronde vorm voor de medailles. Daardoor kreeg de kunstenaar veel meer mogelijkheden om zijn inspiratie uit te werken.

Deze oorspronkelijk “Franse School” met kunstenaars als Ponscarme, Roty een Vernon, vond navolging over gans Europa en Amerika waarvan de medailleurs op studiereis naar Parijs afzakten en aldus de nieuwe kunstvorm overal verspreiden.
Deze “renascimento” bleef niet onopgemerkt in kunstminnende en numismatische middens, waar allerlei initiatieven het licht zagen.
Vanaf dan werden ter gelegenheid van Wereldtentoonstellingen medaillesalons gehouden. Daar kon de nieuwe generatie medaillekunstenaars hun werk aan het grote publiek voorstellen.
Het eerste grote salon had plaats te Parijs in 1900. Ook België had aandacht voor de nieuwe kunstvorm en zou in 1910 te Brussel het eerste Belgische Salon inrichten. Kunstenaars van over gans de Westerse Wereld wilden daar aanwezig zijn.

Ook te Gent liet men zich niet onbetuigd. Rond 1909 zag de “Société Gantoise des Amis de la Médaille” het licht, met Joseph Casier als voorzitter, M. de Smet de Naeyer als ondervoorzitter en G. Brunin als secretaris-schatbewaarder.
Ze waren de initiatiefnemers van het Gentse medaillesalon in 1913 die niet moest onderdoen voor de Salons van Parijs en Brussel.
Jammer genoeg zou door het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog een breuk ontstaan in de opgang van de medaillekunst die na 1918 niet meer dezelfde elan kende.

Making of Medals

3 important ways to produce medals :
Engraving with the burin directly to the metal plate. These medals were produced by silversmiths
Cast medals using a mold or the lost wax method as a little sculpture
Most of the medals are struck using two dies.

Until mid 19th Century these dies where cut directly into the steel.
The artists who produced these dies learned this often from father so son or at the Academy (department of etching).

From the second half of the 19the century the dies could be produced mechanical using the reduction machine.
The result was that the making of medals was taken over by sculptors.
These artists brought a great change into the art of medal making.
– The medal became one whole ant not, as before, a picture with the text around it.
They also used different forms and not, as before, round forms
The sculptors used different patinas to accentuate there creation

This new way of medal making started in Paris with artists as Ponscarme, Roty, Chaplain, Daniël Dupuis and so many others. The famous Naudet medal (Ponscarme) was considered the turning point of the renewal of the art.
Artist of all over Europe came to Paris to learn about this new art.
This new medal Art spread all over Europe and resulted in a never known popularity of medals, as never before and never after.

Many medal society’s were created and museums wanted to start a medal collection.

An than we come to this museum.

Opening of the Museum 9 Mai 1904

Société Gantoise des Amis de la Médaille

Founded : 1 December 1909

Chairmen : Joseph Casier (1852-1925)
Glass artist (stained windows) and photographer

Vice Chairmen : Maurice de Smet de Naeyer (1862-1941)
Textile Industrial (La Louisiane)

Secretary : Georges Brunin
Keeper of the coin Cabinet of the city of Ghent and of the University of Ghent
Member of the Royal Belgian Numismatic Society (1905 – effective 1914 last 1919)

1909 First purchases of 32 medals in Paris

1910 130 pieces acquired at the closing of the Medal exhibition in Brussels at the World Fair of 1910

1913 68 medals at the Medal exhibition in Ghent at the World Fair of 1913

32 medals ware purchased from different artists and medal society’s

The curators made sure that the collection had a variety of artists, of countries and styles.
So this collection gives a complete picture of the medal art in that period.

1921 Georges Brunin retired as keeper of the Coin Cabinet. The city decides to stop the Coin Cabinet and it is divided to the City museum, University and the medals who are considered as “artistic” came to this Museum (52 medals). It were older pieces than the initial collection. Wiener, Braemt etc.

With the retirement of Georges Brunin the society “Société Gantoise des Amis de la médaille” stopped also.

1925 Joseph Casier died and the building of the collection stopped. There were some isolated gifts. As for example the Verbanck foundation donated several pieces of this artist a few years ago.

After a few years the collection ended in archive boxes. The interest in medal art was also in decline. It was not until the inventory in 2001 that the full interest of this collection was revealed, not only for me but also for the scientific staff of the Museum.

Bro: Hugette Taymans

Medailles aangekocht door of geschonken aan het M.S.K. Gent
Medaillekunst pagina