Een showcase voor het socialisme.

De Gentse coöperatie Vooruit op de Wereldtentoonstelling van 1913

Vooruit liet speciaal voor de Wereldtentoonstelling een grote maquette maken met als titel Socialistisch Gent. daarop waren alle grote bouwkundige realisaties van de coöperatie in gent te bewonderen. (amsab-iSg, gent)

In 1913 streek het fenomeen van de Wereldtentoonstelling neer in Gent. Aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog toonde dit evenement een samenleving op het breukvlak van de moderniteit. Er was veel in beweging in 1913. Vrouwen, arbeiders en in Vlaanderen ook Nederlandstalige intellectuelen eisten hun plaats op in de publieke ruimte en de verruimde democratie. Op spectaculaire wijze slaagde de Wereldtentoonstelling erin een hele reeks maatschappelijke tegenstellingen te overbruggen: arbeid en industrie, de westerse en de koloniale cultuur. De belangrijkste tegenstelling die ze wilde oplossen was die tussen moderniteit en geschiedenis. De vakgroep Architectuur & Stedenbouw en de vakgroep Geschiedenis (Instituut voor Publieksgeschiedenis) van de Universiteit Gent maakten samen een zeer lezenswaardig boek daarover, uitgegeven door Snoeck: ‘Gent 1913. Op het breukvlak van de moderniteit’. De negen hoofdstukken en de epiloog van het boek belichten elk een deeltentoonstelling, de gebeurtenissen die ermee verbonden waren en de actoren en hun eigen agenda’s die erachter schuilgingen. In het kader van 100 jaar Vooruit kreeg ‘Brood & Rozen’ het voorrecht om het hoofdstuk over het paviljoen van Vooruit te mogen publiceren voor zijn lezers.1

In zijn editie van 9 september 1913 prees het Franse socialistische dagblad L’Humanité de Gentse Samenwerkende Maatschappij Vooruit als ‘Une Grande Oeuvre Socialiste’.2 Met name de indrukwekkende bouwkundige realisaties van Vooruit, zoals Ons Huis en het fonkelnieuwe Feestlokaal werden uitgebreid in de verf gezet, in woord en beeld. Dat de verwezenlijkingen van de Gentse kameraden net op dat ogenblik de voorpagina van een buitenlandse krant haalden, kan nauwelijks verbazen. Verscheidene journalisten hadden immers de Gentse Wereldtentoonstelling bezocht waar zij danig onder de indruk kwamen van zowel het paviljoen als de stand van Vooruit.3 De arbeiderscoöperatie nam de expo inderdaad te baat om het succes van het Gentse, en bij uitbreiding Belgische coöperatieve model aan een breed internationaal publiek te etaleren. Het inzetten van haar bouwkundig patrimonium was hierbij een sleutelelement. Maar was de deelname van een socialistische coöperatie aan de luxekermis van het industrieel kapitalisme wel zo vanzelfsprekend?

Voor de Gentse sociaaldemocratie waren de jaren voorafgaand aan de Eerste Wereldoorlog ‘duizelingwekkende jaren’, om aan te knopen bij de beeldspraak van Philipp Blom.4 Met hindsight weten we dat het aanvankelijke succesverhaal van de coöperatie slecht is afgelopen, met het faillissement van de Bank van den Arbeid in 1934 als triest dieptepunt. Maar als we proberen, zoals Blom, de geschiedenis van de vooroorlogse jaren te bekijken vanuit de tijd zelf en niet met onze achteraf-kennis, dan was 1913 niet alleen voor de Gentse bourgeoisie maar ook voor de socialisten een vertigo year waarbij de sky letterlijk de limit vormde.

De loutere aanwezigheid van de sm Vooruit op de Wereldtentoonstelling – het feit dat de Vooruit zichzelf trots in de glanzende etalage van de burgerlijk-kapitalistische maatschappij plaatste – is op zich al een duidelijk statement dat de kloof tussen de cultuur van de bourgeois en die van de arbeider niet zo diep was als meestal wordt aangenomen. Amper een paar dagen voor de opening van het megagebeuren was nochtans net een algemene staking beëindigd die dezelfde burgerlijk-industriële maatschappij fundamenteel had uitgedaagd. Ook die staking was een spectaculair megagebeuren geweest: 400.000 socialistische arbeiders en bedienden, mannen en vrouwen, in heel België hadden het werk neergelegd om in alle kalmte en rust algemeen enkelvoudig stemrecht op te eisen – duizelingwekkende aantallen, nooit eerder gezien in Europa. België was, behalve Rusland, in 1905 trouwens het enige land in Europa waar voor de Eerste Wereldoorlog de grève générale als politiek wapen werd ingezet. Hoe kon het massale gebruik van een in wezen revolutionair actiemiddel gerijmd worden met een zelfpresentatie van Vooruit op de Wereldtentoonstelling die zich naadloos inschreef in de glans en glamour van de belle époque?

De fundamentele ambiguïteit van het vooroorlogse Gentse socialisme komt in onze bijdrage over 1913 op twee manieren aan bod. Eerst belichten we de maatschappelijk-politieke context die het uitbreken van de algemene staking in hetzelfde jaar en uitgerekend dezelfde maand van de Wereldtentoonstelling helpt verklaren. Vervolgens gaan we dieper in op de architecturale en visuele ‘taal’ die de Gentse socialisten op de tentoonstelling gebruikten om zowel de binnen- als de buitenwereld te imponeren en te overtuigen van de succesformule van het Gentse coöperatieve model.

De algemene staking in april 1913

‘Regeerders geen stemrecht, geen arbeid meer. Het Belgische volk’. Op 11 november 1912 vertrok een grote betoging vanuit de Bagattenstraat, dreigend met een algemene staking indien de regering het volk geen stemrecht zou geven. Op de achtergrond van de foto die toen werd gemaakt, zien we het Feestlokaal van Vooruit in aanbouw. Ook de rest van de stad stond in de steigers. De dreiging om massaal het werk neer te leggen als de katholieke regering het algemeen enkelvoudig stemrecht (voor mannen) niet zou toekennen, was een cruciaal element in de strategie van de Belgische Werkliedenpartij (bwp) in de aanloop naar de staking in april 1913.

De genese van de staking leert dat de bwp-top de volkswoede en verontwaardiging probeerde te kanaliseren. Die was ontstaan in brede lagen van de arbeidersbeweging, zowel in Wallonië als in Vlaanderen, na de zeer ontgoochelende nederlaag van het antiklerikaal kartel van socialisten en liberalen bij de parlementsverkiezingen in juni 1912. De hoop om de katholieken na bijna dertig jaar absolute meerderheid naar de oppositie te verwijzen, was ijdel gebleken, zo ook de hoop om eindelijk het algemeen enkelvoudig stemrecht (voor mannen) op korte termijn in te voeren. Toch leefde de top van de bwp op hoop. Het is heel waarschijnlijk dat het algemeen enkelvoudig mannenstemrecht zonder de Eerste Wereldoorlog al vóór 1918 was ingevoerd. Het waren duizelingwekkende jaren, ook op politiek vlak. Het ondemocratisch regime stond op het punt fundamenteel hervormd te worden, zij het dat de cruciale politieke besluitvorming zich achter de schermen afspeelde en dus aan het oog van de publieke opinie of de socialistische achterban onttrokken bleef.5 Regeringsleider Charles de Broqueville en koning Albert i zochten toenadering tot de socialistische top en maakten hen deelgenoot van hun visie dat in het algemeen belang de definitieve democratisering van het stemrecht onvermijdelijk was om de bitsige conflicten in de samenleving te pacificeren. Dat impliceerde regelrecht ingaan tegen de eclatant verkozen katholieke meerderheid, die in de woorden van koning Albert echter ‘sectarisch blind’ bleef voor de reële noden van het land, zoals het algemeen enkelvoudig stemrecht, de leerplicht en de dienstplicht. Een bemiddelingspoging van de burgemeesters van de negen provinciehoofdplaatsen viel niet in dovemansoren bij de top van de socialisten. De burgemeesters bezwoeren de bwp af te zien van de staking in ruil voor een demarche naar de regering toe. Het hoeft geen betoog dat de Gentse liberale burgemeester Emile Braun dit als de ultieme kans zag om elke imago- en andere schade aan zijn Wereldtentoonstelling te vermijden. Tijdens een onderhoud met zijn Brusselse collega Adolphe Max kregen Edward Anseele en Emile Vandervelde de vage boodschap dat de Broqueville een verzoeningsgebaar gunstig gezind zou zijn zodra de stakingsdreiging verdween. Voor de socialisten was dit voldoende om de staking te verdagen, zonder ze nochtans helemaal af te blazen. We schrijven begin maart 1913.

de Bagattenstraat tijdens een betoging voor algemeen stemrecht op 11 november 1912 of tijdens de algemene staking in april 1913. Op de achtergrond het Feestlokaal van Vooruit in aanbouw. Over deze foto bestaat er enige discussie. guy Vanschoenbeek situeerde die in november 1912. Op de foto zelf staat echter 1913 met de naam van de fotograaf. (amsab-iSg, gent)

Aan de staking is een lange en intense voorbereidingsperiode van zes maanden voorafgegaan. De staking moest vreedzaam en gedisciplineerd verlopen en werd tot in de puntjes georganiseerd. Zo werd er een alcoholstaking en een ‘exodus’ van de kinderen aan gekoppeld, om het risico op escalaties of voortijdige werkhervatting te verminderen. De rijke en machtige coöperatieve beweging stond in voor een grootscheepse voedselbevoorrading en organiseerde een spaarcampagne. Tijdens de staking zou gratis soep en brood worden voorzien voor de stakers, om te vermijden dat de staking pijn zou doen. Dat de coöperatie zo’n belangrijke rol speelde in de organisatie van de algemene werkstaking toont aan dat de verschuiving binnen de arbeidersbeweging naar consumentisme 6 helemaal niet betekende dat hét strijdmiddel par excellence van arbeiders in een industrieel-kapitalistische context – de werkstaking – begraven werd. De verbruikscoöperatie versterkte het integendeel. Vooral in Gent werd sterk de nadruk gelegd op het sparen. Interessant detail – dat opnieuw iets zegt over de ambiguïteit van de sociaaldemocratie in die periode – is dat het spaarfonds voor de staking rechtstreeks in verband stond met de oprichting van de Bank van den Arbeid op 1 maart 1913. Er werden interesten van maar liefst 10 procent aangekondigd. Toch bleef de omvang van de spaaractie al bij al bescheiden: de inschrijvingslijst in de krant Vooruit leverde 34.000 frank op, waarvan 25.000 van een ‘democratische burger’, waarschijnlijk Emile Coppieters (zie verder).7

De bwp-top koesterde tot op het laatst de hoop op een compromis, maar de onderhandelingen achter de schermen leverden ondanks de druk van de burgemeesters uiteindelijk geen enkel resultaat op in het parlement. De conservatieve katholieken bleven dwarsliggen. Op dat moment was het Edward Anseele die de algemene staking er op het nationaal bwp-congres van 22 maart 1913 doorduwde tegen de andere socialistische leiders in. Hij deed dit niettegenstaande zware druk vanuit Gent – van burgemeester Braun, de liberale gemeenteraadsleden en verenigingen, maar ook van zijn partijgenoot Coppieters. Vandervelde noemde het Gentse boegbeeld niet meer voor rede vatbaar. Hoe kon dé belichaming van het reformisme en biefstukkensocialisme in België, schepen van een stad waar bovendien een Wereldtentoonstelling luisterrijk geopend moest worden, de afkondiging van een algemene staking bepleiten? We kunnen dit enkel begrijpen als we Anseele als een bemiddelaar tussen twee werelden beschouwen. Hij besefte maar al te goed dat het algemeen stemrecht niet voor morgen was, maar tezelfdertijd vertelde zijn politiek instinct hem ook dat de eenheid en het zelfvertrouwen van het socialistisch proletariaat moesten primeren op het politieke pragmatisme. Hij riep op een grootse, vreedzame staking te organiseren – la grève des bras croisées. De buitenwereld moest zien hoe goed georganiseerd en gedisciplineerd de socialistische arbeiders in België wel waren. De Gentse voorman was er zich zeer goed van bewust dat het imponeren van de buitenwereld ook een niet te onderschatten psychologisch effect had op de socialistische beweging zelf.

Bemiddelaars tussen twee werelden

De dubbelrol die Edward Anseele tijdens de staking speelde, zegt iets over zijn positie als bemiddelaar tussen twee werelden, een positie die uit links-radicale hoek vaak bekritiseerd is. Minder bekend is de figuur Emile Coppieters, die ook minder op de voorgrond kwam tijdens de staking, maar des te meer in de context van de Wereldtentoonstelling. Op 6 juni 1908 werd hij aangesteld als een van de drie expodirecteuren, naast Jozef Casier (katholiek) en Maurice de Smet de Naeyer (liberaal). Nog meer dan Anseele belichaamde Coppieters de groeiende symbiose tussen burgerlijk-liberaal en socialistisch Gent in de belle époque. Aan de hand van zijn biografie kunnen we volgen hoe de coöperatie Vooruit zich in toenemende mate inschreef in het burgerlijk en industrieel kapitalisme.

Coppieters (1849-1922) 8 was afkomstig uit een gefortuneerd burgerlijk milieu. Hij werd aannemer zoals zijn vader, was actief lid van de Cercle Commercial et Industriel en ondervoorzitter van de Kamer van Koophandel. Zijn interesse voor openbare werken en stadsontwikkeling was van jongs af aan aanwezig. In 1908 was zijn reputatie duidelijk al gevestigd, want hij werd als directeur van het Tweede Algemeen Bestuur van de Wereldtentoonstelling belast met de technische kant van de tentoonstelling. Alle uit te voeren werken op elektrisch, mechanisch, bouwkundig of architecturaal vlak moesten zijn goedkeuring krijgen.

Coppieters had school gelopen aan het Sint-Barbaracollege, een cursus architectuur gevolgd en was sinds de jaren 1870 actief in liberale progressistische kringen in Gent. Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1895, die de politieke doorbraak betekenden van het Gentse socialisme, was hij kandidaat op de kartellijst van radicaal-liberalen en socialisten. Hij kwam in 1896 als opvolger in de gemeenteraad, net toen de plannen van de kersverse burgemeester Emile Braun met het oog op de transformatie van de Gentse Kuip en het vrijmaken van de oude monumenten op tafel lagen. Coppieters vond toen dat dringender en nuttiger werken voor de arbeidersklasse primeerden op de ‘luxewerken’ die het college aan de stad wilde doen.9

In 1899 werd Coppieters verkozen, nog steeds als radicaal-liberaal. 1899 was ook het jaar dat hij werd ingewijd in de progressief-liberale Gentse vrijmetselaarsloge La Liberté, hetzelfde jaar als Ferdinand Dierkens overigens 10, de architect van Ons Huis en van Feestlokaal Vooruit. In 1908 werd Emile Coppieters op de bwp-lijst in Luik als senator verkozen. Aan het ambt van senator waren in het kiesstelsel van die tijd nog hoge fiscale eisen gekoppeld, en Coppieters behoorde tot het handjevol gefortuneerde socialisten dat daaraan voldeed. Volgens Guy Vanschoenbeek heeft hij de senatorzetel in zekere zin ‘gekocht’ door in 1903 zwaar te investeren in de coöperatieve weverij De Vereenigde Wevers, die voor de Gentse socialisten een cruciale rol speelde bij hun groeiende integratie in de wereld van het industriële kapitalisme.11 Coppieters was ook evident beheerder van de in 1910 tot naamloze vennootschap omgevormde Vereenigde Spinnerijen en Weverijen – Filatures et Tissages Réunis en van de Bank van den Arbeid, zoals gezegd opgericht in 1913 als een soort spin-off van de spaarcampagne voor de algemene staking.

Emile Coppieters incarneert de intense sociaalpolitieke verwevenheid van progressief liberalisme en socialisme tijdens de belle époque. Hij was de broer van Leopoldine Coppieters, die met haar echtgenoot Adolphe Dangotte, van wie ze later scheidde, een bekende interieurzaak aan de Brabantdam uitbaatte. Oom van de ‘Flinke’ Céline Dangotte12, vergezelde Emile zijn vrijgevochten nichtje soms op reis, naar Sevilla en Cádiz, Santa Cruz en de Canarische Eilanden, of Parijs.13 Het liberaal en vrijzinnig milieu waarin zij opgroeide, was niet alleen een kweekvijver van het feminisme en het sociale hervormingsstreven in het begin van de 20e eeuw, het was ook sterk verweven met de wereld van de schone kunsten. Zo was Emile Coppieters een begenadigd kunstkenner, mecenas en verzamelaar. Een interessante connectie was er bijvoorbeeld met Oscar Van de Voorde, hoofdarchitect zowel van de Wereldtentoonstelling als van de Bank van den Arbeid.14 Van de Voorde had in 1909 het Institut Moderne pour Malades aan de Koningin Fabiolalaan ontworpen, het eerste vrijzinnige ziekenhuis in Gent. In 1910 kaapte zijn cottage op de Wereldtentoonstelling te Brussel een ‘grand prix’ weg en werden er foto’s van gepubliceerd in internationale tijdschriften. Het interieur was uitgevoerd door L’Art Décoratif, de Brusselse firma van Céline Dangotte en haar moeder. Coppieters van zijn kant werd afgevaardigd naar de Wereldtentoonstelling van 1910, om er de realisatie van het paviljoen van de Stad Gent – ook ontworpen door Van de Voorde – te begeleiden. Ze zaten samen in de raad van beheer van de Gentsche Maatschappij voor Goedkoope Woningen. De connecties liepen in belangrijke mate ook via de Gentse vrijmetselarij: Van de Voorde was lid van de loge Le Septentrion, net als burgemeester Emile Braun.15 Jules Van Biesbroeck jr., ‘huiskunstenaar’ van Vooruit, maakte deel uit van La Liberté, dezelfde loge als Dierkens en Coppieters. Ook de dichter Raymond Limbosch, echtgenoot van Céline Dangotte, behoorde trouwens tot die loge. Van Biesbroeck maakte in opdracht van de Wereldtentoonstelling de beeldengroep Volkshulde aan de Schoonheid, Kracht en Wijsheid – een duidelijk maçonnieke allusie – die we vandaag nog altijd kunnen bewonderen aan het Paul de Smet de Naeyerplein in het Miljoenenkwartier. Op de Wereldtentoonstelling sierde het trio de door Oscar Van de Voorde ontworpen monumentale fontein van het Waterkasteel met aan weerszijden de groep volksmensen – arbeiders, boeren, zeelui, mijnwerkers … – die hen symbolisch hulde brengen.

Interessant is ook hoe Oscar Van de Voorde de zoon van Coppieters, Fritz, in diens carrière als architect beïnvloed heeft. Zo tekenden ze samen voor de Westendse villa Les Zéphyrs, die in 1922-1923 gebouwd werd in opdracht van het Gentse echtpaar dokter Henri Muyshondt-Conard. De bouw van de villa werd gecoördineerd door het Hoogcommissariaat voor de Kuststreek, onder leiding van niemand minder dan vader Emile Coppieters, die tot zijn overlijden in 1922 een belangrijke rol speelde in de wederopbouw. Van de Voorde koos voor deze opdracht het concept van zijn modelwoning uit 1910. Significant detail is dat de glas-in-loodramen met bloemmotieven in Les Zéphyrs heel sterk lijken op die in Feestlokaal Vooruit. Een ultiem decoratief ‘bewijs’ van de vele linken tussen Van de Voorde, Coppieters en Dangotte? Om de cirkel helemaal rond de maken: Fritz Coppieters was ook de bouwheer van de eicos, de internationale coöperatieve tentoonstelling die in Gent plaatsvond in 1924.

Emile Coppieters tussen algemene staking en wereldtentoonstelling

Het was beslist geen toeval dat juist Coppieters voor de Gentse socialisten aangesteld werd als algemeen directeur van de Wereldtentoonstelling. Tegelijk betekende het voor de Vooruit meer dan een vrijblijvend instemmen met de organisatie van een dergelijk spektakel, het was een duidelijk engagement om er voluit aan deel te nemen – ook zeer concreet. De organisatie van een Wereldtentoonstelling in de eigen bakermat was voor de Gentse kameraden een uitgelezen kans om hun coöperatief succesverhaal naar de buitenwereld uit te dragen.

Emile Coppieters heeft er in eerste instantie alles aan gedaan om Gent een algemene staking te besparen. Hij wendde zijn liberale connecties aan om de druk op te voeren via een brief- en perscampagne. Toch boog hij uiteindelijk als een ‘goede soldaat’ voor het partijcongres en aanvaardde hij zelfs secretaris te worden van de staking. De katholieke krant Le Bien Public kon hem er dus prompt van beschuldigen zowel organisator als saboteur van de Wereldtentoonstelling te zijn.16 Als bemiddelaar tussen twee werelden probeerde Coppieters de schade zo veel mogelijk te beperken. Zo spoorde hij de ondernemers aan hun lopende werkzaamheden op de tentoonstelling af te ronden vóór 14 april, de dag waarop de staking zou uitbreken. Hij trachtte ook de openingsdatum van de expo uit te stellen, maar dat lukte niet. De Floraliën zouden dezelfde dag openen en men kon het de bloemenkwekers niet aandoen hun timing te doorkruisen.17 Een telegram van burgemeester Braun aan de directeur van het persagentschap Havas te Brussel zorgde voor een kleine rel in de Gentse kranten. Het telegram riep Havas op aan ‘la presse du monde entier’ te communiceren dat het stakerscomité besloten had tot de ‘neutralisering’ van de Wereldtentoonstelling om ‘la grandiose entreprise’ niet te dwarsbomen. Alle werken zouden voortgezet worden en de officiële inhuldiging zou ondanks alles plaatsvinden op de voorziene datum. Uiteraard leek dit erop te wijzen dat Coppieters dubbelspel speelde. Het dagblad Vooruit moest het telegram nu in alle toonaarden ontkennen tegen het hoongelach van Le Bien Public. Maar het kwaad was geschied: de Waalse stakers verweten hun Gentse kameraden de Wereldtentoonstelling tot ‘neutrale zone’ te hebben uitgeroepen.18

Uiteindelijk kon de Wereldtentoonstelling op 26 april 1913 ‘ondanks alles’ en ongehinderd door ordeverstorende stakers de deuren openen. Er was in het parlement een commissie opgericht die de hervorming van het kiesstelsel zou onderzoeken. De algemene werkstaking, die massaal, vreedzaam en gedisciplineerd was geweest, werd ondanks dit minimale resultaat op een buitengewoon partijcongres na negen dagen opgeheven met ongeveer duizend stemmen tegen tweehonderd. Twee dagen later, toen de azalea’s openbloeiden volgens plan, maakte het vorstenpaar zijn opwachting in het Floraliënpaleis. ‘Albert ziet er flink uit’, schreef Vooruit, ‘maar zijn vrouwken is maar een “meezeken”; zij is ten andere niet heel gezond ook. Hun zoontje ziet er ons ook geen “gezonde broere uit”’.19 Edward Anseele bleef wijselijk afwezig bij de plechtige inhuldiging van een evenement dat Gent heel eventjes in het centrum van de wereld plaatste. ‘Zijn’ Vooruit had er niettemin een prominente plaats gekregen.

Een eigen paviljoen als rood baken op de expo

Waar Vooruits deelname op de Antwerpse Wereldtentoonstelling van 1894 nog beperkt was tot een bescheiden stand met schoenen, liep Vooruit in 1913 op meerdere vlakken in de kijker op de zevende Wereldtentoonstelling die in België gehouden werd. Deze sterke aanwezigheid getuigt rechtstreeks van de opmerkelijke evolutie die de arbeiderscoöperatie had gekend. Op enkele decennia tijd had Vooruit zich weten te ontpoppen van een kleine coöperatieve bakkerij tot een belangrijke speler in het politieke en sociale leven van de stad Gent. Als eerste stap om haar nationale en internationale zichtbaarheid te vergroten, besloot de coöperatie op de terreinen van de tentoonstelling een volledig eigen paviljoen op te richten.20 Ondanks de opgelopen vertraging tijdens de werkstaking kon dit toch zoals voorzien geopend worden op 1 mei 1913.21 Het paviljoen bevond zich tegenover de vijver van het Citadelpark langsheen de Belvédèrelaan, de huidige Krijgslaan. Een strategische plek, want deze laan vormde de enige rechtstreekse verbinding tussen het expogedeelte in het park en het hoofdterrein aan de overzijde van de spoorweg. Het Vooruitpaviljoen was op die manier dagelijks verzekerd van een massa voorbijgangers die het ongetwijfeld zouden opmerken. Uit een gedetailleerde kaart van deze zone blijkt dat Vooruit een van de grootste percelen in de laan voor zijn rekening nam. Enkel het tegenoverliggende Burgerhuis wist Vooruit de loef af te steken. Zo kreeg de ‘klassenstrijd’ tussen burgers en arbeiders ook op de expoterreinen een symbolisch verlengstuk, zij het even ambivalent als in werkelijkheid. Door hun posities net tegenover elkaar traden beide gebouwen immers rechtstreeks met elkaar in dialoog. Vooruit maande de arbeiders in dit kader meermaals aan om op de expo met een kritische blik rond te kijken: ‘zie in de expositie ook vergelijkend rond: de voortgebrachte weelde en de ellende der voortbrengers, de pracht der genieters en de smarten der zwoegers’.22

Zoals vele andere paviljoenen op de tentoonstelling werd ook dat van Vooruit opgebouwd met behulp van een techniek waarbij een houten of stalen geraamte bekleed werd met pleister. (Stad gent, de Zwarte doos, Stadsarchief)

met zijn twee identieke hoektorentjes en de centrale hoge vlaggenmast vormde het Vooruitpaviljoen een van de blikvangers aan de Belvédèrelaan (de huidige Krijgslaan). (Stad gent, de Zwarte doos, Stadsarchief)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Het Vooruitpaviljoen zelf werd zoals vrijwel alle andere paviljoenen opgebouwd met behulp van het staff-procédé. Hiertoe werd een houten skeletstructuur ineengetimmerd die vervolgens bekleed werd met pleister. De constructie van Vooruit vertoonde een trapeziumvormig grondplan met langs de voorzijde een opengewerkte patio. Dankzij deze binnenplaats kon het daglicht tot diep in de ruimte binnendringen. In vergelijking met vele andere paviljoenen op de Wereldtentoonstelling gaf dat van Vooruit een vrij sobere en rationele indruk. Er werd immers nauwelijks gebruikgemaakt van de weelderige ornamentiek die talrijke andere constructies op het expoterrein zo typeerde. De aanpak zonder veel opsmuk staat overigens ook in schril contrast met de rijk versierde eclectische architectuur van Ons Huis aan de Vrijdagmarkt en het Feestlokaal in de Sint-Pietersnieuwstraat, beide naar een ontwerp van Ferdinand Dierkens. Toch blijkt uit verschillende elementen dat de coöperatie met haar paviljoen indruk wou maken op de voorbijganger. Zo articuleerde het paviljoen zich duidelijk naar de Belvédèrelaan via twee identieke torentjes die elk bekroond werden met een dwars zadeldak met afgetopte uiteinden. Centraal tussenin bevond zich een derde toren die bovenaan volledig was opengewerkt. Die sterk symmetrische gevelopbouw werd afgewerkt met een elegante passerelle die de drie torens onderling verbond. De loopbrug, ondersteund door sierlijke bogen, verleende de binnenpatio een iets meer gesloten karakter. Op de top van het centrale torentje stond een hoge vlaggenmast waaraan een knalrode vlag wapperde. Dit rode baken scandeerde met trots in drukletters de naam ‘Vooruit’ hoog boven de daken van de andere paviljoenen. Samen met de statige vormgeving moest dit ongetwijfeld de aandacht naar het gebouwtje trekken.

Proeven van vooruits succes

Het Vooruitpaviljoen aan de Belvédèrelaan sloot rechtstreeks aan op het gedeelte van de Wereldtentoonstelling met ‘attractiën en vermakelijkheden’ en werd langs weerszijden omzoomd met diverse wijn- en biercafés, brasseries en een muziekkiosk.23 Ook Vooruit wilde de bezoekers verleiden door hen letterlijk te laten proeven van het coöperatieve succesrecept. Vooreerst had Vooruit zijn reputatie als bakker van brood en gebak hoog te houden. Hiertoe installeerde de coöperatie in het paviljoen een eigen bakkerij van hetzelfde type als die in haar industriële bakkerij aan de Nijverheidslaan. Vooruit opteerde voor een open bakkerij zodat men er ‘de bewerking der koeken van “Vooruit” ziet […], wat eene verzekering is voor onze leden dat zij goed bediend worden’.24 Op een topdag in juni zou het paviljoen maar liefst 27.000 boterkoeken verkopen.25 Daarnaast kon de bezoeker nog tal van andere coöperatieve producten proeven. Behalve een dagschotel werd dagelijks ook een lunchbuffet aangeboden. De prijzen werden hierbij doelbewust laag gehouden zodat ook de minder gefortuneerde arbeider kennis kon maken met Vooruits spijs én drank.26 Dé publiekstrekker was zonder twijfel het zelf gebrouwen Triomfbier dat er voor de gelegenheid geschonken werd in eigen Vooruitglazen.27 Het moest het paradepaardje worden van de nieuwe brouwerij aan de Dahliastraat die de coöperatie in 1907 had laten optrekken door architect Dierkens en de Samenwerkende Bouwwerklieden. Tijdens de tentoonstelling bleek de coöperatie alvast in haar opzet te slagen. Niet alleen was het Triomfbier een groot succes onder de bezoekers, het maakte zijn eigen naam ook waar door een gouden onderscheiding in de wacht te slepen.

Om deze coöperatieve specialiteiten uit te testen, konden de bezoekers het paviljoen betreden via brede glazen deuren in de twee identieke torens. Zo kwam men binnen in een ruime eet- en gelagzaal met zo’n vijfhonderd zitplaatsen.28 Het vele licht dat er via de grote glaspartijen aan verschillende zijden binnenviel, kon op heel wat bijval rekenen.29 Rechts achteraan in het paviljoen situeerden zich de keuken en de bakkerij die vrij te bezichtigen waren.30 Er werd handig gebruikgemaakt van de helling op het terrein om aan de achterzijde een kelderverdieping te voorzien die fungeerde als stookplaats voor de bakkerijoven en opslagplaats voor de voorraden wijn, bier en andere levensmiddelen.31 Tijdens de zomer werd het paviljoen bovendien nog gevoelig uitgebreid. Uit foto’s blijkt dat op het aangrenzende hoekperceeltje een uitbreiding van de gelagzaal alsook een groot overdekt terras werd bijgebouwd. In grote letters werd hierop ‘Vooruit’s Triomfbier’ en ‘Vooruit’s Paviljoen’ aangebracht. Deze uitbreiding lijkt het grote succes van het paviljoen te bevestigen. De strategie van Vooruit om haar naambekendheid te versterken door eigen succesvolle producten aan de bezoekers aan te bieden, bleek een slimme zet die ook de buitenlandse bezoekers niet ontging. Zo getuigde een Franse journalist: ‘Aussitôt que des énormes fours automatiques à gaz sont sortis les pistolets, dont Anseele, personnellement, surveille le dimanche la fabrication, ils sont dévorés littéralement, par les consommateurs. Certain dimanche, plus de 57 hectolitres de “Triomf” furent absorbés, arrosant 40,000 gâteaux environs! Le succès a dépassé les prévisions les plus optimistes.’ 32

De stand van vooruit: een eigen plek voor het socialisme

Drie jaar eerder had ook de Brusselse coöperatie Het Volkshuis op de Wereldtentoonstelling te Brussel een paviljoen opgericht waar het publiek de coöperatieve producten kon proeven. Vooruit ging in 1913 echter nog een stap verder. Behalve het eigen paviljoen hadden de Gentse socialisten ook een coöperatieve stand in de hoofdsectie van de Belgische afdelingen.33 Deze stand van Vooruit moest het succesvolle coöperatieve verhaal een plaats geven tussen de andere grote nieuwigheden en technologische innovaties die in de grote landenpaviljoenen werden tentoongesteld. De stand kreeg een plaats in de rechtervleugel van het Belgische Palais des Industries de luxe. Gegroepeerd per nijverheidstak etaleerden hier talrijke Belgische bedrijven hun producten aan het brede publiek. Uit het grondplan blijkt dat Vooruits stand wat in een uithoek lag. In het dagblad Vooruit werd hierover echter niet geklaagd, integendeel: ‘Zonder eenigen bluf durf ik zeggen dat Vooruits stand een zeer groot deel der expositiebezoekers trekt.’ 34 Om de nieuwsgierigheid van de passanten te wekken, werd de inhoud van de imposante stand via grote openingen tegelijk verhuld en onthuld. Over de signatuur van de stand kon geen twijfel bestaan: aan verschillende zijden stond in grote drukletters de naam ‘Vooruit’ te lezen, terwijl ook de dragende kolommen bovenaan aan elke kant met de letter ‘V’ getooid waren.35 In tegenstelling tot het paviljoen was de stand van Vooruit overvloedig voorzien van een weelderige ornamentiek. Zo kwam de bezoeker binnen via twee indrukwekkende rondbogen die elk rijkelijk gedecoreerd waren, terwijl ook het dak omzoomd was met een rij opvallende balusters. Via een ‘prachtig scènarischen aanblik’ die door de bogen doorschemerde, wilde Vooruit ‘reeds van verre het oog’ van de passanten treffen.36 Binnenin werd de stand bekleed met enkele opvallende muurschilderingen. Dat deze een van de blikvangers vormden, mag blijken uit de indrukken van de standhouder. Die vertelde in de krant dat hij iedere dag om uitleg werd gevraagd over de inhoud van de taferelen. Zonder twijfel dienden zij om het rode gedachtegoed te vertalen naar een breed publiek. Opmerkelijk is bijvoorbeeld het paneel Onzen stal van Bethlehem dat een socialistische zinspeling was op de katholieke iconografie. In plaats van heiligen werden bekende socialistische voormannen afgebeeld, een praktijk die wel vaker door de socialisten werd toegepast.37 De wandschilderingen lieten duidelijk ruimte voor meerdere interpretaties. Wat bezoekers zelfs als een ‘allegorie der geboorten van den Christus van den nieuwen tijd: het socialisme’ herkenden, was in feite eenvoudig een verwijzing naar het recent door Vooruit opgerichte kraambedfonds.

de stand van Vooruit bevond zich in de Belgische sectie rechts van de hoofdingang van de tentoonstelling. (Stad gent, de Zwarte doos, Stadsarchief)

Het rode patrimonium als spiegel van  een veelzijdige en succesvolle coöperatie

Inhoudelijk trachtte de socialistische coöperatie met haar stand op slechts enkele vierkante meter twee zaken duidelijk te maken: de veelzijdigheid van haar activiteiten én het grote succes dat ze de voorbije decennia had gekend. De diversiteit van het coöperatieve systeem kwam tot uiting in talrijke vitrinekasten waarin een hele resem aan coöperatieve producten werd uitgestald terwijl verschillende paspoppen kledij uit de ‘magazijnen van Vooruit’ lieten zien. Daarnaast wilde Vooruit ook haar gaandeweg opgebouwde welvaart en macht aan de buitenwereld tonen. Een van de belangrijkste symbolen van dit succes was het gebouwde patrimonium dat de coöperatie in een tijdspanne van zo’n drie decennia had weten te realiseren. Geen wonder dus dat de coöperatie dit onroerend goed wou etaleren in de vitrine van de Wereldtentoonstelling. Lijsten en beschrijvingen konden dan wel een eerste idee geven van de omvang van de realisaties, maar spraken de tentoonstellingsbezoeker niet direct aan. Om dit te verhelpen liet Vooruit speciaal voor de Wereldtentoonstelling een reeks prentkaarten ontwerpen om aan de bezoekers uit te delen. Per kaart werd telkens centraal een van de verwezenlijkingen afgebeeld terwijl in de rechterbovenhoek steeds een socialistisch voorman werd weergegeven. Zo pronkten onder meer Emile Vandervelde, Camille Standaert, Lodewijk Bar en Alfred Defuisseaux bij gebouwen als de katoenspinnerij, Ons Huis en het Feestlokaal nabij het stationskwartier.

Om dit alles ook driedimensionaal voor te stellen liet Vooruit een grote maquette maken. Op die manier maakte de coöperatie haar patrimonium zeer zichtbaar op de tentoonstelling. In één oogopslag konden de bezoekers van de Vooruitstand het grote succes aanschouwen. De maquette liet de coöperatie toe de enorme omvang van haar patrimonium in de verf te zetten. Van de kruidenierswinkels en apotheken over de sigarenfabriek en brouwerij tot en met de diverse volkshuizen en klerenwinkels: wars van elke reële ligging of schaalverhouding werden alle realisaties van Vooruit minutieus nagemaakt en ingeplant in een volstrekt fictief stratenplan. Om de meest prestigieuze gebouwen extra in de kijker te plaatsen, werden doelbewust zowel de positie als de schaal van de meest representatieve realisaties op de maquette gemanipuleerd. Zo prijkten het imposante volkshuis Ons Huis en het centrale klerenmagazijn op de Vrijdagmarkt bovenaan op de maquette. Net zoals beide gebouwen in de realiteit door hun vormentaal en omvang een van de voornaamste pleinen in de Gentse binnenstad domineerden, torenden ze ook in het fictieve Gent hoog boven de andere panden uit. Het pièce de résistance was echter het grootse Feestlokaal in de Sint-Pietersnieuwstraat. Dit fonkelnieuwe gebouw fungeerde als dé blikvanger doordat het niet alleen centraal, maar ook groter én hoger werd geplaatst dan alle andere gebouwen op de maquette. Hoewel het nieuwe arbeiderspaleis op dat eigenste ogenblik nog in volle aanbouw was, stond zijn kloon op de Wereldtentoonstelling al in volle glorie te schitteren als socialistisch paradepaardje. Door het benadrukken van deze prestigieuze bouwparels werd meteen ook de indrukwekkende eclectische architectuur van huisarchitect Ferdinand Dierkens naar de tentoonstelling gebracht.

Via de minutieuze schaalmodellen werd de specifieke architecturale vormentaal doelbewust ingeschakeld als propagandamiddel om bij de bezoekers verwondering en ontzag op te wekken. En volgens de uitbater van de stand slaagde Vooruit ook in dit opzet: ‘Hoe honderden malen vroegen mij vreemde burgers: “of dát nu alléén van de socialisten in Gent was” en menig intelligent damessnoetje lispelde in een of andere taal: “ah, mijnheer, dat is toch bewonderenswaardig, dat alles door arme werklieden!”.’ 38

prentkaart met het paviljoen van Vooruit op de Wereldtentoonstelling. (amsab-iSg, gent)

De precieze impact van de Vooruit-propaganda op de Wereldtentoonstelling is moeilijk te meten. Zelfs de indrukken van de standhouder over de reacties van het publiek zijn genuanceerd en dubbel. Niet iedereen die aan zijn stand voorbijtrok, reageerde naar verluidt even enthousiast. Tegenover de krant Vooruit formuleerde hij het als volgt: ‘Ik kan zoo de bezoekers en de bezoeksters met één oogopslag kennen, wat voor geesteskind zij zijn. Die slierten boeren en boerinnen, het provinciale zondagsbezoek, toevallig verdwaalde fransche modepoppetjes, hoopen Lourdesklanten met hunne pastoor ter begeleiding, kantwerkstersscholen met meesterende nonnekes, kortom, zoo allen op welker aangezichten de glimp van intelligentie ontbreekt, gaan met een domme niet begrijpende uitdrukking voorbij.’ Maar er waren ook anderen: ‘Gelukkig voor het menschdom zijn er een massa verstandige, intelligente gezichten te bemerken, die alles wel degelijk opnemen en die, ik durf het zeggen, den besten indruk van onzen Vooruit medenemen.’ 39

We hebben de aanwezigheid van Vooruit op de Wereldtentoonstelling in onze bijdrage bekeken vanuit de fundamenteel ambivalente positie van het socialisme in Gent anno 1913. Vooruit nam de Wereldtentoonstelling te baat om haar gaandeweg verworven macht en status op triomfantelijke wijze tentoon te spreiden. Hiertoe richtte ze niet enkel een eigen paviljoen op, maar was ze met haar eigen stand ook present in de Belgische sectie van de tentoonstelling. Via deze aanwezigheid wilde ze zowel de veelheid aan activiteiten als haar bouwkundig patrimonium in de kijker plaatsen. De indrukwekkende maquette van het ‘Socialistisch Gent’ vervulde hierbij een opmerkelijke sleutelrol. Via deze miniatuurversie van de stad kregen de architecturale realisaties van de arbeiderscoöperatie letterlijk een plek in de etalage van de wereld. Of hoe een burgerlijk massaevenement door Vooruit tegelijk ook doelbewust werd ingezet als een showcase voor het socialisme.

Met dank aan Wouter Van Acker (UGent/Griffith University), Christophe Verbruggen (UGent) en Philip Van Bost (Snoeck) voor de toestemming om deze bijdrage te publiceren.

Bron : Brood en Rozen 2013/2 Jaargang 18

Bronvermelding :

1  De auteurs danken Jan Verhulst, wiens masterscriptie Rode accenten in het uitstalraam van de wereld. De rol van S.M. Vooruit in de Wereldtentoonstelling van Gent 1913, UGent, vakgroep Geschiedenis, 2009 van grote waarde is geweest bij het opstellen en stofferen van onze bijdrage. Julie Carlier, Mieke Renders en Christophe Verbruggen deelden waardevol bronnenmateriaal in verband met het netwerk van Emile Coppieters, waarvoor eveneens van harte dank.
2  Marcel cachin, ‘Une Grande Oeuvre Socialiste’. L’action et les institutions du Vooruit. In: L’Humanité, 09/09/1913, p. 1.
3  Zie de beschrijving in L’Humanité tien dagen eerder: H.S., Le pavillon du Vooruit à l’exposition de Gand. In: L’Humanité, 08/08/1913, p. 1.
4  Philipp blom, Duizelingwekkende jaren. Europa 1900-1914, Amsterdam: De Bezige Bij, 2010.
5  Gita deneckere, De algemene staking in 1913. Geraffineerde conflictbeheersing aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog. In: Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis, (1991)3-4, pp. 451-520.
6  Ellen furlough & Carl strikwerda (red.), Consumers Against Capitalism? Consumer Cooperation in Europe, North America, and Japan, 1840-1990, Lanham: Rowman & Littlefield, 1999.
7  Guy vanschoenbeek, De wortels van de sociaal-democratie in Vlaanderen. Le ‘monde socialiste gantois’ en de Gentse socialisten vóór de Eerste Wereldoorlog, UGent, doctoraal proefschrift, 1992, deel 2, pp. 348-363.
8  Urbain vermeulen, Coppieters, Louis Emile. In: Nationaal Biografisch Woordenboek, Brussel: Paleis der Academiën, 1964, pp. 330-331; Guy vanschoenbeek, De wortels van de sociaal-democratie […], deel 4, p. 143.
9  Interventie Coppieters in de gemeenteraad van 23 november 1896, geciteerd in: André capiteyn, Gent in weelde herboren. Wereldtentoonstelling 1913, Gent: Stadsarchief, 1988, pp. 25-28.
10  cedom, Fonds Moskou, Ledenlijsten La Liberté, 1910 en 1921.
11  Guy vanschoenbeek, De wortels van de sociaal-democratie […], deel 4, pp. 808-809
12  Julie carlier & Christophe verbruggen, ‘Professeur de l’optimisme’: het vergeten sociale, feministische en artistieke engagement van Céline Dangotte (1883-1975). In: Historica, 31(2008)1, pp. 22-24; Julie carlier & Christophe verbruggen, Dangotte, Céline. In: Nationaal Biografisch Woordenboek, deel 19, Brussel: Koninklijke Vlaamse Academie, 2009, pp. 291-302; Gita deneckere, De geneugten van het archief. De verborgen geschiedenis van de eerste Gentse vrouwelijke vrijmetselaar, Céline Dangotte (1883-1975). In: Brood & Rozen, (2009)special, pp. 18-25. 13  Stadsarchief Brussel, Fonds Dangotte, 2.6.8 en 2.6.
13, Correspondentie Emile Coppieters, Céline Dangotte aan Leopoldine Coppieters.
14  Anthony demey, Oscar Van de Voorde (1871-1938), architect, Gent: Provinciebestuur Oost-Vlaanderen, 1997.
15  cedom, Fonds Moskou, Ledenlijsten Le Septentrion. 1910 en 1921.
16  Le cas de M. Coppieters. In: Le Bien Public, 28/03/1913, voorpagina.
17  Gezel Coppieters en de Wereldtentoonstelling. In: Vooruit, 31/03/1913, p. 2; De Tentoonstelling van Gent en de Algemene Werkstaking. In: Volksblad, 27/03/1913, voorpagina; L’Exposition de Gand et la grève générale. In: La Flandre Libérale, 25/03/1913, p. 3.
18  La grève et l’Exposition. In: Le Bien Public, 12 en 13/04/1913.
19  Plechtige opening der Wereldtentoonstelling in Gent. In: Vooruit, 28/04/1913, p. 2.
20  Cfr. de aankondiging in de verslagen van het hulpbestuur op 22 augustus 1912: ‘Er wordt bekend gemaakt dat de Maatschappij Vooruit in de tentoonstelling een paviljoen gaat oprichten’. Zie: Amsab-ISG, Verslagen van het hulpbestuur der Samenwerkende Maatschappij Vooruit, 22/08/1912, p. 1.
21  Plechtige opening der WT te Gent. In: Vooruit, 28/04/1913, p. 2; Wereldtentoonstelling te Gent 1913. In: Vooruit, 29/04/1913, p. 5; Vooruit’s Paviljoen. In: Vooruit, 01 en 02/05/1913, p. 2.
22  Socialistische kijkjes in de wereldtentoonstelling. In: Vooruit, 29/07/1913, voorpagina; zie ook: De Wereldtentoonstelling socialistisch bekeken. In: Vooruit, 21/05/1913, voorpagina en Socialistische kijkjes in de wereldtentoonstelling. In: Vooruit, 05/08/1913, voorpagina.
23  Cfr. Stad Gent, De Zwarte Doos, Stadsarchief, Expo 27, plan van de aanleg van de Belvédèrelaan. 24  In de attractiën. In: Vooruit, 29/04/1913, p. 3.
25  Meer dan een triomf. In: Vooruit, 18/06/1913, p. 2.
26  Zie reclameboodschap: Bezoekt Vooruits Paviljoen. In: Vooruit, 29/08/1913, p. 4.
27  André capiteyn, Gent in weelde herboren […], p. 172.
28  Vooruit aanbevolen. In: Vooruit, 10/07/1913, p. 2.
29  In de attractiën. In: Vooruit, 29/04/1913,  p. 3; Vooruit’s Paviljoen. In: Vooruit, 01 en 02/05/1913, p. 2.
30  De nieuwe geweldige brand in de tentoonstelling van Gent. In: Vooruit, 29/10/1913, p. 3. 31  De brand in de Tentoonstelling. Het Paviljoen van ‘Vooruit’ reeds heropend. In: Vooruit, 30/10/1913, p. 2; De bakkerijoven is ook duidelijk te herkennen op een foto na de brand in het paviljoen (Amsab-ISG, S-2012-051).
32  H.S., Le pavillon du Vooruit […].
33  De Belgische afdelingen lagen over de hele expo verspreid. In totaal waren er zes grote partijen te onderscheiden: 1) de hoofdsectie nabij de toegang, 2) de zware industrie of Hall der Machines, 3) het Koloniaal Paleis of Belgisch Kongo, 4) wetenschappen, sociale economie en krijgskunst, 5) spoorwegen en 6) het Modern Dorp.
34  Indrukken van Vooruit’s stand in de Tentoonstelling. In: Vooruit, 06/07/1913, p. 2.
35  Indrukken van Vooruit’s stand […].
36 Indrukken van Vooruit’s stand […].
37  Paule verbruggen, Deelalternatieven voor traditionele godsdienstbeleving in het Gentse socialisme (1870-1914), UGent, licentiaatsverhandeling, 1982, pp. 75-76 en 182.
38  Moritz, Laatste betrachtingen uit Vooruit’s stand op de Wereldtentoonstelling. In: Vooruit, 05/10/1913, p. 7.
39 Indrukken van Vooruit’s stand […].