De twee kunstenaars die verantwoordelijk zijn voor het schilderen van Le panorama du Congo zijn al twintig jaar bevriend en waren de oprichters van “Sillon”, dat nu een heel legioen van beeldende kunstenaars heeft.
Toen ze studeerden, vroeger aan de rand van de charmante vijvers van Rouge-Cloitre, hadden ze geen idee dat ze op een dag ook zij aan zij zouden gaan schilderen, in het centrum van Afrika, aan de randen van het bos waar nooit eerder een schilder was geweest, waar ze het genoegen hadden daar hun ezels op te zetten. Ze vertrokken gelukkig, nadat ze het enorme werk van de te maken studies en schetsen hadden verdeeld, en op een dag zullen we verrast zijn wanneer ze deze meerdere aspecten blootleggen die ze ter plaatse getrouw hebben opgemerkt, volgens het uur en de tijd, echte indrukken, levende schetsen die een langzaam en zorgvuldig werk hebben ontwikkeld, gesynthetiseerd in dit bewonderenswaardige model dat de kunstenaars zojuist hebben getoond aan een paar bevoorrechte leden. De kwaliteiten van elk van de medewerkers waren op de gelukkigste manier samen gebracht; de grote stijl van de Congolese landschappen verleidde Paul Mathieu vanaf zijn komst, die in twee maanden tijd zo’n dertig bewonderenswaardige studies schilderde.
De schilder van de “Herfstsymfonie” zou daar de verbrande tonen en gedempte klanken vinden, die het in al onze salons en musea zal aankondigen. De brousse en de oevers van de M’Pogo moeten hem niet hebben verrast, hij die het schattige riet van de “Biesbosch” in Nederland en de grote moerassen van Moll op ons Belgische platteland schilderde, die volgens onze Afrikanen zo vaak lijken op regionale vlaktes van Congo. De levendige haven van Matadi, de watervallen van de rivieren, de zeldzame en bijzondere bomen van de equatoriale bossen, hij greep ze met een constant en vertrouwd geluk, kortom de auteur van de “Debarcadére”, de “Chemins de Bouleaux”, de “Maraisde Kerkhove “, zullen we in Congo, in dit angstaanjagende massief van Palabala, de tragische troosteloosheid vinden die onze kunstenaar al heeft vastgelegd in onze ” Venen” en ook deze Virgiliaanse poëzie van een mooie ” lentemorgen ” hier omgezet in bewonderenswaardige versieringen en palm- en bananenbomen.
Reeds zestien jaar geeft dhr. Mathieu tekenles aan de Academie van Brussel. Het publiek is verzekerd dat het panorama van Congo niet het werk zal zijn van een “Fauve” en een “Futurist”, alleen de bewonderenswaardige tekeningen van de formidabele boababs zullen hiervan getuigen.
Zullen we het nog eens hebben over de bewonderenswaardige lucht die heerst in het panorama? Het is nog steeds als men kan zeggen de “specialist” de heer Mathieu die bewonderenswaardige schilderijen maakte die bij wijze van spreken slechts luchten zijn, zoals de voortreffelijke “Matinée a la Panne” die hij in het komende salon zal exposeren.
Zijn compagnon, de heer Alfred Bastien, is geen onbekende in Gent. Hij bewaart een diepe herinnering aan een verblijf van negen jaar in Gent tijdens zijn studieperiode, hij deed zoals ze zeggen “er heel zijn academie”.
Zullen de heren Tytgat en Delvin blij zijn met hun onstuimige oud-leerling? Onstuimig? dat bleef hij en zijn vriend Mathieu deed er goed aan hem als reisgenoot te kiezen toen hij op het idee kwam om deze trektocht in Congo te maken.
Reis! Afrika! Hij zou er te voet naartoe zijn gegaan! Zijn verfdoos was al drie keer in Afrika geland, treuzelde door de Provence, waarvan hij nog een beetje het accent en de grappen van Tartatin overhield, stak de Pyreneeën over, doorkruiste Spanje in alle richtingen waar hij grappige doeken schilderde tussen de Gitanos.
Achtervolgd door de herinnering aan Fromentin, woonde hij in de Ksours waar deze grote Algerijnse dichter en de Sahara zestig jaar voor hem leefde, en zal daar terugkeren om weer te leven tussen de Arabieren van wie hij houdt. Uit dit bevlekte, verbrande land bracht hij studies terug, geweldige evocaties die nog steeds in onze herinnering zijn, beeltenissen van mooie Arabieren, wemelende fantasieën en markten, caravanen, Moorse cafés en theorieën over arme ezeltjes waarvoor hij altijd een offerte had, jammer. De figuren die Alfred Bastien groepeert in het panorama van Congo zijn het meest natuurlijk in de wereld gerangschikt met de bewonderenswaardige versieringen van zijn vriend Mathieu, die ze in onderling overleg broederlijk hebben samengesteld, op de manier van de fijne schilders van de Renaissance, en van deze Vlaamse “kleine meesters”, die niet de “persoonlijkheid” hadden die zo gevoelig was als vandaag, maar die bescheiden wisten hoe ze een landschap van een beroemde collega moesten “aankleden”, “aanbieden”, “animeren”. En het publiek zal deze gelukkige vriendschap volgend voorjaar ongetwijfeld bekrachtigen, want daaruit is een prestigieus werk voortgekomen dat een van de mooie dingen van onze tijd zal zijn. We moeten het Ministerie van Koloniën feliciteren met het aandurven van deze omvangrijke onderneming, het is verzekerd van een overdonderend succes.
Bronnen:
KBR, Het Belgische krantenarchief
Gand Exposition edities 1911 tot 1913