De Gentenaars zijn het beu.

De ondergang van het Ghent Syndicate heeft in de stad een gevoel van onbehagen verwerkt. Men begint te morren en te zeggen, dat niet alleen het slecht seizoen de tentoonstelling tegenwerkt, maar ook dat er onderkomiteiten en of personen zijn, die onze bevolking miskennen en oorzaak zijn dat ons volk, alhoewel de tentoonstelling bezoekend, niet meer verteer wil doen, dan het hoogst nodige.

Zie hier; de jammerklacht van het volk:

Ons volk wordt door sommige komiteiten miskend, als Vlaams en als katholiek, ja, als katholieke hebben we evenveel te klagen als de Vlaming. Onze duizenden katholiek turners, die aan Gent het schoonste feest kwamen geven, dat we in heel de tentoonstelling zouden hebben, werden niet alleen miskend door het stadsbestuur, maar ook door een zeker komiteit dat hun, op de dag van hun overheerlijk feest, om 17 uur uit de feestzaal wilde drijven om plaats te maken voor een Frans-socialistisch zangfeest, dat pas om 21 uur zou aanvangen. Dankzij de tussenkomst van een invloedrijk man, mochten onze turners tot 19 u 30 blijven en we kunnen niet verklaren wat de handelswijze van zulke komiteiten voor de Vlamingen betreft, daar hoeven we niet breed over uit te wijden. We hebben met documenten bewezen dat onze kunstenaars, de ziel der zonen van ons volk, er verschopt worden. We vinden er weer een nieuw bewijs van in de bladen, die zaterdag meldden, dat 160 knappe Nederlandse zangers van het Rotterdams Mannekoor in de openlucht mochten gaan kraaien, maar dat de volgende dag een Waalse fanfare, met de helft zoveel leden, over de feestzaal mocht beschikken. Wat uit louter kunstopzicht, effenaf een dwaasheid is, zodat het niet anders wezen kan dan een kwaadwilligheid tegen onze taalbroeders.
Is het dan zo verwonderlijk, dat we zulke droevige berichten te lezen krijgen; zoals het bovenstaande gerechtelijk bericht van Le Bien Public? Voorzeker is er in de tegenslag van Ghent Syndicate nog wel wat anders te zien: de ongelukken met de Scenic Railway, de vele dagen met slecht weer en de grootste oorzaak lag waarschijnlijk in de miskenning van het Vlaamse volk. Daar zij het monopolie bezaten; op de attracties en de meeste horeca aangelegenheden in de tentoonstelling,. Wij durven betekenen dat de miskenning van ons volk, een der grootste oorzaken is van de slechte gang van de aantrekkelijkheden in de tentoonstelling.
Het volk is misnoegd, diep gekrenkt over de wijze waarop het behandeld wordt, dat is onbetwistbaar, daar kan men alle dagen en op alle plaatsen in Stad Gent de uiting van horen. In zulke zaken wil de katholiek de gelijke zijn van andersdenkenden, en hij heeft volkomen gelijk. In zulke zaken wil de Vlaming, in de hoofdstad van Vlaanderen, tenminste de gelijke zijn van anders sprekenden, ook hierin heeft hij weer gelijk.
Het volk is miskend geworden in wat hem het heiligst en dierbaarst is. Maar toch is het jammer, want onze tentoonstelling is zo schoon, zo wonderlijk aan schoonheden. Waarom zou het hoofdkomiteit, dat reeds menig blijk van goedgunstigheid had gegeven en deze grootse onderneming tot een heerlijke uitvoering bracht, niet eens tegen de willekeur en de verwaande onwil van sommige onderkomiteiten reageerden. Het is toch immers niet voor de moedwil van enkele belachelijke verwaande personen, dat zulk een machtige en prachtige expo bij de overgrote meerderheid van ons vol in afgunst moet staan. Wel edelachtbare leden van het hoofdkomiteit van de wereldtentoonstelling, we weten dat het voor jullie bijna onmogelijk is u met alle onderdelen persoonlijk bezig te houden; voor u gelijk voor ons, zijn er toch maar 24 uur in één dag en één nacht. Wij weten ook, dat jullie zoiets zo zeer verlangen, net zoals wij, als u werk volkomen te zien wekgelukken, niet voor u, maar voor de welzijn van de stad en het land. Alhoewel, aan het vervullen van die wens, ligt er iets in de weg: de anti-Vlaamse en antikatholieke moedwil van een paar meesters van de onderkomiteiten.
Tot onze spijt, achtbare heren van het hoofdkomiteit, legt het miskende volk die schuld op u, omdat het natuurlijk de onderverdeling van het werk en van de bevoegdheid niet zo goed kent. Maar als gij wilt, en wij zijn overtuigd dat gij het wilt, kunt u de schuldigen kortwieken en u volk door hen doen erkennen. Het is voor het verdere welslagen van deze schone tentoonstelling dat wij u deze waarschuwing sturen, in de hoop dat er bij u kracht en wilskracht genoeg zal zijn om er naar te handelen, tot genoegdoening en voor het beste van het algemeen welzijn.
Ziedaar, zijn de antiklerikale kopstukken erin gelukt al de katholieken van de expositie afkerig te maken en aan de andere kant hebben de Franskiljons van alle politieke kleur, want als het daarop aankmt zijn ze in Gent elkaar waard, alle Vlamingen tegen de expositie in het harnas gejaagd.
Als ge winkel houdt, O gi grote verstanden, en je wil welslagen, begint dan toch met geen politiek of geen talen te kennen, maar ontvangt iedereen met open armen, katholieken, vrijdenkers, Joden, Vlamingen, Walen, Fransen en Duitsers, om het even, als er maar volk aan jan zijn kraam komt.
Wat hebt ge nu gedaan? Om de sympathie te winnen van mensen, die u tentoonstelling bezoeken, van buitenstaanders en vreemdelingen, hebt ge u volk door allerlei vernederingen en judasserijen op de vlucht gejaagd en het zo ver gedreven dat de mensen niet meer komen naar u tentoonstelling of er niets meer verteren.
Als 50.000 Vlamingen naar Gent willen komen, vind men een burgemeester om ze smadelijk te verdrijven, dezelfde burgemeester die plat op zijne buik gaat liggen als hij het tippeken van de neus van ene vulgarisateur ontwaart.
t’Is letterlijk of ze het voor een weddenschap doen en alsof ze naar middelen zoeken om hun eigen onderneming , hun eigen stadsgenoten te benadelen. Ze zijn daarmee begonnen, één jaar voor de wereldtentoonstelling openging en zijn daar nu nog mee bezig. En in hun onmetelijke verwaandheid hebben ze nog de heilige overtuiging, dat de katholieken die klagen en de Vlamingen die jammeren, eenvoudige lastverkopers zijn, benijders van het schoon weer en onmogelijke mensen.
Als we nadenken hoe dat hier in Antwerpen ging, hoe niemand hier te klagen had, hoe de Vlaming zich hier thuis voelde, hoe zo min de katholiek of de liberaal hier een reden van aanstoot vond, hoe de talenkwestie hier buiten de zaak werd gehouden, hoe hier zakenmannen waren, dien tenslotte 11% aan de dragers van aandelen van de tentoonstelling betaalden, dan beginnen we letterlijk compassie te krijgen met die kleppers, die hier een Worldfair wilden inrichten en nog het verstand niet bezitten om een geitenexpositie in Zoetenaeye te doen gelukken.

 

Bronnen :

Het Volk : Onze bevolking miskennen en de oorzaak zijn dat ons volk, alhoewel de tentoonstelling bezoekend, er niet meer verteer dan het hoogst nodige wil doen.
Het Handelsblad 24 07 1913