De vernieuwing

Het Belfort en Lakenhalle

De spits van het Belfort is sinds lang het grote zorgenkind van dit monument. De reden daarvoor was dat het originele ontwerp uit de 14e eeuw nooit voltooid is geweest.
Tussen 1377 en 1380 bouwde men een voorlopige houten torenbekroning waarop in hetzelfde jaar de legendarische ‘Draak van Gent’ gehesen werd. Deze windwijzer, vervaardigd uit vergulde koperen platen, staat symbool voor de verdediging van de Gentse vrijheid.
In de loop der eeuwen werd de toren herhaaldelijk hersteld of totaal vernieuwd, telkens aangepast aan de wisselende tijdssmaak.
De neogotische gietijzeren kap die in 1851 ontworpen was door Louis Roelandt, was op het einde van de 19e eeuw dringend aan vervanging toe. De ‘zotskap’ verloor regelmatig onderdelen en vormde daardoor een permanent gevaar.
Bovendien was de gietijzeren kap onderhevig geworden aan corrosie waardoor het hele monument dreigde vernield te worden. In 1905 werd een commissie samengesteld waarin onder andere Armand Heins en Louis Cloquet zetelden om zich te buigen over de restauratie van de stadstoren.
Stadsarchitect Charles Van Rijsselberghe kreeg de opdracht en werd bijgestaan door zijn jonge collega Valentin Vaerwyck. Ze werkten beiden aan een voorstel dat een compromis moest vormen tussen de middeleeuwse en eigentijdse visie op het monument.
Van Rijsselberghe stelde de commissie een twintigtal projecten zonder succes voor, tot zijn medewerker Vaerwyck met een eigen voorstel voor de dag kwam dat wel enthousiast onthaald werd.
Er kon ook niet langer getreuzeld worden met de aanvaarding van een ontwerp, want de werkzaamheden moesten klaar zijn vóór de opening van de tentoonstelling.
Vaerwyck tekende een achthoekige klokketoren met forse, tot aan de hoogste gaanderij reikende hoektorens.
Op 10 februari 1911 werd zijn plan goedgekeurd en kon de moeizame afbraak van de gietijzeren kap beginnen.
Pas op 5 september 1911 kon de gemeenteraad het besluit nemen de feitelijke restauratie aan te vatten, die toegewezen werd aan de gebroeders Van Outrijve. Ze hadden slechts één jaar de tijd om de werken tot een goed einde te brengen.
Op 9 september werd de draak naar beneden gehaald en pas in februari 1912 konden de eigenlijke werken beginnen.
De Van Outrijves slaagden erin om op 8 januari 1913 de draak terug in de hoogte te hijsen en op 15 april, slechts enkele dagen voor de opening van de Wereldtentoonstelling, voltooiden ze de restauratiewerken