De decoratieve kunsten in de vitrine

In dit hoofdstuk wordt er nagegaan waar de decoratieve kunsten op de Expo-site te zien zijn en welke objecten er juist getoond worden. Zoals reeds vermeld, schenkt de pers vooral aandacht aan de populaire tentoonstelling over oude kunst in Vlaanderen, die doorgaat in het MSK. Het doel van deze tentoonstelling is faire connaître et admirer l’art flamand, honneur et gloire de la patrie.166 L’art flamand wordt evenwel beperkt tot sculptuur, textiel en boekverluchting, afkomstig uit het Scheldegebied en gemaakt in de periode vanaf de middeleeuwen tot het einde van de 18de eeuw. Daarnaast wordt ook het ambachtelijk, intellectueel, religieus en burgerlijk milieu waarin het kunstwerk ontstaan is en waarvan het doordrongen is, in de tentoonstelling in rekening gebracht. Daarom is de tentoonstelling opgedeeld in twee delen. Het eerste deel, le Milieu et la Vie dans les Flandres, geeft aan de hand van plannen, panorama’s en stadsgezichten de bezoeker een idee hoe de Schelderegio er uit zag. Daarnaast wordt ook getoond hoe men vroeger leefde door de belangrijkste aspecten van het publieke, corporatieve, intellectuele, religieuze en het private leven aan de hand van objecten in afzonderlijke zalen te reconstrueren. L’Art et les industries d’Art, toegewijd aan de kunsten en de kunstnijverheden, vormt het tweede deel van de tentoonstelling. Naast sculptuur, tapijtkunst, boekverluchting en borduurwerk, komen ook ‘meer bescheiden objecten’ van de Vlaamse kunstnijverheid aan bod, zoals damast, kant- en zilverwerk en numismatiek. In totaal worden er bijna 2.600 objecten getoond die, althans volgens Walter Crane, aan de bezoeker duidelijk maken dat er niets in het leven is dat niet verrijkt is door kunst.167
 
In dit hoofdstuk komt de focus op de eigentijdse decoratieve kunsten te liggen die, volgens het congres, echter te vaak teruggrijpen naar hun historische pendanten.168 Om in kaart te brengen waar deze kunsten getoond worden, wordt de ‘algemeene klasse-indeling’ als leidraad gebruikt. Zoals op elke Wereldtentoonstelling de gewoonte is, worden ook hier alle tentoongestelde producten gegroepeerd in klassen om de overzichtelijkheid te bewaren. Zo gesubsidieerd.161 Dutry’s oproep voor een democratisering van de decoratieve kunsten krijgt hierdoor (eindelijk) gestalte. Verder kent het enige Belgische museum dat volledig aan de decoratieve kunst gewijd is, het Museum voor Sierkunst Gent (het huidige Design museum Gent), haar oorsprong in het begin van de 20e eeuw (wat evenwel relatief laat is tegenover landen zoals Engeland en Frankrijk).162 Het museum is opgericht door de Union des Arts Industriels et Décoratifs, een vereniging van Gentse industriëlen en kunstliefhebbers die in 1903 is ontstaan. Deze vereniging heeft slechts één doel, namelijk het aanleggen van een collectie van oude en moderne objecten met een artistiek karakter. Deze objecten dienen als modellen voor kunstnijverheidsscholen, maar ook voor kunstnijveraars en vakmannen, zodat zij een artistiek cachet aan hun huidige productie kunnen geven. Om het onderricht verder te bevorderen is er ook een bibliotheek aan het museum gekoppeld. Daarnaast zijn zowel de bibliotheek als het museum gratis toegankelijk voor het publiek, zodat de tentoongestelde objecten als een gids kunnen dienen om de eigen woning in te richten. In de catalogus van de collectie uit 1909 zijn er nog nauwelijks eigentijdse objecten terug te vinden, maar dit verandert door toedoen van Leon Leirens (1852-1931), die van 1913 tot 1931 algemeen voorzitter van de Union en voorzitter van de aankoopcommissie is. Zo zijn er diverse hedendaagse decoratieve stukken op de Gentse Wereldtentoonstelling aangekocht: onder andere keramiek, brons- en lederwerk van Belgische vrouwelijke decorateurs, keramiek uit het paviljoen van Groot-Brittannië, glaswerk van Lalique en Daum uit de Franse sectie, Deens aardewerk en verder nog objecten uit Perzië, Duitsland, Oostenrijk, India, Japan en China. Deze objecten worden in een encyclopedische en thematische permanente opstelling aan het publiek getoond. Vanaf 1925 worden er ook tijdelijke tentoonstellingen ingericht.163 Tot slot is ook de auteursrechtelijke bescherming van de tentoongestelde decoratieve objecten van belang. Zoals in de voordracht van A. Vaunois duidelijk werd, garandeert de Conventie van Bern (1886) geen auteursrechtelijke bescherming van de toegepaste kunsten. In België is de wet op het auteursrecht van 1886 pas in 1935 uitgebreid met de wet ter bescherming van tekeningen en modellen. Hierin worden tekeningen en modellen ruim omschreven, zodat deze wet ook geldt voor de toegepaste kunsten.164

Zoals reeds gezegd, wordt er in België pas laat (na de Eerste Wereldoorlog) naar een antwoord gezocht op de crisis in de decoratieve kunsten, terwijl andere landen (zoals Duitsland, Groot-Brittannië en Frankrijk) hier reeds vroeger op gereageerd hebben. Of en in welke mate er al een evolutie (weg van de historiserende objecten naar een nieuwe, moderne vormgeving) in de decoratieve kunsten op de Gentse Wereldtentoonstelling te zien is, komt in het volgend hoofdstuk aan bod. Hier wordt eerst nagegaan waar de moderne decoratieve kunsten tentoon gesteld worden: in het paviljoen voor schone kunsten, in een afzonderlijke ruimte in de afdelingen waar de nationale producenten tentoonstellen of in een eigen paviljoen.165 Vervolgens worden de stilistische kenmerken van de tentoongestelde objecten geanalyseerd, alvorens de stand van de decoratieve kunsten op de Expo van 1913 bepaald kan worden 

Tekst : De decoratieve kunsten op de Wereldtentoonstelling van Gent in 1913 : Eline Stoop

Bronvermelding :

158  Adriaenssens et al., Art Nouveau en Design, 116; Ingelaere, Adriaenssens, De Meyer, et al., Modernisme, Art Deco, 157.
159 Marius Renard, Quelques observations au sujet de l’organisation de l’enseignement professionnel artistique et technique (Brussel: Les cahiers de Savoir et Beauté, 193?), 12, 17; Thomas Föhl, Sabine Walter, en Werner Adriaenssens, Henry van de Velde: Passie, Functie, Schoonheid (Tielt: Lannoo, 2013), 25; Adriaenssens, “Wenen-Brussel: realiteit of mythe? De invloed van de Wiener Werkstätte op de Belgische interieurkunsten,” 43; Adriaenssens, et al., Art Nouveau en Design, 114.
160 Adriaenssens et al., Art Nouveau en Design, 111, 116, 118; Ingelaere, Adriaenssens, De Meyer, et al., Modernisme, Art Deco, 157. 
161 Adriaenssens et al., Art Nouveau en Design, 114.
162 In Engeland was reeds in 1852, na het succes van de eerste Wereldtentoonstelling, een museum voor decoratieve kunst opgericht: het Museum South Kensington (het huidige V&A Museum in Londen). Twaalf jaar later, in 1864, volgt Frankrijk met de oprichting van een museum en een bibliotheek door de l’Union Centrale des beaux-arts appliqués à l’industrie (het huidige Musée des Arts Décoratifs in Parijs). Uit: Lieven Daenens, “Museum voor Sierkunst Gent,” OKV 31, nr. 4 (1993): 123; “A brief history of the museum,” laatst geraadpleegd op 1 juli 2016, http://www.vam.ac.uk/content/articles/a/a-brief-history-of-the-museum/.; “Les origines: l’Union Centrale des beaux-arts appliqués à l’industrie,” laatst geraadpleegd op 1 juli 2016, http://www.lesartsdecoratifs.fr/francais/qui-sommes-nous/les-arts-decoratifs-depuis-1864/les-origines-l-unioncentrale-des-beaux-arts-appliques-a-l-industrie/.
163 Daenens, “Museum voor Sierkunst Gent,” 123-125, 129-130; “Geschiedenis,” laatst geraadpleegd op 1 juli 2016, http://www.designmuseumgent.be/collectie/geschiedenis.; Verslag van de Algemene vergadering van de Vereeniging van Nijverheids en Decoratieve Kunst – stad Gent, 7 december 1913, Nr. Br. 5416, Parijs: bibliothèque des Arts Décoratifs.
164 Adriaenssens et al., Art Nouveau en Design, 111; K.B. nr. 91 houdende regeling van de maatregelen betreffende de bescherming van de nijverheidstekeningen en -modellen – 29 januari 1935.
165 Cf. de voordracht van G. Grandigneaux.