Feest en Floraliënhal

In opdracht voor de Koninklijke Maatschappij voor Plant- en Hofbouwkunde werd een paleis voor Horticultuur, later gekend als het Floraliënpaleis in 1911 ontworpen door Oscar Van de Voorde.

De voorgeschiedenis

21 april 1911
In plaats van een paleis in hout en staff, dat insgelijks veel geld kost, onderhandelt het Algemeen Bestuur met het gemeentebestuur over de oprichting van een duurzaam gebouw op de grote koer van de citadel.
De hoofdgevel in witte steen zal verrijzen op de plaats waar in 1899 de bres werd gemaakt die toegang gaf tot de citadel tijdens de Provinciale Tentoonstelling. Het middendeel zal bestaan uit een zuilengalerij en een vierkante zaal. Een brede trap zal er langs buiten heen leiden. Op de hoeken komen twee torens.
Het gelijkvloers zal ter hoogte komen van de vestingsgordel, die zal herschapen worden in wandeltuinen die uitgeven op het restaurant van de feestzaal.
De zalen en de afhankelijkheden van de spijshuizen zullen op de eerste verdieping gelegen zijn. Het gelijkvloers zal dienen tot drinkzalen.
De achtergrond van de grote zaal zal palen aan de wintertuin van 5000 m² en desnoods kunnen veranderd worden in een toneel, met machines voor de vertoningen.
Het Feestpaleis zal een lengte hebben van 300 meter, een breedte van 165 meter en een totale oppervlakte van 10 000 m². De grote hal met glazen dak en de warme broeikassen zullen er aan palen. Ieder restaurant zal 72 meter lang zijn. Boven de restaurants komen vier torens van 25 meter hoogte.
Het grootste deel van het park zal ingelijfd worden bij de tentoonstelling en voorbehouden zijn aan de aantrekkelijkheden. Er zullen ingangen zijn op de Citadellaan achter de fontein de Kerchove, aan het uiteinde van de Leopoldlaan nabij het speelplein en aan de Heuvelpoort.
Aangezien het park met de eigenlijke tentoonstelling verbonden wordt door de nieuwe laan van de gewezen Belvédère naar de Krijgslaan, zal tussen de Fortlaan en de Parklaan een openbare voetgangersbrug over de dreef worden gelegd.

2 mei 1911
Wij ontvingen een lezersbrief aangaande de citadel van het park.

De aankoop door de stad van de kazerne van de citadel om de grond bij het park in te lijven, was sedert lange jaren gewenst, maar helderziende geesten zoals hoogleraars en kunstenaars oordeelden er gans anders over en daarom moesten de kloekgebouwde lokalen behouden en veranderd worden in een wandelterras, dat het park zou beheersen. Op de koer kon een fraaie tuin worden aangelegd, waardig aan de Stad der bloemen.”
Maar de voorstanders van de afbraak verschenen met zekere plans, onder voorwendsel het park te vergroten, dat reeds aanzienlijk verminderd was geworden door de innemingen van grond voor de kruidtuin en het Museum van Schone Kunsten.

Op 7 februari bood het Inrichtend Comiteit het plan aan voor het bouwen van een overgrote hal op de koer. Voorlopig? Neen, want in april werd door onze bestuurders verklaard dat, gezien het verschil in kosten voor een voorlopig en een bestendig gebouw gering is, beslist werd een reeks grote zalen te bouwen, die bepaald het grootste gedeelte van de gewezen citadel zullen beslaan.
Wordt het park niet vergroot, dan zullen de bezoekers toch kunnen wandelen rond de zes torens van het nieuwe Feestpaleis dat ons park zal ontsieren!
Mundus vult decipi. De wereld wil bedrogen zijn!…”

10 mei 1911
Een tweede lezersbrief over het Feestpaleis heeft ons bereikt.

“Ik betwist de noodzakelijkheid niet van een Feestpaleis te hebben, maar er kan geen goede reden ingeroepen worden om het in het park op te richten,zelfs niet als men aanvoert dat het is om een herinnering te vereeuwigen die het Inrichtend Comiteit aan de stad zou schenken.
Waartoe zal het gebruikt worden als het voor het publiek niet gesloten blijft?
Buiten enkele bijzondere tentoonstellingen zullen de overgrote hallen maar weinig voordelen opleveren voor onze stadsgenoten, welke thans fier zijn op hun Volkspark en de zalen van de Casino aan de Coupure. Door het nieuwe paleis onttroond, zullen die door het publiek worden verlaten, zoals weleer geschiedde met de bloeiende dierentuin…”

22 mei 1911
De Officiële Dekenbond van Gent heeft een protestatie gestemd aan het schepencollege, tegen het bouwen van een Feestpaleis buiten de stad.
“Volgens lopende geruchten zouden de voorstanders van een feestzaal buiten het centrum van de stad thans alle pogingen in het werk stellen om hun ontwerp tot stand te zien komen en aldus als het ware bij verrassing een beslissing uitlokken, waarop naderhand niet meer kan worden teruggekeerd.
Meer en meer wordt de neiging bespeurd om de stad in twee gebieden te verdelen.
Terwijl het oude, historische Gent aan zijn lot overgelaten wordt, schijnen al de pogingen zich te verenigen om een zogenaamd aristocratisch gedeelte tot stand te brengen, waar al de inrichtingen verenigd worden van weelde en vermaak, alsook al de monumenten welke aan kunst en wetenschap zijn gewijd. Zoiets nastreven is ondemocratisch, een vernedering voor de misdeelden van het fortuin en werkt nadelig op de volksbeschaving.
De Korenmarkt wordt beschouwd als de grens van het rijke gedeelte en alles wat voorbij deze plaats ligt schijnt gedoemd tot de ondergang.
Terwijl in de stad een geschikte plaats wordt aangewezen om er een feestzaal op te richten, zorgen de voorstanders van de klassenafzondering er voor, deze te doen verrijzen in het park. Geen enkele geldige reden kunnen zij aanvoeren om het handeldrijvende gedeelte te beroven van de voordelen die uit de nabijheid van een dergelijke inrichting zouden voortvloeien, ook niet waarom de werkende bevolking, die toch ook recht heeft op kunstgenot, zal gedwongen worden het feestlokaal te gaan zoeken op een half uur afstand van het middelpunt van de stad.
Bovendien zou het oprichten van de feestzaal op de Korenmarkt de gelegenheid verschaffen, de vuile, ellendige krotten te doen verdwijnen die nu nog bestaan in de onmiddellijke nabijheid van de Veldstraat, de voornaamste straat van de stad en alzo een einde stellen aan de walgelijke tonelen die daar plaatsgrijpen onder de ogen van de kinderen en onvolwassenen. Het ware de verwezenlijking van een reiniging onder moreel en hygiënisch oogpunt.”
Namens de Dekenbond: Cassiers, voorzitter, De Cuyper, hoofdbaljuw.

14 juni 1911
De drie Algemene Bestuurders hebben over het belangrijk vraagstuk van het Feestpaleis aan het schepencollege een nota doen toekomen.
Het Uitvoerend Comiteit moet de oprichting onderzoeken van een grote serre en een oranjerie, bestemd voor de hofbouwtentoonstelling en deze van bloemen en planten die een overgrote plaats zullen innemen in onze Wereldfoor.
Grote zalen met de onmisbare afhankelijkheden moeten daartoe worden uitgerust.
De heer Van de Voorde, hoofdbouwmeester, werd gelast met het opmaken van de plans. Ze werden samen met de maatschappij van de Casino bestudeerd.
De plaats die als vanzelf werd aangeduid is het terrein dat vroeger werd gebruikt door de kazerne van de citadel, gelegen in het midden van het park.
Wanneer de plans tentoongesteld werden, was men het er in het Uitvoerend Comiteit, de vergadering van de aandeelhouders en bij het publiek volkomen over eens, dit gebouw in duurzame materialen te zien oprichten. Het ontwerp werd in die zin gewijzigd.
Volgens het vertoog spreekt het vanzelf dat de vestingen en kazematten van de citadel van geen nut zijn voor het nieuwe gebouw en moeten afgebroken worden.
Het park kan aldus aanzienlijk worden vergroot en de tuinen die zich tot aan het Feestpaleis uitstrekken zullen met de bestaande beplantingen worden verbonden.
Het ontwerp beantwoordt aan een wezenlijke behoefte. De stad zal immers grote hulpmiddelen vinden in de verpachting van drinkzalen, spijshuizen en verschillende lokalen aan bijzondere maatschappijen.

17 juni 1911
We weten dat de plaats voor de eerste grote hal reeds is afgebakend. Nu is ook al het nodige ijzer en hout ter plaatse gebracht, zodat men weldra aan de oprichting zal kunnen beginnen.
In dit vooruitzicht heeft men op verschillende plaatsen plankjes geplaatst met het opschrift Verboden op de werken te gaan. Ze zijn ongelukkig alleen in het Frans. Zou men er ook geen Vlaamse opschriften kunnen plaatsen of mogen de Vlamingen wel de terreinen betreden?

20 juni 1911
In de zitting van de stedelijke raad deed de heer Coppieters verslag over het Feestpaleis. De stad zou voor 500 000 frank tussenkomen bij het gebouw in duurzame materialen. Het overige miljoen zal door de staat en de Naamloze Maatschappij der Tentoonstelling worden gewaarborgd. Na de tentoonstelling komt het lokaal de stad Gent toe.
Een lid van de vergadering drukte zijn spijt uit dat er geen Vlaams verslag over deze belangrijke kwestie werd ingediend. De heer Siffer, dienstdoende burgemeester, verhelderde dat het Vlaams verslag gemaakt wordt, maar de tijd hiertoe nog ontbrak. De besluiten werden aangenomen.

22 juli 1911
Voor het bouwen van het Feestpaleis worden de vestingsmuren van de gewezen citadel grotendeels afgebroken. De steenbrokken zullen overigens uitstekend van pas komen voor de grondwerken van het nieuw gebouw.

26 december 1911
Men zal bij het bouwen van het Feestpaleis een nieuwe werkwijze beproeven om voort te kunnen werken, zelfs als de temperatuur 25 graden onder nul aanwijst.
Daartoe wordt bij de mortel een bijzondere stof gevoegd, vermengd met een soort zout. Bij de eerste vorst zal de proef genomen worden. De ondernemers zullen die zeker met grote belangstelling volgen. Het stelsel zou overigens reeds in Canada met goed gevolg toegepast zijn.
De vijfjaarlijkse floraliën hadden ervoor plaats in het casino-feestpaleis aan de Coupure, een bijna palladiaans meesterwerk naar de hand van architect Louis Roelandt. De manifestatie groeide uit haar kleren en rond de eeuwwisseling had de maatschappij plannen voor een nieuwe hal, terwijl de Stad Gent een grote ruimte zocht voor sportieve en culturele manifestaties tijdens de wereldtentoonstelling.
Oscar Van de Voorde stelde twee ontwerpen voor :  een tijdelijke hal en een duurder polyvalent en blijvend gebouw dat tevens dienst zou doen voor de floraliën. Stad Gent legde bij voor de tweede optie.

Een grote koude serre van 13.000 m² werd gecombineerd met een warme serre van 6000 m². de 170 m lange, koude serre word in de 60 m breedte opgedeeld in drie beuken, waarvan de middelste overwelfd word door een driescharnierspant. Zie foto hier links

Op het einde van de tweede wereldoorlog staken de Duitsers de Casino Royal en het Restaurant Azalea van het feest en floraliënpaleis in brand.

Collectie SAG Itemnr SCMS_FO_4475 ​

 

 

 

 

 

 

 

Tijdens het afbreken van de ovalen kopstukken, het restaurant Azalea en het Casino Royal, werd ook de promenade afgebroken. Deze promenade werd bovenop de nog bestaande kazematten aangelegd en ook deze kazematten werden volledig weggebroken.

De weg te breken promenade met de kazematten in het rood aangeduid

Zicht vanop de promenade, deze liep even hoog als de eerste verdieping van de beide restaurants

De trappen naar de promenade aan het restaurant Azalea

zicht op de promenade vanop het Royal casino

In deze kazematten tussen het Royal casino en het Feestpaleis waren ook de steenkoolmijnen ingericht tijdens de wereldtentoonstelling. Onderstaande foto toont deze kazematten, getrokken tussen de floralienhal en de promenade.

Zie de houten afsluitingen in het rood aangeduid.  Foto genomen aan het restaurant Azalea

Exclusief de nooit eerder vrijgegeven foto’s van de sloop van deze kazematten in 1949. Met dank aan de Stad Gent .

Tussen 1949 en 1952 werden de ovalen koppaviljoenen vervangen door de  huidige gebouwen, het SMAK huist in het ene , de andere werd het Casino genoemd.

Collectie SAG

In 1951 werd het kwetsbaar nokgedeelte vervangen door een trapvormig dak.

Collectie SAG

Links en rechts van het Kuipke bevinden nog de enige originele muren van de originele floraliënhal.


Was het floralienpaleis, het koloniaal station van Katanga? U leest het hier
Fotopagina Floraliënhal